Het boek van de gezaghebbende Amerikaanse journalist Bob Woodward over de huidige gang van zaken in het Witte Huis moet nog verschijnen, maar er is in de VS al een waar moddergevecht uitgebroken. Op grond van de uitgelekte delen zitten veel Amerikanen met de vraag: wat is waarheid?
Voor president Trump is het antwoord helder. Het boek ”Fear” van Woodward is „bedrog van het publiek” en de citaten daarin vormen „gefabriceerde fraude.”
Zoals heel vaak gaf de president zijn commentaar via Twitter. Dat medium staat in ieder geval garant voor duidelijkheid; genuanceerde reacties passen niet in 140 tekens. Hij noemde het boek in een tweet „saai en onwaar.” Zonder overigens ook maar een letter erin gelezen te hebben.
Wie zich in de president verplaatst, kan wel begrijpen dat hij ontstemd, of beter: woedend is. De situatietekening die Woodward van het Witte Huis geeft, is bepaald niet vleiend voor Trump. Een paar grove penseelstreken.
De president zou volgens zijn medewerkers intellectueel en psychisch totaal ongeschikt zijn om het land te besturen. Woodward schrijft dat stafchef Kelley heeft gezegd: „Hij is een idioot. Het is ondoenlijk om hem te overtuigen van wat dan ook. Hij is ontspoord. We zijn in Crazytown.” En minister Mattis van Defensie zei dat Trumps gedrag en begripsvermogen overeenkomen met dat van een 10- of 11-jarige – niet meer dus dan van een leerling van de basisschool.
Trump heeft verder een schromelijk gebrek aan kennis. Woodward weet te vertellen dat de president tijdens een briefing over spionagewerk in Noord-Korea aan de defensieminister vraagt waarom Amerika überhaupt actief is in dat gebied. De bewindsman moet hem uitleggen dat dit nodig is om een derde wereldoorlog te voorkomen.
Medewerkers van Trump hebben tegen de auteur gezegd dat ze –buiten het zicht van de president– vooral druk zijn met het beschermen van de Amerikaanse belangen en veiligheid tegen de strapatsen van de president. Woodward noemt twee sprekende voorbeelden.
Woedend telefoontje
Gary Cohn, de inmiddels opgestapte economisch adviseur van het Witte Huis, haalde een voorstel om de VS uit de Noord-Amerikaanse vrijhandelsovereenkomst Nafta en uit een handelsverdrag met Zuid-Korea terug te trekken van Trumps bureau. Het plan was op aandringen van Trump opgesteld. Maar toen de papieren verdwenen waren, vergat Trump het plan en kwam hij er niet meer op terug.
Nog sprekender is Trumps felle uitval als de Syrische leider Assad in april 2017 chemische wapens inzet tegen zijn eigen burgers. De president belde zijn minister van Defensie, James Mattis, en riep: „Laten we hem (…) doodmaken! (…) We vallen erbinnen. Laten we de hele (…) bende doodmaken.” Op Trumps woedende telefoontje over Assad reageerde Mattis instemmend. Maar nadat hij had opgehangen, zei hij: „Dat gaan we dus mooi helemaal niet doen.” Er volgde een vergeldingsaanval van zeer beperkte omvang.
Woodward schrijft dat de sfeer en de agenda in het Witte Huis in belangrijke mate worden bepaald door de zorg over het onderzoek van speciaal aanklager Mueller naar de vermeende Russische inmenging in de Amerikaanse verkiezingen. De meeste medewerkers hebben de overtuiging dat dit niet goed uitpakt. Trump neemt, zoals algemeen bekend is, het zijn minister van Justitie bijzonder kwalijk dat hij dit onderzoek niet stopt. Volgens de schrijver van het boek zou de president zich meer dan eens laatdunkend over Sessions hebben uitgelaten. Zo zou hij de minister „een achterlijke idioot” hebben genoemd en „een stomme zuiderling.”
Oranje pak
Medewerkers hebben ook de zorg dat Trump zich in een gesprek met Mueller verder in de nesten zal werken. Tegelijk heeft de president meer dan eens aangegeven daar best toe bereid te zijn en te denken het er wel goed van af te brengen. Zijn toenmalige persoonlijke advocaat, John Dowd, geloofde daar niets van. In een oefenverhoor met Trump toonde hij aan dat de president bij scherpe vragen al snel zijn toevlucht koos tot liegen en daarmee strafbaar zou zijn. Even was Trump bereid van een ontmoeting met Mueller af te zien. Maar kort daarop overwoog hij weer te getuigen. Toen stelde Dowd de president de keus: een mondeling verhoor met Mueller weigeren of een oranje pak (gevangeniskleding) aan. „Kies maar.”
Bij veel medewerkers zijn volgens Woodward de ogen voor Trumps gedrag opengegaan naar aanleiding van zijn reactie op de rellen, vorig jaar, in de stad Charlottesville. In een eerste toespraak gaf de president beide partijen de schuld: de blanke suprematisten en de niet-blanke actievoerders. Toen dat heel slecht viel bij het publiek, hield hij op advies van zijn medewerkers een tweede redevoering, waarin hij de rechtse radicalen en blanke racisten de schuld gaf. Direct na afloop zei Trump echter tegen zijn medewerkers dat die tweede toespraak zijn grootste fout was. Hij vond en vindt dat je nooit op fouten moet terugkomen, want dat zou slecht voor je imago zijn. De medewerker die de tweede rede voor hem had geschreven, Rob Porter, werd subiet de laan uitgestuurd.
Wie deze houtskoolschets van de cultuur in het Witte Huis van Trump beschouwt, snapt helemaal dat de president woedend is. Een grote leugen, zo betitelt hij het boek.
Dat heeft Trump ook geroepen bij voorgaande publicaties, zoals ”Vuur en woede” van journalist Michael Wolff, ”Loyaliteit” van FBI-baas James Comey of recent de herinneringen van voormalig stafmedewerkster Omarosa Manigault Newman. Ook dat waren bepaald geen bundelingen van lofredes en complimenten. Ook toen toonde Trump zich toornig.
Het verschil met de voorgaande publicaties is dat er best wat viel af te dingen op de objectiviteit van die auteurs. Zowel Comey als Omarosa was door Trump ontslagen. Logisch dat ze dan vooral de schaduwzijden van hun voormalige baas benadrukten. En de aanpak die Wolff had gekozen, was ook niet onomstreden. Het was voor Trump en zijn woordvoerders betrekkelijk gemakkelijk om hun kritiek op deze publicaties te spuien.
Groot gezag
Bij Bob Woodward zal het minder gemakkelijk zijn om zijn boek weg te zetten als een grote leugen. Woodward heeft in Amerika groot gezag. Hij was het die samen met Carl Bernstein het Watergateschandaal aan het licht bracht, waardoor president Nixon in 1974 zich gedwongen zag voortijdig af te treden. Ondanks hevige kritiek gedurende hun onderzoek bleven Woodward en Bernstein stug en schijnbaar onaangedaan doorgaan.
Hun werd partijdigheid en onzorgvuldigheid verweten. Achteraf moesten ook hun opposanten toegeven dat het journalistenduo heel secuur en voorzichtig te werk was gegaan. Woodward staat bekend als een man die alles dubbelcheckt, in gesprekken blijft doorvragen –op het irritante af– en alles archiveert. Zijn gezag als journalist is al decennia onbetwist.
Toch zeggen verschillende bewindslieden en medewerkers van Trump dat de citaten die Woodward hun in de mond legt onjuist zijn, onzorgvuldig weergegeven of –erger– verzonnen. De stafchef van Trump, John Kelly, ontkent dat hij de president een idioot heeft genoemd. „Het idee dat ik de president ooit een idioot heb genoemd, is niet waar. Het is eigenlijk het tegenovergestelde. We hebben een enorm goede band”, staat in de verklaring van Kelly. Minister van Defensie James Mattis ontkent ook dat hij gezegd heeft dat Trump het inzicht van een basisscholier heeft.
De vraag is of deze ontkenningen kloppen. In de eerste plaats valt op dat ze vooral worden gedaan door mensen die nog in dienst van de president zijn. Medewerkers die vertrokken, ontkennen niets. Het tweede is dat Ari Fleischer, een vooraanstaande Republikein en supporter van Trump, zegt dat Woodward van hem citaten heeft opgenomen die hij niet leuk vindt, maar die wel kloppen. „Woodward verzint nooit iets en is altijd recht door zee.”
Het meest lastige voor mensen als Kelly en Mattis is wel dat Woodward, anders dan de drie eerdere schrijvers over Trump, alle (telefoon)gesprekken op de band heeft opgenomen. Hij beweert voor elke opgeschreven zin bewijs in huis te hebben. Insiders weten dat hij dit niet zomaar zegt.
Geweigerd
In ieder geval weet Trump inmiddels zelf wat dit betekent. Woodward liet dinsdag in The Washington Post een telefoongesprek met de president afdrukken. Dit om te voorkomen dat de president rond zou gaan bazuinen dat Woodward hem niet de gelegenheid had gegeven om te reageren. Zeker zes keer had de journalist het Witte Huis gevraagd om een interview met Trump. Keer op keer werd dat geweigerd. Half augustus belde de president zelf echter Woodward om te vragen waarom hij niet de gelegenheid had gekregen om zijn visie te geven. Trump zei dat hij dat graag had gedaan en dat hij niets wist van die verzoeken. Totdat hij halverwege het gesprek moest toegeven dat er ten minste één man was geweest die met hem had gesproken over een interview met Woodward…