Samuel Serlui: Er zal nooit écht vrede komen
Hij laat een stel vergeelde kranten uit 1948 zien. Op de voorpagina van het dagblad van 16 mei staat met grote letters dat David Ben Gurion de staat Israël heeft uitgeroepen. Samuel Serlui was er als klein kind in Palestina bij. „Israël was opgestaan; de profetie was vervuld.”
Serlui kwam al in 1944 naar Palestina. Hij was een van de gevangenen die vanuit concentratiekamp Bergen Belsen op het beroemde Transport 222 werden gesteld. In Turkije werden de 222 gevangenen geruild tegen Duitse tempeliers uit Palestina.
De eerste tijd verbleef hij in een kindertehuis. Daar zat hij aan de radio gekluisterd toen Dabid Ben Gurion op 14 mei 1948 de staat Israël uitriep. „We hebben gedanst!”
Toen de Onafhankelijkheidsoorlog direct daarna uitbrak, moesten de kinderen ook hun steentje bijdragen. „We hebben loopgraven gemaakt”, vertelt Serlui in zijn woning in Ashdod. „Ook waren er in het kinderdorp veel wapens verborgen.”
De oprichting van de staat Israël beschouwt de bejaarde rabbijn als „een wonder van de Almachtige.” Tegelijkertijd is hij sceptisch over een oplossing van de conflicten in de regio. „Er zal nooit écht vrede komen.”
Wat zeventig jaar voor hem betekent? „Er is een Joodse uitdrukking: alle zeven zijn aardig, maar tien keer zeven helemáál.”