Buitenland

In Polen en Hongarije denken ze bij vrijheid niet aan 1945

Wat is vrijheid toch heerlijk. Maar pas op: niet iedereen heeft 1945 als ijkpunt voor vrijheid. Voor Polen en Hongarije ligt dat in 1990. Voor de Europese Unie is dat verschil wel een probleem.

4 May 2018 17:35Gewijzigd op 17 November 2020 03:54
In West-Europa heet iedereen die afwijkt, populist. Foto: Viktor Orban. beeld AFP, Ferenc Isza
In West-Europa heet iedereen die afwijkt, populist. Foto: Viktor Orban. beeld AFP, Ferenc Isza

Een redacteur van het Duitse blad Der Spiegel liep een stukje op met Alexander Gauland, parlementslid van de AfD (Alternative für Deutschland, de Duitse PVV).

Een vader fietste met een paar kinderen voorbij, remde af en keerde om. „Bent u meneer Gauland?” vroeg hij. „Eerlijk gezegd maakt u me bang.” Bang? „Ja, nationalisme betekent oorlog.”

Met deze paar zinnen is veel gezegd. Achter iedere Duitser die rechts uit de boot hangt, doemt al gauw het spook van de Tweede Wereldoorlog op. Velen van ons zijn na 1945 met dit soort wijsheid opgegroeid. Zeker in Duitsland valt dat te begrijpen. De Duitsers weten zich verantwoordelijk voor die puinhoop van 1945.

„Dat nooit meer”, dachten de leiders tijdens de wederopbouw. En ze bouwden vervolgens de Europese Unie.

Op de bouwtekening van dat naoorlogse Europa zijn landsgrenzen met stippellijnen aangeven. Er wordt zo veel mogelijk met één munt betaald. En dat Europese leger blijft een ideaal dat regelmatig in debatten terugkeert.

Veel West-Europeanen die dezer dagen de vrijheid vieren, hebben –bewust of onbewust– de gedachte dat echte grenzen met controles een bedreiging van die vrijheid zijn. In 1945 zijn we van dat nationale denken bevrijd.

Dit is precies een van de redenen waarom de EU vaak schuurt met Israël. Want dat is een staat die is gebouwd voor dat ene volk, het Joodse, dat ook zijn grenzen vastbesloten verdedigt.

Probleem is dat de ‘nieuwe’ EU-lidstaten in Midden-Europa een heel ander gevoel van vrijheid hebben. Vanaf de Tweede Wereldoorlog tot 1990 zuchtten zij onder de druk van het communisme. Zeker in een land als Hongarije bestond vanouds een sterke nationale trots, maar meer dan veertig jaar lang mocht die niet worden geuit. Het communisme was bovennationaal en bedoeld voor de hele wereld.

Wat een bevrijding was het toen dat communisme wegviel! Landen en volken mochten de vlag weer uitsteken. Polen bloeide helemaal op, en de Fluwelen Revolutie zorgde ervoor dat Tsjechoslowakije kon worden gesplitst. In deze regio betekent vrijheid nog altijd: ruimte voor nationalisme.

Vermoedelijk heeft niemand hierover nagedacht toen deze landen zich na 1990 in de richting van de EU bewogen. Maar inmiddels is het duidelijk: in Polen, Hongarije, Tsjechië en Slowakije is het hip om patriot te zijn. Je kunt er overigens over twisten of dat allemaal tot goede dingen leidt.

De vraag is of we in West-Europa met dit verschil kunnen omgaan. Het valt me vaak op dat iedereen die niet op de West-Europese manier over nationaliteit en landsgrenzen denkt een veroordelende sticker krijgt opgeplakt: populist. Bouwt de Hongaarse premier Orban een stevig hek aan de grens met Servië (nota bene de EU-buitengrens), om migranten te keren? Populist! En u weet, de populist kan uitgroeien tot volksmenner, en de grootste volksmenner aller tijden was Adolf Hitler. Wie zou die terug willen?

Geen wonder dat veel mensen in Midden-Europa de EU beleven als een (nieuwe) kooi. Dat kan de bedoeling van de Unie niet zijn. Eerlijk gezegd denk ik dat we het woord populist wat minder snel moeten gebruiken, en wat langer moeten luisteren.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer