„Bij Petrus van Mastricht ademt het Woord”
De nadere reformator Petrus van Mastricht maakt in zijn boek ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid” gebruik van allerlei scholastieke onderscheidingen. Gelukkig maar, vindt J. N. Mouthaan. „Daardoor wil hij passend over de grootheid van God spreken.”
In het gebouw van de Gereformeerde Bijbelstichting in Leerdam werd woensdagavond het eerste deel van het boek ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid” van Van Mastricht (1630-1706) gepresenteerd. Stichting Gereformeerd Erfgoed is bezig het ongeveer 4500 pagina’s tellend werk van de Nederlandse theoloog opnieuw uit te geven in hedendaags Nederlands. Er verschijnen in totaal zes delen.
Al uit de inhoudsopgave van zijn boek blijkt welke theologische keuzes Van Mastricht maakte, aldus prof. dr. W. van Vlastuin, rector van het Hersteld Hervormd Seminarium in Amsterdam. „Als je Van Mastricht vergelijkt met bijvoorbeeld Calvijn, dan blijkt dat de reformator met de kennis van God begint. Van Mastricht steekt in met „wat men vooraf van de godgeleerdheid moet weten.””
Calvijn schreef meer over bijvoorbeeld het gebed, de rol van de overheid en de opstanding. Van Mastricht legde andere accenten, zoals de eigenschappen van God en het verbond. „Van Mastricht was geen directe leerling van Calvijn”, concludeerde de Amsterdamse hoogleraar.
Prof. Van Vlastuin vergeleek Van Mastricht vervolgens met de theologie van de gereformeerde orthodoxie. In navolging van Amesius (1576-1633) besteedde Van Mastricht veel aandacht aan de geloofsgehoorzaamheid. „De gehele geloofsleer staat in het kader van het geloof. Het geloof erkent Wie God is en wat Hij doet. Hoewel het verbond eenzijdig is in het ontstaan, bestaat het wel in tweevoudigheid. De mens is de andere partner in het verbond. Deze praktische kant van de nieuwe gehoorzaamheid krijgt uitvoerig gestalte in de dogmatiek van Van Mastricht.”
Het gaat hierbij niet alleen om een theologie waarin het verbond belangrijk is, aldus prof. Van Vlastuin. „Maar het verbond is structureel en leidend voor de theologie van Van Mastricht. Het is dus niet slechts een verbondstheologie, maar een theologie van het verbond. Hiermee wordt gezegd dat het verbond niet alleen een belangrijke plaats in zijn theologie had, maar het leidende principe van zijn theologie is geworden.”
Mouthaan, die meewerkte aan de uitgave van de ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid”, ging woensdag in op het nut van de scholastieke onderscheidingen die Van Mastricht in zijn werk gebruikte. „Scholastiek heeft alles te maken met onderscheiden en onderwijzen.”
Kenmerkend voor de scholastieke theologie is de vraag-en-antwoord-structuur. „Van Mastricht begint bijvoorbeeld met een vraag: „Hoort bij het zaligmakende geloof ook kennis?” Om een goed antwoord te geven, maakte hij onderscheidingen.”
Deze onderscheidingen zijn een tweede kenmerk van de scholastiek, aldus Mouthaan. „Een goede onderscheiding geeft inzicht in een zaak; ze verheldert dingen.”
De scholastieke theologie maakt daarnaast veel gebruik van de logica, van zuiver redeneren. „Deze theologie gaat er principieel van uit dat God het meest volmaakte Wezen is.”
Mouthaan wees erop dat de reformatoren veel kritiek hadden op de middeleeuwse scholastiek. „Ze wilden terug naar de Schrift als hoogste norm van leer en leven. Tegelijk hebben ze veel overgenomen uit de middeleeuwse theologie, bijvoorbeeld wat betreft de formulering van de Drie-eenheid. We doen er goed aan de scholastiek te zien als een verzameling van woorden en onderscheidingen die door verschillende groepen –gereformeerden, remonstranten, rooms-katholieken– werden gebruikt en die daar eigen keuzes in maakten.”
De waarde van de scholastieke theologie, aldus Mouthaan, „is dat we passend over de grootheid van God spreken.” Verder helpt scholastieke taal dogmatiek en exegese –de uitleg van Bijbelteksten– met elkaar te verbinden.
Onderscheidingen kunnen bovendien heel praktisch zijn, gericht op het zielenheil. „Van Mastricht laat door bepaalde onderscheidingen zien dat als je iets voor je eigen zaligheid doet, dat ook tot verheerlijking van God is.”
Daarmee is het werk Van Mastricht ook belangrijk voor de kerk van de 21e eeuw, stelde Mouthaan.
G. P. van Nieuw Amerongen, student aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten, was „meelezer” bij de uitgave van het boek ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid”. Hij was „diep, diep onder indruk” van het werk, zei hij woensdag.
Wat heeft het boek van Petrus van Mastricht theologiestudenten –voor wie het oorspronkelijk mede bedoeld was– te zeggen? Hij stelde bijvoorbeeld dat ze dienen te „horen, lezen, overdenken, bidden en strijden.”
De theologie van Petrus van Mastricht is van hoog niveau, aldus Van Nieuw Amerongen. „Maar deze theologie is geen opgeblazen geleerdheid. Van Mastricht is een docent die over je schouder meekijkt.”
Wat maakt Van Mastricht aantrekkelijk? „De benadering van het vakgebied. We noemen het boek een dogmatiek, maar ik weet niet of het dat echt is. Als Van Mastricht godgeleerdheid gaat definiëren, dan is spreekt hij over een leven voor God, door Christus.”
Omdat niet iedereen de theologiestudent is die Van Mastricht voor ogen had, zou Stichting Gereformeerd Erfgoed misschien een cursus voor gemeenteleden kunnen aanbieden, opperde Van Nieuw Amerongen. „Niet iedereen zou die zes delen kunnen doornemen.” Het boek bevat volgens hem „een schat aan toepassingen” die ambtsdragers en catecheten kunnen gebruiken.
Ds. A. Schot, voorzitter van Stichting Gereformeerd Erfgoed, zei in zijn openingswoord dat het project geen „hobby” van wat mensen is. „We geloven dat het een Bijbelse opdracht is om met deze dingen bezig te zijn.”
Hij verwees naar Hebreeën 13:7, waar staat: „Gedenkt uwer voorgangeren.” Deze woorden zijn volgens de predikant van de gereformeerde gemeente in Nunspeet een oproep, een opdracht. „De voorgangers zijn ons voorgegaan in Woord en leer. Als we hén vergeten, zou dat misschien niet zo erg zijn. Maar we zouden dan ook het Woord Gods vergeten. We vereren deze voorgangers niet, maar we willen hen wel in gedachtenis houden en dat het werk dat ze hebben nagelaten, onder ons bekend blijft. Dat hun leringen onthouden worden.”
Deze voorgangers spraken het Woord na, aldus ds. Schot. „Daarin ligt hun kracht. Ze verdwenen achter het Woord, en dat dwingt ontzag af.”
De predikant verwees naar de woorden van Petrus van Mastricht over de deugden van God. „Daar word je stil van; daar ademt het Woord.”
Toch is gedenken niet genoeg. „We zijn er niet door dit boek in de boekenkast te zetten. Het navolgen van het geloof van deze voorgangers is weer een stap verder. Het gaat dan om hun geloofsleer en geloofsleven. Wat heeft Van Mastricht daarin een praktisch voorbeeld gegeven. Zijn lijfspreuk was: „Als ik zwak ben, dan ben ik machtig.” Hadden we daar maar wat meer van.”
J. Koster van uitgeverij Gebr. Koster overhandigde de eerste exemplaren van het boek ”Theoretisch-praktische godgeleerdheid” aan ds. Schot en aan A. A. Roukens, secretaris van Stichting Gereformeerd Erfgoed.
Ds. J. A. Weststrate, predikant van de gereformeerde gemeente in Nederland in Elspeet, sloot de bijeenkomst af. „Wat is godzaligheid? Vol zijn van God, vol van de Heilige Geest. En wat is de praktijk van godzaligheid? Het leven dat uit de geloofsgemeenschap met Christus voortkomt, beoefend wordt. Zoals Simeon. Hij kreeg Christus in zijn armen. Hij mocht God vereren. ”
Zie ook:
Van Mastricht in nieuw jasje, Reformatorisch Dagblad (29-03-2018)