Wereldvoedseldag: hoe veel honger tussen de cijfers doorglipt
In 2016 hadden er 815 miljoen mensen honger, een stijging ten opzichte van de 777 miljoen een jaar eerder. Het zijn schokkende cijfers, die in de aanloop naar Wereldvoedseldag, maandag, weer volop de ronde doen. Maar hoe betrouwbaar zijn ze? Hoe komen ze tot stand? Vragen en antwoorden over de statistiek van honger.
Waarom merken we er zo weinig van dat een op de negen mensen wereldwijd honger lijdt?
Honger is voor ons een probleem van ver weg. „Als de honger niet zo zorgvuldig verdeeld zou zijn”, schrijft de Argentijnse journalist Martin Caparrós in zijn boek “Honger”, „zou een op de negen personen onvermijdelijk inhouden, mijn beste lezer, dat een van uw ooms of tantes daarbij zit, een paar collega’s, diverse vrienden uit uw jeugd of van school of van het voetbalteam, die magere dame twee rijen verder, of uzelf, wie zal het zeggen.”
Maar zo gelijkelijk is de honger niet verdeeld. Van de 815 miljoen hongerenden uit 2016 ‘leefden’ er 805 miljoen op het zuidelijk halfrond: in Azië 520 miljoen, in Afrika 243 miljoen en in Latijns-Amerika 42 miljoen. „Het is perfect geconcentreerd in de arme landen”, aldus Caparrós.
Van wie komen de cijfers over wereldwijde honger?
Van de Voedsel- en de Landbouworganisatie van de VN, de FAO. De in 1945 opgerichte organisatie heeft als doel de honger in de wereld te bestrijden.
In 2016 waren er meer mensen met honger dan in 2015, wat volgens de FAO voor het eerst in jaren een stijging betekende. Hoe kwam dat?
De FAO zoekt de verklaring in een aantal grote conflicten, zoals in Somalië, Zuid-Sudan en Jemen, in combinatie met droogte.
Waar is het cijfer van de FAO op gebaseerd?
Het is uiteraard onmogelijk om met een kladblokje alle dorpen en steden in Afrika en Azië af te gaan om hongerenden te turven. Dus wordt er per land gekeken naar factoren als de in- en uitvoer van levensmiddelen, economische problemen en sociale ongelijkheid. Op basis daarvan maken deskundigen vervolgens een inschatting van de vermoedelijke beschikbaarheid van voedsel per persoon. Of beter gezegd: de beschikbaarheid van calorieën, want dat is waar de FAO op let.
Hoe betrouwbaar zijn die cijfers?
De cijfers zijn niet in beton gegoten: het is statistiek. Verander je de methodiek, dan krijg je andere cijfers. De FAO herzag meermalen eerdere berekeningen, omdat de gebruikte statistische methode niet goed zou zijn geweest. Zo stelde de VN-organisatie in 1990 het aantal hongerenden in 1974 bij van 460 miljoen naar 941 miljoen: meer dan een verdubbeling. Het cijfer van 1990 (786 miljoen) kwam daarmee in een heel ander licht te staan. Op de langere termijn was er nu geen stijging meer van het aantal hongerlijders, maar van een afname.
Critici vinden het opmerkelijk dat met name het cijfer van 1990 voortdurend aan verandering onderhevig is. Het aantal hongerlijders in dat jaar steeg van 848 miljoen in 2011 via 1 miljard in 2012 naar 1,015 miljard in 2013. Laat 1990 nu het jaar zijn dat gekozen is als peildatum voor een van de millenniumdoelstellingen uit 2000: de halvering van het percentage hongerenden in de wereld. Hoe hoger het aantal hongerlijders in 1990, hoe eerder dat doel dus behaald is.
Wanneer heeft iemand eigenlijk honger?
De FAO meet structurele ondervoeding: een situatie waarin mensen ten minste een jaar lang niet kunnen voorzien in de dagelijkse energiebehoefte. Het criterium van de FAO is scherp: de behoefte is afgestemd op het zittend doorbrengen van een dag. Het aantal benodigde kilocalorieën per dag ligt dan gemiddeld op zo’n 1800, ofwel zo’n drie Big Macs.
Het luistert nauw welke criteria er gebruikt worden. Zelfs als de grens maar iets wordt oprekt, kunnen de cijfers ingrijpend veranderen. Het kan met andere woorden betekenen dat miljoenen mensen die nu als niet-hongerig worden aangemerkt, dan in het andere kamp belanden.
Volgens sommige wetenschappers moeten de criteria ook daadwerkelijk anders worden geformuleerd, omdat de meeste arme mensen zich een zittend leven allerminst kunnen veroorloven. Een bestuurder van een riksja in India heeft bijvoorbeeld ten minste 3000 of zelfs 4000 calorieën per dag nodig.
Als het criterium is dat mensen dagelijks in staat moeten zijn te werken, stijgt het aantal mensen dat te weinig voedsel krijgt, volgens de FAO tot tussen de 1,5 en de 2,5 miljard.
Zijn er ook andere criteria denkbaar om honger te meten dan de inname van het aantal calorieën?
Een dagelijks portie calorieën is van levensbelang, maar met deze graadmeter blijven mensen met een serieus tekort aan bijvoorbeeld basale vitaminen buiten beschouwing. Wie het criterium bij gezonde voeding legt, krijgt veel hogere cijfers van het aantal mensen met voedselgebrek. Volgens de FAO spreken we dan al snel over 2,1 miljard mensen.
Er is genoeg voedsel voor iedereen. Hoe komt het dat het nog altijd niet lukt iedereen te voeden?
Het probleem is politiek, zeggen veel critici. Caparrós spreekt in zijn boek van „de mislukking van een beschaving. De voortdurende, stuitende en schaamteloze mislukking van een beschaving.”
Caparrós, maar ook veel anderen, wijzen op mondiale voedselketens en handelsbelangen die een eerlijke verdeling frustreren. Duidelijk is dat het probleem zich maar niet laat oplossen met een flinke som geld.