We zijn in een tijd beland waarin het handgeschrevene iets ontroerends krijgt. Ik stond voor een plank met honingpotten en las in antiek schrift: linde, heide, klaver. De honing was afkomstig uit Junne, een heel oud buurtschapje bij Ommen. Meer heeft de verbeelding niet nodig.
Een bejaarde Junneger aan tafel, met op het pluchen kleed een piramide van honingpotjes waar de avondzon vloeibaar goud van maakt. Hij neemt een uit zuinigheid in drieën geknipt etiket en een pen en geeft de potjes namen. De lof van een bijenvolk, bezongen in bevende letters.
Satan houdt er niet van dat wij een pen gebruiken, zegt Ann Voskamp, een schrijvende boerin uit Ontario, Luther na. Maak dagelijks een lijst met dingen waar je dankbaar voor bent, opperde haar vriendin op een dag. Ga door tot je er duizend hebt, en kijk wat er met je gebeurt.
Het klinkt als een truc, maar dat was het voor Voskamp niet. Wanneer je als vierjarige je zusje hebt zien verongelukken, als angsten en minderwaardigheid een grauwe sluier over de rest van je leven hebben gelegd, werken succesformules niet meer. Dankbaarheid is ja zeggen tegen genade, zegt Voskamp. En genade stroomt altijd naar het laagste punt, daar waar je door al je eigen trucs bent heen gezakt en een gebroken mens werd. „De daad van het brengen van dankoffers aan God –zelfs voor het brood en de beker van wat het mij allemaal kost, voor kanker en kruisiging– dat is het wat de weg baant voor God om ons Zijn volle verlossing te schenken, verlossing van bittere, broze, boze levens en van alle zonde die ons van Hem vervreemdt.”
Met tegenzin begon Ann te noteren wat haar dankbaar stemde. De ochtendschaduw over de oude vloer. Het kraken van de eerste vorst. De klik van het deksel als de eigengemaakte jam opengaat. Het spelen van kind en poes in de zon. Verband en pijnbestrijding (want zoons kunnen zomaar hun hand in de ventilator steken). En het wonder dat ze niet meer voor mogelijk hield, kwam. Al schrijvend kwamen de lofprijzing en vreugde, ondanks het verleden en te midden van mais, (zieke) varkens en een half dozijn rumoerige kinderen. En de veiligheid – haar lijst werd een duizendvoudig bewijs van Gods niet-aflatende liefde voor schepselen, en voor Ann in het bijzonder.
Wie vreugdevol vakantie wil vieren maar niet weet hoe, zou het moeten proberen: de ogenzalf van Ann. Je hoeft er niet per se op uit. Alles wat je zien moet is al aanwezig op de plek waar je bent, of dat nu in de bergen of aan een ziekbed is. Zijn het niet juist de barsten in het leven waardoor Gods licht binnenkomt? Kijk goed. Die lieve gerimpelde hand, het achtergebleven zand in de koffer, de klaterende lach van je vriendin. Geef er dankbaar woorden aan. Oefen je zeer persoonlijke handschrift weer eens. Wedersta de duivel.