Cultuur & boeken
Kunst in de traditie van Calvijn​ en Kuyper

Het christendom is in het Westen de belangrijkste voedingsbodem van de kunst geweest. Dat gold ook voor het calvinisme, stelt kunstkenner Marleen Hengelaar-Rookmaaker. „Calvijn was niet kunstvijandig, al keerde hij zich tegen het onwettig gebruik van beelden.”

Klaas van der Zwaag
Marleen Hengelaar-Hengelaar. beeld Marleen Hengelaar-Rookmaker
Marleen Hengelaar-Hengelaar. beeld Marleen Hengelaar-Rookmaker

Zij redigeerde samen met de filosoof Roger Henderson een bundel over neocalvinistische perspectieven op esthetica, kunstgeschiedenis en kunsttheologie. De bundel brengt voor het eerst een verzameling van internationale kenners bijeen ten aanzien van de verhouding van kunst en schepping, de waarde van schoonheid en verbeelding, visie op christelijke en moderne kunst, de plaats van de kerk, de esthetica, de filosofische en theologische aspecten van de kunst (Calvin Seerveld, Nicholas Wolterstorff, Willem Meijer, Hans Rookmaaker, Gerardus van der Leeuw, Paul Tillich en vele anderen).

Scheppingsgave

Abraham Kuyper, de grondlegger van het neocalvinisme, ziet kunst als scheppingsgave die dient ter verheerlijking van God en tot vreugde van mensen. Volgens Kuyper is kunst een onherleidbare esthetische levenssfeer, een schatkist die erop wacht om geopend en uitgepakt te worden, waarbij de eenheid en schoonheid van het menselijk bestaan Gods heerlijkheid weerspiegelen. Hoewel kunst misbruikt kan worden, ziet Kuyper de kunstzinnige creativiteit als onderdeel van de oorspronkelijke goede schepping en als onderwerp van verlossing in Christus.

De reformatorische wijsgeer (en musicus) Herman Dooyeweerd werkt dit gedachtegoed uit. Een kunstwerk is een uitwendige belichaming van iets inwendigs, iets wat de kunstenaar in zijn verbeelding heeft gezien. In de lijn van Kuyper stelt hij dat de wereld van de kunst en esthetica gebaseerd is op goddelijke ordinanties, die wachten op ontsluiting en ontwikkeling. Terwijl Kuypers esthetica draait om ”glorie”, draait die van Dooyeweerd om ”harmonie”. Maar allebei onderstrepen zij het cruciale belang van eenheid, de goede ordening van de werkelijkheid.

Voor (neo)calvinisten maakt kunst deel uit van Gods goede schepping, maar deze is gebroken door de zondeval en moet weer hersteld worden in de verlossing. Neutrale kunst bestaat dus niet. Kunstenaars worden gedreven door hun levensbeschouwing. Dus komt het erop aan om Bijbelse perspectieven op kunst en cultuur te ontwikkelen.

De bundel steekt in bij Calvijn. Maar hij had het niet op beelden in de kerk en afbeeldingen van Jezus, zo lezen we.

Marleen Hengelaar: „Dat klopt, afbeeldingen in de kerk waren voor hem onwettig, evenals hij tegen het afbeelden van God en Jezus was. Zij deden geen recht aan Gods majesteit. Maar het is niet waar dat Calvijn beelden per definitie als afgoderij zag. Dat gold voor de afbeeldingen van Jezus, Maria en de heiligen in de kerken, maar niet voor de beeldende kunst in het algemeen. Hij zag kunst zelfs als een goede scheppingsgave van God. De rijke kunstproductie van de Nederlandse zeventiende eeuw heeft dan ook alles te maken met het calvinisme. Er was wel een duidelijk verschil tussen de wereldmijdende puriteinse cultuur van de Engelse, Schotse en Amerikaanse calvinisten en de levensstijl van de Nederlanders. In de zeventiende eeuw waren er strikte en vrije volgelingen van Calvijn.”

De auteurs pleiten er volgens Hengelaar voor dat Calvijns strenge houding ten opzichte van kunst in de kerk van een correctie wordt voorzien, „want geen gereformeerde kerkganger zal vandaag de dag nog een kunstwerk gaan aanbidden.” „Dat gevaar is verleden tijd. Inderdaad is er meer oog gekomen voor het eigen karakter en de eigen bijdrage van het beeld. Woorden en beelden vullen elkaar aan. Het beeld schildert voor ogen, maakt concreet, maakt de emotionele lading van iets zichtbaar en weet ons daarom vaak dieper aan te spreken dan het woord.”

De bundel staat in het teken van bezinning op de visie van Kuyper en het neocalvinisme op kunst. Kunst is een gave van Gods goede schepping die we moeten ontsluiten. Wat kan de bijdrage van deze traditie zijn in dit Kuyperjaar?

„Vooral dat we de kunst en de esthetische kant van het leven niet zoals nu vaak gebeurt op de laatste plaats laten komen. Het valt mij altijd op dat in christelijke bladen of bundels kunst altijd achterin staat, nog na de sport bij wijze van spreken. Alsof het een zaak van weinig belang is, een hobby voor een handjevol geïnteresseerden. Voor Kuyper mochten kunst, creativiteit, schoonheid en de esthetische sfeer volop meedoen als onmisbare onderdelen van het menselijk leven. Kunst met zijn vermogen om onze idealen en geloofswaarheden, protest en verdriet in beelden te vangen doet ertoe. Schoonheid doet ertoe.

De filosoof Calvin Seerveld gebruikt zelfs de term esthetische ongehoorzaamheid als we ons omringen met een lelijke leefwereld. Dat geldt ook voor onze kerkgebouwen. In dit verband is het opmerkelijk dat Kuyper zich bijvoorbeeld bezighield met het ontwerp en interieur van de Keizersgrachtkerk in Amsterdam en dat hij een voorstander was van gebrandschilderde ramen en muurschilderingen in kerken.”

Er is volgens u onder protestanten een nieuwe opbloei wat de waardering van kunst betreft. Maar volgens scribent Victoria Emily Jones leven sommige oude verdenkingen nog voort: kunst als afgoderij. De strijd is nog niet helemaal gestreden?

„Nee, dat klopt. Het hangt ervan af hoe je kijkt en waarnaar je kijkt. Is het glas halfleeg of halfvol? Er is aan de ene kant enorm veel gaande, vooral waar het kunst in de kerk en de kunsttheologie betreft. Er zijn ook heel veel gelovige kunstenaars actief, veel meer dan 50 jaar geleden en er is geen gebrek aan tentoonstellingen die hun werk tonen. Maar wat achterblijft is met name hoe de doorsnee protestantse gelovige erin staat. Voor de meesten is kunst nog een ver-van-hun-bedshow.”

Hengelaar startte tien jaar geleden een website over kunst en geloof (artway.eu), met als focus educatie en informatie. „Mensen moeten kunst leren begrijpen en leren kijken naar kunst. Pas als kunst kerkgangers persoonlijk iets gaat zeggen, kan ze werkelijk onder ons tot bloei komen. Binnen onze huizen en kerken, op het bredere christelijk erf, maar hopelijk ook daarbuiten, want het is niet de bedoeling dat we ons licht onder de korenmaat zetten.”

Uw vader Hans Rookmaaker wordt diverse keren met ere genoemd als calvinistisch kunsthistoricus. Sommige christenkunstenaars vonden zijn veroordeling van de moderne kunst als leeg en vaak antichristelijk echter te stellig. Hoe moeten we als christen, en zeker als calvinist, de moderne kunst typeren?

„Mijn vaders ideeën over moderne kunst waren genuanceerd. Zijn project in zijn boek ”Modern Art and the Death of a Culture” was om de lijn van neergang te laten zien die zich met de Verlichting inzette en die tot uiting kwam in de moderne kunst. Neergang in de zin van de reductie van de werkelijkheid en dood in de zin van het failliet van de grote verhalen van de westerse cultuur, waarvan het christendom de meest bepalende was.

De moderne kunstenaars verzetten zich ook tegen de leegheid van de rationalistische en technologische werkelijkheid, maar ze hadden ten diepste geen antwoord. Mijn vader huilde als het ware met hen mee. Het ging hem niet om een veroordeling van de moderne kunst, maar om begrip, en om christenen op te roepen onze cultuur niet aan haar lot over te laten.

”Modern Art and the Death of a Culture” bevat dus vooral een filosofische benadering van de moderne kunst, waarmee mijn vader de lijn van Groen van Prinsterer, Kuyper en met name Dooyeweerd doorzette en naar de kunst vertaalde. Maar in het boek zelf zegt hij meerdere malen dat dit niet alles is wat over moderne kunst te zeggen is. Hij had ook zeker waardering voor het vakmanschap van bijvoorbeeld Picasso. Hij onderkende de nieuwe mogelijkheden van de moderne stijlkenmerken, al had hij er ook zijn vragen bij. We moeten sowieso oppassen hem niet in het cultuurvijandige, wereldmijdende kamp te plaatsen, want dat was hem volkomen vreemd. Hij riep de mensen juist op om de moderne kunst te gaan bekijken en hij riep gelovige kunstenaars op om te zoeken naar een eigentijds eigen geluid.”

Boekgegevens

Kunst D.V. (Neo)calvinistische perspectieven op esthetica, kunstgeschiedenis en kunsttheologie, Marleen Hengelaar-Rookmaaker en Roger Henderson (red.); uitg. Buijten & Schipperheijn; 374 blz.; € 29,90.

„De Bijbel zit vol verbeelding”

De Bijbel zit vol verbeelding, stelt Calvin Seerveld in de bundel ”Kunst D.V”. „God schiep ons met verbeelding en wil dat wij mensen zelf ook gaan deelnemen aan de rijke creativiteit die God ons heeft toebedeeld.” Door de platoonse, Joodse (Talmoed) en de islamitische traditie is er een afwaardering van de verbeelding gekomen. Imaginair en fictie duidt op wat niet waar is of niet aanwezig is, terwijl juist kennis gefundeerd in de verbeelding ons begrip van Gods wereld kan verdiepen. Kunst geeft volgens scribent Adrienne Dengerink Chaplin een intensere ervaring en een verbeeldingsvol begrip van God via de zintuigen. Dit bewerkt een hernieuwde verwondering over de schoonheid van de wereld, maar ook een dieper inzicht in haar gebrokenheid en lijden. Het tweede gebod biedt geen algemeen verbod op afbeeldingen als zodanig, maar slechts op beelden als afgod. De Schrift biedt veel levendige en concrete beelden van God. „De echte vraag is: welk beeld of welke beelden hebben we van God?”

Herleving christelijke kunst

In de twintigste eeuw wordt de kloof tussen de christelijke gemeenschap en de wereld van de kunst steeds groter. Toonaangevende kunstenaars produceerden werken die steeds verder verwijderd lagen van een christelijke levensvisie. Roeland Koning (1898-1985) was in de eerste helft van de twintigste eeuw een van de weinige Nederlandse calvinistische kunstenaars, bekend onder meer van zijn Egmondse Vissersvrouwen (1927).

Toch was er volgens Hengelaar in de periode van 1945 tot 1970 een zekere opleving van het werk van gelovige kunstenaars, gezien de belangstelling voor kunst in hervormde en gereformeerde kring. In de jaren zestig tot tachtig was het werk van Nederlandse orthodox-protestantse kunstenaars bijna altijd figuratief: landschappen, portretten, stillevens en kerkinterieurs. Tegen de abstracte kunst sloten zij zich aan bij de zichtbare werkelijkheid en de schepping. In de jaren negentig begonnen protestants-christelijke kunstenaars zich voor religieuze onderwerpen te interesseren. Er kwam een langzame hernieuwde aanvaarding van de beeldende kunst die zich lijkt te ontwikkelen in de richting van een nieuwe opbloei. „De protestantse kerken hebben de kunst binnengehaald en daarmee is Calvijns visie op de kunst in de kerk gecorrigeerd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer