In Libanon taant na zoveel crises nu zelfs de hoop
Het Libanese volk begon vorig jaar een vreedzame revolutie, waarbij de hoop zinderde door de straten. Maar toen wist niemand wat er nog zou komen. Is het land van de ceder nog te repareren?
Een jaar geleden schreef ik op deze plek ook over Libanon. Het was 17 oktober, een revolutie was losgebarsten. Vrijwel alle doorgaande wegen waren afgesloten door demonstranten. Hun eis was simpel: ze zouden niet rusten voordat het door crises geplaagde land een betere regering zou krijgen.
Een dappere Armeense chauffeur wilde het er wel op wagen en jawel hoor, langs ontelbare dorpjes in het Libanongebergte wisten we Beiroet uiteindelijk te bereiken. Toen mijn vliegtuig loskwam van de landingsbaan, verliet ik weliswaar een land in crisis, maar ook een land dat zinderde van hoop en verwachting. Ditmaal zou het anders worden.
Arm Libanon. Wisten de demonstranten veel wat er nog zou komen. De nationale munt devalueerde nog verder; veel Libanezen zagen de helft of meer van hun spaargeld verdampen. Covid-19 eiste ook hier zijn tol. En de vriendjespolitiek van de corrupte regering ging gewoon door. Hezbollah, dat met al zijn wapens uit Iran de meeste macht heeft, plukte daar als eerste de vruchten van.
Tot overmaat van ramp kwam toen 4 augustus. Iets na 18.00 uur op die zomerdag ontplofte 2750 ton ammoniumnitraat in de haven van Beiroet. De schokgolf liet een spoor van ravage en verwoeste levens achter.
Afgelopen week stond ik bij de haven en nam ik de puin en verwoesting in me op. Ja, er wordt volop gebouwd. Er zijn nog altijd lichtpuntjes. Maar de hoop van een jaar geleden? Die kom ik nauwelijks meer tegen. Meer dan ooit willen jonge Libanezen vertrekken – voorgoed. Ze beschouwen hun land als zodanig kapot dat repareren niet langer een optie is.
Zelfs demonstreren lijkt geen uitweg meer te bieden. In plaats van de honderdduizenden gingen zaterdag enkele duizenden de straat op. Ze herdachten de revolutie van 17 oktober vorig jaar. Maar het was een flauwe herinnering aan de hoop op verandering die toen door de straten van Beiroet zinderde.
De apathie die Libanon overspoelt is overigens niet alleen de schuld van politici, maar evenzeer van buitenlandse krachten. De regionale strijd om de hegemonie tussen Turkije, Saudi-Arabië en Iran balt zich in Libanon als het ware samen, en de vele Libanese facties zijn verdeeld over wie de grootste vinger in de pap zou moeten hebben.
Als het aan de westers gezinde partijen ligt, is dat in elk geval niet Iran en ook niet Turkije. Heel wat westers gezinde christenen en soenni’s hopen dan ook vurig op een Amerikaanse verkiezingsoverwinning voor president Trump, de vriend van Saudi-Arabië. Hij zal in zijn tweede termijn hopelijk een deal sluiten met Iran. En als dat gebeurt, zal het machtige Hezbollah in Libanon eindelijk een toontje lager moeten zingen.
Als, als. Het zou ook kunnen dat Trump een allesverwoestende oorlog tegen Iran begint, waar Libanon en de rest van het Midden-Oosten in meegezogen worden. Het zou ook kunnen dat Biden wint en zowel Iran als Hezbollah ongemoeid laat. Het zou ook kunnen dat zich nog een heel ander scenario aandient, waar nu nog niemand aan denkt.
Ik wil graag optimistisch zijn, maar in alle scenario’s zie ik het land zich niet op korte termijn herstellen.