Kandidaat Baarssen wacht al zeven jaar op een beroep
Het aantal vacante gemeenten in hun kerkverband is groot, toch wachten kandidaat D. Baarssen (HHK) en J. C. Pronk (CGK) al jaren op een beroep. Wat doet deze wachttijd met hen? Moet het beroepingswerk anders?
„Tijdelijke aanstelling kan oplossing zijn”
In de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) zijn zeven beroepbare kandidaten: S. M. Buth, P. A. Kok, J. van Limbeek, J. C. Pronk, A. Veuger, G. van Vliet en D. J. van Vliet. Pronk is degene die het langst wacht op een beroep, sinds februari 2018. Het kerkverband telt 182 gemeenten en 71 vacatures. Circa een derde daarvan betreft gemeenten met minder dan 150 leden en doopleden.
Redenen waarom vacante gemeenten geen kandidaat beroepen zijn volgens prof. dr. H. J. Selderhuis, rector van de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA): een gebrek aan financiële middelen, het gebrek aan ervaring van een kandidaat en twijfels over de geschiktheid van een kandidaat. „Als die twijfels breder leven, dan moeten we die als TUA serieus nemen en ons programma aanpassen. Het probleem is echter dat we heel vaak niet weten waarom een kerk geen kandidaat beroept. We zouden er bij gebaat zijn als gemeenten dat aan ons doorgeven.”
Het niet krijgen van een beroep heeft veel impact op een kandidaat en zijn gezin, ziet Selderhuis. „Studenten, en zeker ook hun vrouw en kinderen, brengen offers voor hun studie. Als een beroep dan uitblijft, heeft dat effect op het geloofs-, huwelijks- en gezinsleven van een kandidaat. Dat zouden kerkenraden meer mee mogen wegen.”
Het is in de geschiedenis van de CGK volgens Selderhuis wel vaker voorgekomen dat kandidaten lang moeten wachten op een beroep. Om meer beweging te krijgen in het beroepingswerk pleit hij voor het invoeren van een tijdelijke aanstelling voor kandidaten en predikanten. „Voordeel daaraan is dat een gemeente ervaring kan opdoen met een kandidaat, dat het financieel overzichtelijk is en dat er een heldere einddatum is.”
Binnen een jaar
In de Hersteld Hervormde Kerk (HHK) zijn vier beroepbare kandidaten: D. Baarssen, J. W. Bonenberg, L. G. de Deugd en G. J. Veldhuis. Laatstgenoemde is het langst beroepbaar, sinds april 2012. De HHK telt 119 (wijk)gemeenten, waarvan er ruim vijftig vacant zijn. Kleine gemeenten beroepen vaak in combinatie met elkaar.
In de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) zijn er voor zover ds. K. Dijkstra, consulent beroepingswerk bij de PKN, weet geen beroepbare proponenten die lang wachten op een beroep. „Van de lichting van afgelopen zomer hebben alle proponenten die open stonden voor een beroep er een ontvangen en aanvaard. Ik heb niet de indruk dat er proponenten zijn, van welke modaliteit dan ook, die naarstig op zoek zijn naar een gemeente.”
De meeste beschikbare proponenten ontvangen binnen een jaar een beroep, aldus ds. Dijkstra. „De vraag in de PKN is nog altijd groter dan het aanbod. Er zijn circa 350 vacante plaatsen, waaronder een behoorlijk aantal deeltijdvacatures. Dus proponenten hoeven niet lang op de bank te zitten.”
In de Gereformeerde Gemeenten, Gereformeerde Gemeenten in Nederland en de Oud Gereformeerde Gemeenten ontvangen kandidaten vrijwel altijd kort na hun beroepbaarstelling een of meerdere beroepen. Deze kerkverbanden kennen vanouds weinig predikanten en veel vacatures.
„Ik voel me niet moedeloos over mijn situatie”
Naam: D. (Dirk) Baarssen (32) Woonplaats: Urk Kerkverband: Hersteld Hervormde Kerk Beroepbaar sinds: juli 2013 Burgerlijke staat: gehuwd, twee kinderen
„Toen ik 17 jaar was, kwam de Heere in mijn leven en verlangde ik ernaar om iets te betekenen in Zijn dienst. Ik legde dat verlangen voor de Heere neer. Tijdens het lezen van een preek van Spurgeon spraken de woorden uit de gelijkenis van de arbeiders in de wijngaard „Ga heen, werk heden in mijn wijngaard” met kracht tot mij. Dat ervoer ik als een opening van de Heere om theologie te gaan studeren. Na het behalen van mijn vwo-diploma ging ik in 2006 naar het Hersteld Hervormd Seminarium aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Ik kom uit een vrije gereformeerde gemeente in Urk, maar ik ben in datzelfde jaar overgestapt naar de hersteld hervormde gemeente Elim in Urk. Mijn studie verliep voorspoedig. Zo’n zestig procent van de vakken werd gegeven door docenten van de Vrije Universiteit. Sommigen geloven nauwelijks in de Bijbel. Dat vond ik best schokkend om mee te maken.
Na zes jaar was ik klaar met de studie en werd ik in juli 2013 beroepbaar gesteld. Ik preekte in veel verschillende gemeenten en verwachtte dat er binnen afzienbare tijd een beroep zou komen. Maar dat gebeurde niet. Ik wacht nu al ruim zeven jaar, maar heb in al die tijd nog nooit een beroep ontvangen. Een verklaring daarvoor heb ik niet.
Volgen
In het begin had ik het er moeilijk mee dat ik geen beroep ontving. Naarmate de tijd vordert, ben ik me er meer in gaan schikken. Ik kan er niets aan veranderen. Een oudere predikant zei tegen mij: Als ik in jouw schoenen stond, zou ik al lang op het dak zitten. Maar wat schiet ik daarmee op? Bij bedrijven kun je een sollicitatiebrief schrijven, maar zo werkt het niet in de kerk.
Of ik weleens twijfel aan mijn roeping? Nee, dat kan ik niet zeggen. Dit is de weg van de Heere en die probeer ik te volgen. De Heere laat zich niet in de kaart kijken. Ik voel me niet moedeloos. Wel over de kerk, maar niet over mijn eigen situatie. Ik leg die in de handen van de Heere neer. Hij weet wat goed voor mij is.
Om in mijn levensonderhoud te voorzien, werk ik als pastoraal werker en catecheet in de gemeente te Nieuwleusen en te Doornspijk. Ook preek ik op zondag en doordeweeks. Dat doe ik niet alleen in hersteld hervormde gemeenten, maar ook in vrije hervormde evangelisaties, vrije hervormde en (vrije) oud gereformeerde gemeenten. Het geld dat ik daarmee verdien is voldoende om van te leven.
De toekomst voor mij is mistig. Ik kan niet zeggen dat mijn situatie binnen nu en een jaar zal veranderen. Ik probeer me aan de Heere vast te houden. Mijn vrouw en ik hebben het goed. God voorziet mij van al het nodige, zowel het aardse als het geestelijke. Dat vind ik heel groot.
Ik zie zaken in het beroepingswerk die me zorgen baren. Van de afgestudeerde kandidaten krijgt er soms één alle beroepen en de rest niets. Dat vind ik niet zo geestelijk. Verder lijkt het me goed dat vacante gemeenten na twee afwijzingen van een predikant een kandidaat moeten beroepen. Dat zou de doorstroming in de gemeenten bevorderen. Tegelijkertijd waak ik ervoor om het beroepingswerk te menselijk te maken. Er staat er Eén boven, daarom kan ik met de situatie leven.”
„Beroepingswerk niet te menselijk maken”
Naam: J. C. (Corné) Pronk (49) Woonplaats: Veenendaal Kerkverband: Christelijke Gereformeerde Kerken Beroepbaar sinds: februari 2018 Burgerlijke staat: gehuwd, vier kinderen
„Een ouderling bad in 2006 tijdens een leesdienst voor de admissie-examens in onze kerken. Dat kwam bij mij binnen. Ik liep al eerder met een roeping tot het predikantschap rond, maar door allerlei zaken was die naar de achtergrond geraakt. Het verlangen om predikant te worden, kwam echter krachtig terug. Ik deelde mijn ervaring met een predikant. Hij adviseerde om Grieks en Latijn te studeren en af te wachten of de Heere mijn roeping zou bevestigen. Ik werkte als consultant in de ict en ging daarnaast klassieke talen studeren. Omdat ik graag predikant wil worden in de Christelijke Gereformeerde Kerken was de Theologische Universiteit in Apeldoorn daarvoor de meest logische plek. In 2010 deed ik admissie-examen en werd ik toegelaten tot de opleiding tot predikant. Dat zag ik als een bevestiging van mijn roeping door de Heere.
Mijn opleiding ervoer ik als een mooie, maar intensieve periode. Ik werkte drie dagen en studeerde de rest van de week en de avonden. Onze kinderen waren nog jong. Ik was continu bezig met werk, studie of gezin.
Toen ik als proponent mocht preken en verschillende gemeentes bezocht, merkte ik dat er weinig vacatures waren. Ik verwachtte dus wel dat ik na mijn afstuderen in 2018 niet gelijk een beroep zou krijgen. De afgelopen jaren kwam er wat meer beweging in het beroepingswerk. Enkele predikanten gingen met emeritaat, kleine gemeentes namen het beroepingswerk ter hand. Desondanks heb ik nog geen beroep ontvangen. Dat leidt bij mij tot vragen. Mijn studie verliep voorspoedig. Ik keek ernaar uit om een plek in de wijngaard van de Heere te krijgen. Waarom duurt het zo lang?
Op sommige momenten twijfel ik aan mijn roeping. Toch wil ik niet klagen. Ik ervaar het als een voorrecht dat ik mag voorgaan in het hele land en ik merk dat de Heere meekomt in de prediking. Om in mijn levensonderhoud te voorzien werk ik twee dagen voor het LCJ als projectmedewerker. Ook geef ik catechisatie in de gemeenten Renswoude en Alphen aan den Rijn.
Onlangs werd ik bijzonder vertroost door Mattheus 10: 29-31 waarin onder andere staat „Vreest dan niet; gij gaat vele musjes te boven.” De Heere weet van mijn situatie af. Op zo’n moment ben ik diep verwonderd en krijg ik geestelijk voedsel op de weg.
Een verklaring waarom ik nog geen beroep heb gekregen, heb ik niet. Sommige gemeenten beroepen liever geen kandidaat. Daarvoor hebben ze hun redenen. Ik wil ervoor waken om het beroepingswerk te menselijk te maken. De één krijgt snel een beroep, voor de ander duurt het wat langer. Als de Heere leidt, dan is het goed.
Ik vind het opmerkelijk dat er zes kandidaten in de CGK al langere tijd beroepbaar zijn. Dat is volgens mij niet eerder voorgekomen. Vanuit de synode is er een taakgroep die zich bezighoudt met het beroepingswerk van dienstdoende predikanten. Wat mij betreft breidt ze die taak uit met het beroepingswerk van kandidaten. Hopelijk komt er dan meer aandacht voor dit probleem.
Het recente besluit van de synode om kleine gemeenten financieel te ondersteunen zodat ze een predikant kunnen beroepen, vind ik positief. Het is voor hen een positieve stimulans en biedt de beroepbare kandidaten meer perspectief op een beroep.”