Lees je de geschiedenis in: kinderboeken over oertijd en Oudheid
Overstelpend veel keus is er, in het aanbod historische kinderboeken. Nu de Kinderboekenweek (tot en met 11 oktober) onder het motto ”En toen?” in het teken staat van geschiedenis wordt de stapel alleen maar groter.
En wat is er boeiender dan je te hullen een wereld van lang geleden? Rondlopen tussen kruisvaarders, door de ogen van een onderduiker de oorlog beleven, een kijkje nemen op een VOC-schip, of juist vanaf een theeplantage of het slavenruim de Gouden Eeuw bezien? Het kan allemaal.
Voor wie verder terug wil in de tijd, is de keus een heel stuk beperkter, maar langzaamaan lijken steeds meer kinderboekenmakers vergeten periodes te ontdekken. Het levert boeiende boeken op, waarvan er veel een (deels) informatieve inslag hebben. Maar meeslepende fictieve avonturen zijn er ook: zoals het het meisje Aïn dat leeft in de bronstijd en over neanderthalermeisje Une uit de steentijd.
Misschien is het ook wel begrijpelijk dat over deze oude periode relatief weinig boeken zijn, realiseer je je al lezend. Hoewel je als auteur enerzijds een grotere vrijheid hebt om in te vullen omdat er nu eenmaal weinig bekend is over die leefwijze en -omstandigheden, anderzijds werkt het tijdvak ook beknellend en loop je al snel de kans een pad te kiezen dat een auteur voor je al betrad.
Iets daarvan zie je al terug in de boeken over Aïn en Une, hoe verschillende ze ook zijn: allebei de hoofdpersonen vluchten bijvoorbeeld weg van hun stam na een desastreuze gebeurtenis, ze worstelen beiden met de (wraak van de) godin in wie ze geloven, en zo zijn er veel meer overeenkomsten. Ook spelen in beide boeken verschillen in soort en huidskleur een rol, wat de boeken een actueel accent geeft en ze meteen even relevant maakt voor nu als boeken die zich afspelen in een latere periode.
Want laat het duidelijk zijn: ook oude historie doet ertoe, van de oertijd tot de Oudheid. Zeker in deze Kinderboekenweek.
De tijd van de neanderthaler
Auteur en archeologe Linda Dielemans maakte vorig jaar naam met ”Brons” (zie ”Brons als stralend middelpunt”), dat je verhalende non-fictie zou kunnen noemen. ”Het lied van de vreemdeling” is anders: het is een verzonnen avontuur dat zich eveneens afspeelt in een ver verleden.
Volgens de achterflap van het boek is dat 41.000 jaar geleden – in elk geval is het de tijd van de neanderthalers. En aansluitend op de nieuwste wetenschappelijke inzichten zijn dat geen halve apen, maar mensen die praten, samenwerken en religieus zijn. Het meisje Une zoekt intens naar Ohé, de „moeder van de wereld”, om van haar te horen hoe ze een dramatische fout die ze tijdens de jacht maakte kan rechtzetten. Nano, een jongen van een andere stam en beschreven als homo sapiens, steunt het meisje in haar zoektocht. Het boek is niet geschikt voor jonge of teergevoelige lezers – prehistorische gebruiken doen ons soms rillen. Maar het is intrigerend om je onder te dompelen in een zo andere tijd.
Wie wil, kan uitwijken naar het twee jaar geleden verschenen, vrediger ”Oog in oog met een reuzenos” van Ineke Kraijo (uitg. Columbus, € 9,95). Het speelt zich af in de latere steentijd en is geschikt voor kinderen vanaf een jaar of acht. Ook in dit boek gaat er iets mis tijdens de jacht, wat maar weer laat zien dat schrijvers van boeken over de oertijd het qua onderwerpskeuze niet breed hebben.
Het lied van de vreemdeling, Linda Dielemans; uitg. Leopold; € 17,99
Prehistorie voor peuters
Zelfs bij peuters en kleuters kun je aankomen met de prehistorie, blijkt uit het prentenboek ”Oet en Drap. Een verhaal over holbewoners”. De twee langbehaarde hoofdpersonen, Oet en Drap dus, strijden met elkaar over wie de mooiste en de beste spullen heeft. Het begint met hun woonplek ((„Ik grot groter”, zegt Drap. „Dus ik de beste”) maar de twee verzamelen vervolgens in een razend tempo spullen waarmee ze zichzelf status aanmeten. Van een stoel tot een paard en wagen, een auto ((„Ik lekker auto!”) of boot (op de illustratie is een boot te zien die als twee druppels water op de Titanic lijkt) tot een telefoon, een satelliet en moderne kunst (zoals de metershoge spin ”Maman” van Louise Bourgeois). Tot het misgaat („Haha”, lachte Oet, „Jouw stapel wiebelen.”) en er gelukkig plaats blijkt te zijn voor een nieuw begin.
Uiteindelijk gaat het in dit boek natuurlijk niet eens zozeer om holbewoners en hoe ze leefden. Zie het boek meer als een dikke knipoog naar het huidige materialisme en een lesje in tevredenheid. Waarbij ook nog eens een vleugje geschiedenis in vogelvlucht langskomt en genoeg onderkoelde humor om ook jonge lezers geboeid te houden tot het eind.
Oet en Drap. Een verhaal over holbewoners, Alastair Chisholm en David Roberts; uitg. Gottmer; € 14,99
Ongepolijste historie
Het jongste boek van verhalenverteller Rob Ruggenberg ligt sinds april in de boekhandel, maar is bijzonder genoeg om wat extra aandacht te krijgen. Alleen al omdat het de hekkensluiter is van Ruggenbergs indrukwekkende oeuvre historische jeugdboeken: de auteur overleed kort na de voltooiing van het verhaal over het meisje Aïn. ”Offerkind” is ook bijzonder omdat de auteur als kind speelde op de plek in Wassenaar waar eind jaren tachtig een graf uit de vroege bronstijd werd gevonden waar ook kinderen in lagen die door geweld om het leven kwamen.
Aïn, een tamelijk vrijgevochten meisje, leeft op de Veluwe (Falwa). Ze wordt meermaals lastiggevallen door haar oudste broer en ze doet hem iets aan waardoor ze moet vluchten. De zee is het doel en na een loodzware reis belandt ze in Wassenaar (Wasnare), waar ook al geen happy-end wacht.
Ruggenberg was er de man niet naar om de geschiedenis op te poetsen of te polijsten. Dus schrijft hij over kinderoffers, over de wraak van de moerasgodin en gaat het er regelmatig barbaars aan toe. Niet om te shockeren, benadrukte hij meermaals, maar om zo dicht mogelijk bij geschiedenis te blijven.
Offerkind, Rob Ruggenberg; uitg. Querido, € 16,99
Verzetsstrijders, zeehelden of ridders, ja, daar zijn boeken vol over geschreven, ook voor kinderen. Maar waar zijn de verhalen over bizonjacht en stammenstrijd, over hiërogliefen en tunica’s? Nou, hier dus.
Brons als stralend middelpunt
Brons. Over glimmende schatten in mistige moerassen, Linda Dielemans; uitg. Fontaine; € 19,99
Wie graag meer te weten wil komen over de prehistorie, maar heftige passages en afschrikwekkende rituelen liever grotendeels aan zich voorbij laat gaan, kan goed terecht bij het vorig jaar verschenen ”Brons” van Linda Dielemans. In dit boek, dat genomineerd werd voor de prestigieuze Woutertje Pieterse Prijs, wijdt ze haar lezers via een mix van fictie en non-fictie op aanstekelijk enthousiaste manier in in de wereld van brons, die veel interessanter is dan je zou vermoeden en waarbij het geloof in vele goden onvermijdelijk aan bod komt.
Dielemans werkte voor het boek samen met David Fontijn, archeologiehoogleraar aan de Universiteit Leiden. Ze maakte bij het schrijven een tegendraadse keus die heel goed uitpakt: ze laat door het boek heen diverse bronzen voorwerpen (die ook te zien zijn in het Rijksmuseum van Oudheiden in Leiden) zelf hun verhaal vertellen. Wat ook prima werkt: Dielemans spreekt de lezer direct aan, een beetje in de stijl van de informatieve boeken van Jan-Paul Schutten („Wáár gaat dit boek over? Over brons? Wat is dat nou voor onderwerp?”). Daarnaast komt ze in haar toegankelijke taal heel dicht bij kinderen.
Brons was heel kostbaar, maar bronzen voorwerpen zijn vaak gevonden in rivieren en moerassen. Dat is vreemd, constateert Dielemans – want waarom gooiden mensen zoiets kostbaars, wat makkelijk omgesmolten kon worden, weg? Om die vraag draait dit bijzondere boek.
Ken je klassieken
De klassieke wereld in 100 woorden, Clive Gefford en Gosia Herba (ill.); uitg. Querido; € 22,50
Is het een kinderboek? Je kunt erover twisten. ”De klassieke wereld in 100 woorden” is een handboek over de klassieke wereld. Niet alleen de Grieken en de Romeinen, ook Egyptenaren, Foeniciërs en Minoërs –van wie de beschaving op Kreta begon– komen aan bod. En dus gaat de informatie verder dan de Olympische Spelen en Herakles of het Colosseum en Hadrianus.
Bij elk begrip staat een kort zakelijk tekstje, vertaald door Imme Dros, die eerder veel verhalen uit de klassieke oudheid heeft vertaald en bewerkt. Elke beschaving heeft in het boek een eigen symbool, zodat in één oogopslag is te zien bij welke cultuur een bepaald woord hoort. Bij sommige begrippen, zoals ”amulet”, staan iconen van meerdere beschavingen. Het systeem lijkt niet helemaal consequent doorgevoerd: bijvoorbeeld bij ”huisdieren” staat het teken voor Egypte, terwijl ook de Romeinen huisdieren kenden.
Voor wie van weetjes houdt, komen leuke dingen aan het licht: zo kenden de Egyptenaren al corvee (al leek het meer op een tijdelijk dienstverband). Ook aardig: het Griekse woord ”biblion” (waar ons ”Bijbel” vandaan komt) is afgeleid van de plaatsnaam Byblon, een handelscentrum van de Foeniciërs. Daar werd zo veel papyrus verhandeld dat de Grieken het boek vernoemden naar die stad.
Een bladerboek voor liefhebbers, met klassiek ogende illustraties die de stijl van de oudheid ademen.
Stokstaartjes in Egypte
Stuiver en Pluis in het oude Egypte, Jan Paul Schutten en Liset Celie; uitg. Gottmer; € 14,99
Een van de meesters in het genre non-fictie voor kinderen, Jan Paul Schutten, opent op een originele wijze de deuren naar het Egypte van vroeger. In het prentenboek ”Stuiver en Pluis in het oude Egypte” laat hij kinderen via stokstaartjes Stuiver en Pluis kennismaken met krokodillen en piramides.
Schutten vertelt over twee dierentuindieren die hun druilerige hok ontvluchten voor een avontuur. Via de tijdmachine van de slimme Pluis –die fictieve uitvinding wordt in het historische genre nogal eens ingezet– komen de twee terecht in Egypte. „Er waren nog geen auto’s, geen telefoons, er was geen elektriciteit”, vertelt Pluis. „Waren er wel pizza’s met kaas?” vraagt Stuiver. Hij is degene die af en toe voor een humoristische noot zorgt.
Het stokstaartjesduo bewondert steden („Terwijl bijna iedereen nog in kleine hutjes woonde, bouwden zij al (...) huizen, enorme paleizen en tempels”), de vruchtbare Nijl, ontmoet in een piramide kat Simba en ziet de mummie van een farao. Ook bezoeken Stuiver en Pluis een tempel („De Egyptenaren zijn heel gelovig”).
De combinatie van een avonturenverhaal en beknopte informatie werkt goed, zeker met de bescheiden dosis spanning en humor („De volgende keer nemen we een pizza voor je mee!” roept Stuiver ten afscheid naar Simba). De illustraties van de jonge illustrator Liset Celie maken het ook nog eens tot een heel aangenaam kijkboek.
Zoekboek over de Romeinen
Tom op bezoek bij de Romeinen, Fatti Burke; uitg. Condor; € 14,99
Hoe zag een Romeins huis eruit? Wat zijn latrines? Het zijn vragen waarop ”Tom op bezoek bij de Romeinen” een antwoord geeft. Verwacht geen uitgebreide informatie, maar hoewel de teksten in dit zoekboek kort zijn, kun je er een hoop van opsteken. Dat de Romeinen al een soort flats kenden, bijvoorbeeld, die insulae heetten.
Het boek bestaat uit grote zoekplaten met steeds een ander thema. Op ”Het forum” ofwel het Romeinse marktplein zie je bijvoorbeeld mensen spullen verkopen of gebruikmaken van de openbare toiletten (de latrines dus). Onder het plein lag de cloaca maxima, een enorm riool, leert een van de begeleidende tekstjes.
Het boek is het tweede deel in een serie over Tom, kat Toby en oma Bea, die archeologe is. In het eerste deel, dat begin dit jaar verscheen, reisde het drietal al af naar het oude Egypte. De verhaallijn rond de drie personages is niet bijzonder sterk, maar is wel behulpzaam om de aandacht van de lezers vast te houden. De vele zoekopdrachtjes het hele boek door doen de rest.
Het boek is gemaakt in samenwerking met het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en de kleurrijke prenten zijn van de Ierse illustrator Fatti Burke.