Waar komt die studiestress toch vandaan?
Hoe kan het toch, vroeg Toske Andreoli zich af, dat zo veel studenten hun studie staken door een burn-out of andersoortige inzinking? Vertraging oplopen omdat ze altijd te laat beginnen met studeren? Dat je van sommige studenten lange tijd niets hoort en later blijkt dat ze somber thuiszitten?
Het is de schuld van de overheid, meent de een. Die ontnam studenten een studiebeurs en legde een bindend studieadvies (bsa) op. Ze zijn te lui, roept de ander, ongemotiveerd en ongeschikt. Een derde doet alle berichten over studiestress af als een lobby tegen het leenstelsel.
Het leenstelsel en bsa tot zondebok verklaren, dat vindt Andreoli te simpel. En waarom spreken van een individueel probleem als ruim 40 procent van de ouderejaars bachelorstudenten aan de universiteit een studieachterstand heeft? Of alleen naar studenten wijzen terwijl overal in de maatschappij steeds meer mensen overspannen raken?
Dus steekt de schrijver en filosoof dieper af. In haar boek, dat deze dinsdag verschijnt, ontrafelt ze de tijdgeest die de werkwijze van universiteiten doordrenkt. ”De mooiste tijd van je leven? Een nieuwe kijk op studiestress” is een bewerking van haar masterscriptie.
Andreoli analyseert hoe de huidige generatie studenten in alle opzichten optimaal moet presteren. De aanwezigheidsplicht, het bsa, de selectie bij masteropleidingen en excellentieafdelingen hebben het onderwijs intensiever, strenger en veeleisender gemaakt.
Tegelijk moeten studenten meer dan ooit in zichzelf investeren. Willen ze schulden voorkomen, dan moeten ze bijverdienen. Willen ze bij toekomstige werkgevers in de smaak vallen, dan moeten ze zorgen voor een cv met stages, commissies en bestuurservaring. Willen ze meetellen, dan moeten ze een sociaal leven onderhouden. Willen ze gezond leven, dan zijn zelf koken en geregeld sporten een must.
Gelukskunde
De huidige generatie twintigers heeft geleerd dat je toekomst in eigen hand ligt: „Alles is maakbaar, zolang je je kansen maar grijpt.” Gezondheid, geluk en succes spiegelt de wereld om ons heen voor als een kwestie van de juiste keuzes, waarvoor je zelf verantwoordelijk bent. „Ben jij bereid de beste vorm van jezelf te worden? Heb je geen angst voor succes?” vraagt een hogeschool die het vak ”gelukskunde” aanprijst bijvoorbeeld. En hoe normaal zijn berichten in de media die prediken dat je je gezondste, vitaalste en productiefste zelf wordt door te handelen naar alle beschikbare informatie? „Van allerlei kanten wordt de student aangemoedigd zijn eigen voornaamste project te zijn, en de studenten achten dat zelf ook nodig om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.”
Uitblinkers
Het streven naar al deze idealen heeft ons strenger gemaakt over wat als ‘normaal’ en aanvaardbaar geldt, betoogt Andreoli. Kom je niet mee in het strenge studieklimaat? Dan schort het aan jóúw motivatie, geschiktheid en intelligentie. „Volg een cursus timemanagement of training burn-outpreventie om je persoonlijke problemen aan te pakken”, is de boodschap van universiteiten dan ook. Een frame dat helemaal past in onze maakbare cultuur. „Maar als universiteiten echt iets willen doen tegen de psychische klachten van hun studenten zullen ze tegen de tijdsgeest in moeten handelen.”
Het hoger onderwijs is nu ingesteld op uitblinkers die met flexibiliteit kunnen omgaan, ziet de auteur. Neem excellentieprogramma’s waartoe de beste 5 tot 20 procent toegang krijgt. „Daarbij worden individuen altijd ten opzichte van anderen beoordeeld, niet ten opzichte van hun eerdere zelf of ten opzichte van vastgelegde niveaus.” En zo wordt „jonge mensen al heel vroeg duidelijk gemaakt dat zij moeten inzetten op concurrentie met anderen.”
Een bachelordiploma is niet meer voldoende om een master te volgen en bij selectie aan de poort komen alleen de besten erdoor. Alle studenten moeten dus excellent (willen) zijn en de middelmaat ontstijgen. Maar: „Het is per definitie onmogelijk dat iedereen uitzonderlijk goed is. Als iedereen dat toch van zichzelf verwacht, of hoort te verwachten, levert dat een grote groep teleurgestelde of overspannen studenten op.”
Ieder voor zich
Ritme, discipline en sociale cohesie, dat is wat studenten volgens Andreoli nodig hebben. Maar juist daar ontbreekt het aan op de universiteit, betoogt ze. Studenten krijgen maar een paar uur per week college, maar worden wel geacht veertig uur per week te studeren. „Zonder ritme kunnen studenten in extremen vervallen: ze werken tot ze erbij neervallen, of ze komen tot niets.” Structuur helpt dus tegen studievertraging én tegen burn-out.
Discipline heerst op de universiteit via het bsa en de aanwezigheidsplicht. Maar die systemen vragen niet waar de student is als hij het laat afweten. Zoals een studentenhuisarts eens zei: „Als jij een dag niet op je werk verschijnt, belt je baas meteen op. Studenten kunnen een halfjaar in bed liggen zonder dat iemand het merkt.”
Het bsa en die aanwezigheidseis ziet de auteur dan ook „als compensaties voor het gebrek aan sociale cohesie en sociale controle.” In een groep valt het immers op als iemand zich terugtrekt en hulp nodig heeft. Zo kan sociale binding ook voorkomen dat studenten in een isolement raken. Groepsleden die samenwerken, houden rekening met elkaar en controleren elkaar.
Andreoli legt de bal voor verandering bij universiteiten. „Willen we studenten leren functioneren in een sociale omgeving, of moeten ze zichzelf leren redden in een wereld waar ”ieder voor zich” geldt?” Ook studenten hebben een verantwoordelijkheid, maar die leren we hun niet in een wereld van concurrerende individuen, stelt ze. Wel door afspraken en verbindingen met de omgeving aan te gaan.
Hoe kan de universiteit dat vormgeven?
Andreoli: „Daarvoor zijn kleinere en vaste groepen nodig die elkaar regelmatig zien, zodat mensen weten wie de ander is en wat zijn omstandigheden zijn. Denk dus aan meer contacturen en samen werken in gemeenschappelijke ruimtes.
Daarnaast mag er meer aandacht zijn voor de opvoedende, vormende taak van universitair docenten. Die vinden het best moeilijk om te vragen: Waarom was je er niet? Of: Waarom heb je geen paper ingeleverd?
Studenten worden volwassen met het idee dat alles wat ze doen voor niemand gevolgen heeft, behalve voor henzelf. Het is juist belangrijk dat ze leren verantwoordelijkheid te nemen in een groep. Dat je bij afwezigheid een vak niet meer kunt halen en een negatief bsa krijgt, moet niet de stok achter de deur zijn. Beter is het als studenten voelen dat ze een kans hebben gemist om met elkaar ideeën uit te wisselen over de stof.”
U ziet structuur en sociale cohesie als belangrijke middelen in de strijd tegen studiestress. Wat betekent dat voor studenten die door de coronacrisis grotendeels of zelfs helemaal vanuit huis studeren?
„Een ramp. Studenten worden nog meer op zichzelf teruggeworpen. Als het dan niet goed met iemand gaat, pikken anderen niet de signalen op die je wel bij fysieke ontmoetingen hebt.”
Samenwerking wordt lastiger als elke student zijn eigen programma volgt, schrijft u. Die boodschap lijkt niet geland in Den Haag: de Tweede Kamer wil dat het hele hoger onderwijs flexstuderen gaat aanbieden.
„Flexstuderen betekent nog meer ieder voor zich. En dat de universiteit nog minder verantwoordelijk is voor de scholing van een student, en de student nog meer zélf verantwoordelijk om zijn eigen pad te kiezen. In plannen over flexstuderen wordt soms zelfs laatdunkend gedaan over studenten die wel structuur nodig hebben.”
Wat kunnen studenten zelf doen tegen studiestress?
„Zorg voor een behulpzame omgeving, zodat je het niet helemaal zelf hoeft te doen. Investeer in relaties en spreek bijvoorbeeld af met anderen om samen te studeren. Er is veel druk om een propvol cv op te bouwen, maar maak daarin slimme keuzes. Doe er niet iets bij wat moet, maar iets wat je graag doet en waar je plezier in hebt.”
U keert zich tegen het bsa en aanwezigheidsplicht. Hoe voorkom je dat studenten bij het loslaten van die eisen hun verantwoordelijkheid niet nemen en eindeloos studeren?
„Ik ken niemand die het leuk vindt om studievertraging op te lopen. Dat is eerder onmacht dan onwil. Juist door sociale cohesie te creëren, houd je studenten bij de les: „Hé, je doet al lang niets meer. Wat is er aan de hand?” Mijn punt is dat universiteiten in de discussie over studiestress te veel buiten schot zijn gebleven. En intussen een soort LOI zijn geworden waar je anoniem kunt studeren.”
De mooiste tijd van je leven? Een nieuwe kijk op studiestress, Toske Andreoli; uitg. Lontano; 160 blz.; € 20,-