Dit wordt de heetste en de smerigste campagne uit de geschiedenis. Net zoals bij voorgaande presidentsverkiezingen in Amerika, zeggen waarnemers dat ook dit jaar. Waar mogelijk besmeuren Biden en Trump elkaars blazoen. Alles wordt uit de kast gehaald om de naam van de tegenstander door het slijk te halen. Zo erg is het nog nooit geweest. Of toch wel?
„Eén ding is in ieder geval helder”, zegt John Fea, hoogleraar Amerikaanse geschiedenis aan het Messiah College in Mechanicsburg. „Iemand die vasthoudt aan de regels van wellevendheid, wordt geen president. De verkiezingsstrijd zit vol smerige spelletjes en de kandidaten storten vrachten modder over elkaar uit. Vuilspuiterij is een vast onderdeel van elke campagne.”
Als voorbeeld van een „fatsoenlijk mens” die bij de presidentsverkiezingen af moest leggen, noemt Fea de Democraat John Kerry, die in 2004 van George W. Bush verloor. „Een van de belangrijkste redenen dat hij een nederlaag leed was dat hij te beleefd was om Bush hard aan te pakken.”
Fea noemt het een „groot misverstand” dat de campagnes tegenwoordig smeriger zijn dan vroeger. „Ja, Trump is iemand die mensen heel vervelend kan wegzetten. Dat is een feit. En Biden is bepaald ook geen lieverdje. Maar wie teruggaat in de geschiedenis, ziet dat campagnes ook vroeger vol vuil spel zaten.”
McCain
Neem George W. Bush, die de eerste acht jaar van deze eeuw president was. Toen hij in 2000 streed voor de Republikeinse kandidatuur, was senator John McCain een van zijn rivalen. Bij de eerste rondes in de voorverkiezingen lag hij voor op Bush. Maar dat veranderde toen vanuit rechtse kringen aanvallen op zijn militaire prestaties werden gedaan. McCain was in de Vietnamoorlog helikopterpiloot en werd tijdens een vlucht neergeschoten. Hij raakte zwaargewond. Vijf jaar lang zat hij in eenzame opsluiting.
Uitgesproken rechtse supporters van Bush publiceerden een artikel waarin was te lezen: „Het feit dat senator McCain boven Noord-Vietnam werd neergeschoten, maakt hem nog geen held. Het doel van een piloot is immers niet neergeschoten te worden en ook niet krijgsgevangen te zijn.” George W. Bush zweeg in alle talen. Terwijl hij wist dat dit onheus was. De aantijging zorgde ervoor dat de populariteitscijfers van Bush omhoog gingen en McCain in de peilingen een duikeling maakte. Overigens zou Donald Trump vijftien jaar later hetzelfde van McCain zeggen.
Het was niet de enige klap die McCain uit het Bush-kamp moest incasseren. Fans van Bush verspreidden het gerucht dat McCain een buitenechtelijk kind had van een zwarte prostituee. De laster werd via anonieme telefoontjes onder kiezers verspreid. Waar haalden de vuilsprekers het vandaan?
De werkelijkheid was dat John en zijn vrouw Cindy McCain een meisje met een donkere huidskleur hadden geadopteerd, afkomstig uit een tehuis van Moeder Theresa in India. Na onderzoek bleek het gerucht te zijn ontsproten aan het brein van Richard Hand, hoogleraar aan de christelijke Bob Jones University in Greenville (South Carolina). Toen deze op zijn vuile spel werd aangesproken, zei hij –met droge ogen–: „Laat John McCain maar bewijzen dat hij géén onwettig kind heeft verwekt.”
Bush liet de dingen gebeuren. Toen de ziedende McCain een beroep op zijn partijgenoot deed, zei deze: „John, dit is nu eenmaal politiek.” Waarop McCain zei: „George, niet alles is politiek.” Bush bleef onbewogen. Hij trok zijn handen er verder vanaf en incasseerde bij de volgende voorverkiezingen, in South Carolina, een klinkende overwinning op McCain.
Domkop
Proberen een kandidaat buiten spel te zetten door te beweren dat hij een scheve schaats op het terrein van huwelijkstrouw had gereden, bleek al in de 19e eeuw een beproefd middel te zijn. In 1884 werd van de Democratische kandidaat Grover Cleveland verteld dat hij een buitenechtelijk kind zou hebben bij een vrouw van lichte zeden. Het gaf aanleiding tot tal van spotprenten in de media en zorgde voor het lied ”Ma, ma, where is my Pa?”, een hit die later enorm populair werd. Cleveland ontkende, maar om de geruchten de kop in te drukken besloot hij de verantwoordelijkheid voor het kind te nemen, hetgeen hem veel lof opleverde.
Wie dus denkt dat politiek moddergooien iets is van de laatste halve eeuw, zit er goed naast. In de 19e eeuw kon men er ook wat van. Van president Jackson werd in een pamflet gezegd dat hij de zoon was van een prostituee en een mulat. Daar kon niets goeds uit voortkomen. Jackson zou een ongeletterde domkop en een moordzuchtig mens zijn.
Zelfs de naam van Abraham Lincoln, de man die de erelijst van Amerikaanse president aanvoert, werd besmeurd. Zijn tegenstanders beweerden dat hij een despoot, een opschepper en een oplichter was, die bovendien met boze geesten in contact zou staan.
Soms wordt gesteld dat de verruwing van de presidentsverkiezingen pas in de loop van de 19e eeuw begon en dat de Founding Fathers van Amerika dit nooit hebben gewild. Maar ook dat is een misvatting. De campagne die Thomas Jefferson en John Adams in 1800 voerden, was een van de smerigste. Jefferson werd in een verkiezingspamflet omschreven als een „gemeen en laaghartig heerschap. Hij is verwekt door een halfbloed vader en een indiaanse squaw (vrouw, WK).” Wanneer hij zou worden gekozen, dan zou volgens een pro-Adamskrant „incest worden onderwezen en gepraktiseerd. Overal klinken noodkreten van mensen in nood. De aarde zal doordrenkt zijn met bloed en onze samenleving wordt zwart gekleurd door misdaden.”
Stelen
Onmiskenbaar is Richard Nixon degene die het meest bedreven was in vuile spelletjes. Het beruchtst is de inbraak in het hoofdkwartier van de Democratische partij, het Watergateschandaal, waardoor Nixon uiteindelijk moest aftreden. Minder bekend is dat hij in 1972 de Democraat Edmund Muskie uit de race drukte door briefpapier van hem te (laten) stelen. Campagnemedewerkers van Nixon schreven daarop een negatieve brief over Franse Canadezen met daaronder de (vervalste) handtekening van Muskie.
De –zogenaamd uitgelekte– brief werd gepubliceerd in de Manchester Union in New Engeland. Dezelfde krant publiceerde enkele dagen later een artikel waarin zijn vrouw Jane ervan werd beschuldigd aan de drank te zijn en Muskie met een prostituee in zijn auto was aangetroffen. Pure laster. Bron? Het campagneteam van Nixon.
Muskie hield een emotionele verdediging net buiten het kantoor van de krant. Door gesmolten sneeuwvlokken leek het op de foto’s net of hij huilde. Dat was vernietigend voor zijn imago van kalm en redelijk persoon. Nixons campagnecomité maakte een einde aan Muskies kandidatuur met de slogan: ”Als u niet op Muskie stemt, gaat hij huilen”. Gevolg was dat Muskie zich terugtrok.
Smerige campagnes zijn dus van alle tijden en bovengenoemde voorbeelden zijn volgens John Fea nog maar een kleine bloemlezing. „Het is ook van alle tijden dat mensen beweren zich vanwege de smerige spelletjes te schamen voor hun land. Geloof dat niet. In werkelijkheid smullen ze van die geruchten en valse beweringen. Alleen heeft niemand het lef om daar eerlijk voor uit te komen.”
Sociale media
Kerwin Swint, politicoloog aan de Kennesaw State University (Georgia) onderstreept dat. „Mensen zijn er gek op”, zegt hij. Swint publiceerde enkele jaren geleden een boek over de 25 vuilste campagnes. „Het valt me op dat men steeds weer nieuwe manieren bedenkt om de tegenkandidaat in diskrediet te brengen. Het is gewoon oorlog, waarin uiteindelijk de gemeenste en sluwste kandidaat wint.”
Volgens Swint heeft de opkomst van nieuwe media een enorme impuls aan de vuilspuiterij gegeven. „Niet alleen worden daarmee geruchten razendsnel verspreid. Maar sociale media nodigen ook uit om alles wat er maar in je gedachten opkomt wereldkundig te maken. Alle remmen zijn los. Daardoor worden campagnes nog smeriger dan ze al waren.”
Onderscheid tussen Democraten en Republikeinen op dit punt, wil Swint niet maken. „Beiden maken zich hier schuldig aan. De een is niet braver dan de ander”, zegt hij. „Beiden weten dat moddergooien effect heeft. Van negatieve geruchten blijft altijd iets hangen. Ook al schudden mensen het hoofd over de grove beschuldigingen en zeggen ze die niet te geloven, vaak denken ze na een week: Er zal toch wel iets van waar zijn. Immers, waar rook is, is vuur. Het is bewezen dat mensen negatieve informatie beter in zich opnemen dan positieve. Wie dus hard slaat en vuil spel speelt, heeft een grotere kans te winnen dan wie probeert heer te blijven.”