Liefde voor Londen
Rode dubbeldekkerbussen, overactieve eekhoorns in de stadsparken, overal straatmuzikanten en volle straten met mensen die geroutineerd om langzaam lopende toeristen zigzagden. Toen ik als 15-jarige scholier voor het eerst in Londen kwam –en voor het eerst in het buitenland– keek ik mijn ogen uit. Goed, ik was geen fan van de zompige cornflakes die we in het gastgezin kregen voorgeschoteld, maar verder genoot ik van elke seconde. Ik maakte foto’s van London Eye en Big Ben met mijn wegwerpcamera en kocht plastic souvenirs in de véél te dure toeristenfuikwinkeltjes rondom belangrijke bezienswaardigheden. Op een middag ontsnapten we aan het hectische programma en doken een park in om daar op het gras te hangen. Ik voelde me een heuse wereldburger.
De reis bleek het begin van een levenslange liefde voor reizen, en een speciale liefde voor de Engelse hoofdstad Londen. Zo’n negen jaar later kwam ik er terug, alleen. Ik struinde door musea, ging naar de Portobello Road Market en liep urenlang door de vele boekwinkels die de stad rijk is.
Er is iets aan alleen zijn in een wereldstad wat een overweldigend gevoel van vrijheid geeft. En van eenzaamheid, als je ’s avonds in een schimmig tweesterrenhotel op bed ligt, de waterleidingen suizen en kraken en je niet kunt slapen omdat de Italiaanse buren dronken op de gang staan te schreeuwen. Maar dat gaf niet, ik was in Londen.
In een poging mijn ouders te overtuigen van het fenomeen buitenlandvakanties („Wij doen niet mee aan die heisa, laat ons maar lekker fietsen”) nam ik hen in 2017 mee naar Engeland. We huurden een appartement in het rustige Maida Vale. ’s Ochtends bij het ontbijt liepen de schoolkinderen in uniform langs het raam. Mijn vader maakte vrienden met de Pakistaanse eigenaar van het buurtwinkeltje en na een paar dagen hadden mijn ouders zowaar het metrosysteem door („Nu nemen we eerst de groene, en dan de blauwe lijn, toch?”) De vakantie werd wat ontsierd door mijn stress over een mogelijk nieuwe baan, maar na drie dagen met een vastgeplakte telefoon in mijn hand kreeg ik op de trappen voor de National Gallery het verlossende woord: je bent welkom bij het RD. Sinds die tijd heb ik nog meer fijne herinneringen aan mijn favoriete stad.