Eerst zou het najaar 2019 worden, toen voorjaar 2020. Uiteindelijk diende D66-Kamerlid Pia Dijkstra haar initiatiefwet over levenseindebegeleiding van ouderen op verzoek pas deze vrijdag bij de Tweede Kamer in. Vier vragen.
Tijdens het zomerreces een wet indienen. Is dat niet ongebruikelijk?
Op zich wel. In het AD liet Dijkstra vrijdag doorschemeren dat haar planning doorkruist werd door de coronapandemie. Overgaan tot actie tijdens de lockdown noemt ze ongepast.
Evengoed kwam haar keus voor dit moment van indienen haar alsnog op kritiek te staan, bijvoorbeeld van CU-fractievoorzitter Gert-Jan Segers. Hij schreef vrijdag: „Als corona ons íets duidelijk heeft gemaakt, dan is het wel dat echte aandacht en goede zorg het verschil maken in een mensenleven. Ik vind het buitengewoon pijnlijk dat in een tijd waarin ouderen zich extra kwetsbaar voelen, D66 een voorstel indient waarvan we weten dat het bij veel ouderen leidt tot grotere onzekerheid en meer angst.”
NPV-directeur Diederik van Dijk uitte zich in vergelijkbare bewoordingen. Hij twitterde vrijdag: „Maandenlang hebben we met elkaar onze samenleving bijna stilgelegd om kwetsbaar en oud leven te beschermen. En dan nu ijskoud met een wetsvoorstel komen dat een doodscultuur creëert.”
Houdt deze actie verband met de komende Kamerverkiezingen?
Doorslaggevend is dat D66 de kiezer tijdens de campagne voor de verkiezingen van maart 2017 heeft beloofd de wet nog deze kabinetsperiode in te dienen, aldus Dijkstra, eveneens in het AD. Buiten kijf staat dat zij met deze handelwijze hoe dan ook een hypotheek legt op de komende kabinetsformatie, na de verkiezingen. Doordat D66 de wetgevingsmachine al op gang heeft gebracht is vrijuit beraadslagen over ouderen met een doodswens straks geen optie meer.
Er liggen inmiddels ook twee kritische onderzoeksrapporten. Gaat D66 daar geheel aan voorbij?
In het rapport van de commissie-Schnabel uit 2016 werd het invoeren van een stervenswet ontraden. Dijkstra vindt de reactie van het toenmalige kabinet-Rutte II, dat dit advies verwierp, echter overtuigender. Daarom gaat ze voorbij aan dit rapport.
In het rapport van januari dit jaar staat dat waarschijnlijk slechts 0,18 procent van de 55-plussers te kampen heeft met een zogeheten persisterende, actieve doodswens én een wens tot levensbeëindiging. Die wens, zo waarschuwen de onderzoekers, is „ambivalent, complex, veranderlijk, situatie- en contextgebonden en zeker niet per definitie onomkeerbaar.” Voor Dijkstra is dat gegeven echter slechts aanleiding om in de wettekst te herhalen dat de verantwoordelijke hulpverlener (‘levenseindebegeleider’) moet onderzoeken welke factoren bijdragen aan de stervenswens én in hoeverre deze nog zijn te beïnvloeden. Het uitgangspunt blijft ongewijzigd: Als een oudere voor zichzelf concludeert: ”het leven is voltooid, en ik zou het graag willen afsluiten”, dan is het accepteren van die wens en die persoon tot het laatste moment bijstaan, ook een vorm van goede zorg.
Hoe nu verder?
Het is uitgesloten dat de Tweede Kamer de parlementaire behandeling nog voor de verkiezingen kan afronden. De krachtsverhoudingen daarna zullen dus medebepalend zijn. Gegarandeerde steun valt te verwachten van D66, VVD, PvdA, GroenLinks en Forum voor Democratie, mogelijk nog aangevuld met de Partij voor de Dieren, 50PLUS en de Groep Krol-van Koorten-Arissen. Voor de partijen die voor zijn, gloort, afgaande op de meest recente peiling, straks een meerderheid. Kanttekening daarbij is uiteraard dat de uitkomst van de coalitie-onderhandelingen doorslaggevend is.