Slimste politicus of vlotste debater niet per se beste CDA-leider
Lijsttrekkersverkiezingen zijn rare dingen. En dat niet alleen omdat ze flink uit de hand kunnen lopen als kandidaten met modder gaan gooien en zodoende zowel elkaar als hun eigen partij beschadigen.
Zo werden ze er bij de PvdA bepaald niet beter van toen eind 2016 de kandidaatlijsttrekkers Asscher en Samsom elkaar in een bij tijd en wijle venijnige strijd ‘te lijf’ gingen.
Van dat gevaar zijn ze zich bij het CDA anno 2020 echter meer dan voldoende bewust. In het debat maandagavond in de Jaarbeurs in Utrecht hielden De Jonge, Keijzer en Omtzigt elkaar keurig heel. Ze overlaadden de ander met complimenten, zochten de politieke vijand vooral buiten het CDA en profileerden zich alleen door het leggen van bescheiden accenten. Aandachtspunten waarmee hun concurrenten het onmogelijk oneens konden zijn.
Nee, om nog een heel andere reden is een interne lijsttrekkersstrijd een vreemd verschijnsel. In zo’n strijd zoekt een partijlid immers naar inhoudelijke verschillen tussen kandidaten. Maar als het goed is –je bent niet voor niets lid van één en dezelfde politieke beweging– zijn díé verschillen slechts marginaal. En wat moet een gewoon CDA-lid dan aan met zo’n intern ‘debat’?
Dat wordt nog problematischer als, zoals maandagavond, debatleiders en debaters de weinige verschillen die er zijn –zoals al dan niet willen samenwerken met FVD– niet aan de orde stellen.
Dat brengt op een derde punt waarom dit soort lijsttrekkersverkiezingen iets onbevredigends hebben. Want hét hulpmiddel voor partijleden om hun keuze te bepalen, zijn één of meerdere debatten. Een woordenstrijd waarin de kandidaten laten zien hoeveel ze van allerlei onderwerpen afweten en hoe rap en vaardig ze met hun tong zijn. Maar bij de vraag of iemand geschikt is als partijleider, speelt natuurlijk veel meer.
Dan gaat het er ook om hoe iemand is in de dagelijkse omgang met anderen, hoe goed hij in de praktijk –niet alleen in woorden– partijgenoten kan verbinden, hoe stressbestendig hij is, of hij de juiste adviseurs om zich heen weet te verzamelen, enzovoort. Over dat soort zaken leert een publieke woordenstrijd de kiezer weinig tot niets.
Oké, en dus? Dus zullen CDA’ers hun keuze vooral moeten laten afhangen van bepaalde persoonskenmerken van de kandidaten. Informatie die zij maar voor een klein deel uit het debat in de Jaarbeurs kunnen halen, en waarvoor zij grotendeels op andere bronnen, waaronder hun eigen intuïtie, zijn aangewezen.
En als zij verstandig zijn, laten zij zich niet verblinden door het feit dat iemand een excellent Kamerlid is, een vlotte prater of een directe, spontane dame. Maar proberen zij een integrale afweging te maken over welk type leider en persoonlijkheid hun partij nu, in deze tijdsomstandigheden, nodig heeft.
Dat is geen sinecure.