D-day voor het pensioenakkoord
Zaterdag 4 juli. Het is D-day voor het pensioenakkoord. Het 105-koppige ledenparlement van vakbond FNV stemt voor of tegen de op 12 juni gepresenteerde uitwerking daarvan.
Eerder stemde vakbond CNV voor, terwijl VCP geen ja, maar ook geen nee zei. Op het moment dat ik dit schrijf, durf ik nog geen enkele voorspelling te doen over de FNV-uitslag.
Er zijn goede redenen om voor te stemmen. Het nieuwe pensioencontract is minder rentegevoelig en is ook transparanter. Bij het vergelijken van pensioenregelingen draait het straks om de hoogte van de premie-inleg en de behaalde beleggingsrendementen. Dat zijn eenvoudigere begrippen dan de opbouwpercentages en dekkingsgraden waar de meeste pensioenfondsen nu mee werken.
De transparantie is belangrijk als je van baan wisselt of besluit meer of minder uren te werken. Het hogere salaris van je partner, of bij je nieuwe werkgever, betekent niet automatisch dat je daarmee ook meer pensioen opbouwt. Want de ene pensioenregeling is royaler dan de andere.
En over partner gesproken: een andere afspraak uit het akkoord is dat het nabestaandenpensioen veel eenvoudiger wordt. Bij overlijden voor pensioendatum wordt het nabestaandenpensioen gebaseerd op het loon voor overlijden, in plaats van op de (toekomstige) pensioenopbouw. Toegegeven: zo’n vereenvoudiging kan ook in het huidige contract worden ingevoerd, daar is geen grote hervorming voor nodig.
Maar er zijn ook goede redenen om tegen te stemmen. Er zijn namelijk nog veel details onbekend, vooral als het gaat om de overgang van het oude naar het nieuwe contract. Denk aan de spelregels voor het overhevelen van het opgebouwde vermogen naar het nieuwe contract (‘invaren’) en de compensatie voor werknemers die halverwege hun loopbaan zijn en door de transitie mogelijk een pensioengat krijgen. De omvang van dat pensioengat is mede afhankelijk van de rentestand op het moment van de overstap en de karakteristieken van het pensioenfonds. En ook de mogelijkheden voor compensatie kunnen per pensioenfonds sterk verschillen. Tijdens het transitieproces moeten werkgevers- en werknemersorganisaties per bedrijfstak of onderneming verdere afspraken hierover maken. Dit maakt het lastig –zo niet onmogelijk– om op voorhand te garanderen dat niemand erop achteruit gaat.
Kortom, zowel ‘kamp voor’ als ‘kamp tegen’ heeft steekhoudende argumenten.Voor mij wegen de plussen zwaarder dan de minnen. Terwijl ik zelf tot de generatie behoor voor wie mogelijk zo’n pensioengat dreigt.
Het pensioenakkoord gaat overigens niet alleen om het werknemerspensioen, maar is een soort combideal met afspraken over aanpalende onderwerpen zoals een minder snelle stijging van de AOW-leeftijd en meer mogelijkheden om eerder te stoppen met werken. Zelfs over zzp’ers zijn afspraken gemaakt.
Stemt het ledenparlement tegen, dan is het de vraag wat er met het pensioenakkoord, inclusief deze extra onderdelen, gebeurt. Stemmen de FNV’ers voor, dan is alles nog niet meteen in kannen en kruiken. Dan volgt eerst nog een wetgevingstraject, gevolgd door een implementatieproces. Als het mee zit, is iedereen in 2026, dus over ruim vijf jaar, overgestapt. We zijn er dus nog lang niet.
De auteur is econoom bij RaboResearch