Ode aan de vader, van een dochter
Hij leert je fietsen en autorijden, geeft advies en is altijd in voor een goede discussie. Maar hij is ook de man die je leert om God en Zijn Woord op de eerste plaats te zetten. En degene bij wie je altijd terecht kunt, ook als je al lang en breed volwassen bent. Een ode aan de vader, van een dochter.
„Pap, hoe zou je het vinden als ik een verhaal over vaders en dochters schrijf, en jou als voorbeeld gebruik?” app ik naar mijn vader.
(Ik tutoyeer mijn ouders, omdat ik zo opgevoed ben. Waarschijnlijk een gevolg van het feit dat mijn ouders Veluws tegen elkaar praten en er in het dialect geen verschil bestaat tussen u en jij. „En omdat we toch geen vreemden van elkaar zijn”, zoals mijn vader dan zo heerlijk kort door de bocht kan zeggen.)
„Leuk. Eerst even lezen zou fijn zijn”, krijg ik even later terug.
Later: „Waarom wil je eigenlijk zo’n verhaal schrijven?”
Ja, waarom? Misschien omdat de rol van de vader in de opvoeding soms wat onderbelicht lijkt. Er ligt veel focus op de zorgende taak van de moeder, en de vader wordt soms afgeschilderd als degene die altijd werkt, de autoritaire figuur die alleen ingrijpt als er straf gegeven moet worden of de onhandige afwezige. Een beeld dat een vader tekortdoet. Een beeld dat voor mij –en andere vrouwen uit mijn omgeving– niet herkenbaar is.
Nu ik bijna dertig ben, waardeer ik mijn vader juist meer dan ooit en daarom schrijf ik dit artikel. Ik laat zien hoe de band met mijn vader door de jaren heen veranderd is. Daarnaast interview ik twee familietherapeuten, die vanuit de praktijk vertellen hoe belangrijk een goede vader voor dochters (en zonen) is. En ik vraag vrouwelijke collega’s en vriendinnen naar de band met hun vader. Maar eerst, terug naar vroeger.
Jeugd
„Heb je zin om mee te helpen?” vraagt mijn vader terwijl hij in de gang een kozijn staat te schilderen. „Hier is een kwast. Niet te veel verf eraan en goed uitstrijken, anders krijg je druppels.” In opperste concentratie veeg ik de kwast over het mij toegewezen stuk hout. Dan komt mijn moeder polshoogte nemen. Mijn vader ziet haar –toch wat bezorgde– blik. „Komt goed, dit kan ze wel.” Trots ga ik verder om te laten zien hoe goed ik wel niet bezig ben. Prompt vallen er een paar druppels verf op de vloer.
Ik groei op als de oudste dochter in een gezin van drie kinderen. Van leren fietsen tot veters strikken tot verven; mijn vader is in mijn herinnering vooral degene die ons de praktische vaardigheden leert. Neem het leren fietsen. Op mijn zijwieltjes cross ik de hele buurt door, maar helaas kan dat niet altijd zo blijven en ontvang ik voor mijn verjaardag een heuse volwassen fiets. Middagen lang rent mijn vader achter de bagagedrager aan. Tevergeefs; elke keer als hij loslaat, val ik subiet om. „Ik wilde bijna opgeven”, vertelt hij jaren later. „Gelukkig kreeg je het toen net door.”
Een groot deel van ons gezinsleven draait om de zondag, de dag waarop we samen naar de kerk gaan, iedereen thuis is en we lezen en zingen. De zondagochtend is het domein van mijn vader. Hij –standaard als eerste uit bed– maakt het ontbijt klaar, onder het gehoor van gemeentezang of een werk van zijn geliefde componist Bach. Terwijl hij het krentenbrood smeert, zingt hij mee.
’s Avonds na de dienst zitten we met z’n allen met een boek op de bank, onder het genot van een schaaltje chips. Een traktatie die is voorbehouden aan de zondag. „Zij heeft meer chips dan ik, dat vind ik niet eerlijk”, klinkt het regelmatig. Soms is mijn vader het zo zat dat hij naar de keuken beent, een weegschaal pakt en de hoeveelheden precies afweegt. „Zo, nu kunnen jullie niet meer zeuren.”
In de weekenden of tijdens een schoolvakantie gaan we er regelmatig op uit. Naar de dierentuin of de speeltuin, maar vooral vaak naar een museum. Eenmaal over de drempel komt de schoolmeester in mijn vader naar boven en vertelt hij enthousiast over de werking van een stoomgemaal of de indeling van het jarenzeventighuis in het Openluchtmuseum. „Kijk Lien, precies die oranje vloerbedekking hadden wij vroeger thuis ook.”
Dan is het meivakantie. Ik kijk al het hele weekend uit naar deze dag, want vandaag gaan we met zijn allen naar de speeltuin. Ik kom de trap van mijn zolderkamer aflopen en zie mijn vader voorovergebogen op bed zitten. Hij moet huilen. „Vannacht is mijn vader overleden, Aline.” Even ben ik gedesoriënteerd. Wie bedoelt hij? O wacht, het gaat om opa. Voor het eerst besef ik dat mijn vader zelf ook een vader heeft, dat hij meer is dan alleen maar onze vader, maar ook zijn eigen persoon.
Voorlezen
De rol die je vader heeft in je jeugd; het is niet iets waar je als kind veel over nadenkt. Hij is de man die aan tafel uit de Bijbel leest en bidt. De man tegen wie je opkijkt, waarvan je wilt dat hij trots op je is als je een goed rapport hebt. Degene die je complimenten geeft, maar ook de man voor wie je soms een beetje bang bent, als je iets verkeerds gedaan hebt en je weet dat er straf aan zit te komen. Hij is er, hij zorgt voor je. Klaar.
Vaders en moeders hebben zeker tijdens de jeugd van een kind beiden een eigen rol in de opvoeding, zegt therapeut Jaap van der Meiden. Hij is systeem- en contextueel therapeut in zijn eigen praktijk voor christelijke hulpverlening. Contextuele therapie is een behandelvorm die vooral kijkt naar de invloed van familie. „Het begint al bij de geboorte van een kind. Een moeder heeft de baby negen maanden gedragen; ze heeft een voorsprong in de betrokkenheid. Ik weet nog dat mijn vrouw na de geboorte van ons eerste kind zei: Dit is hem, ik ken hem al. Voor mij was het kennismaken. Ik stond op achterstand in het begin, vond het al geweldig dat ik suikerwater aan de baby mocht geven.”
Na een tijdje, als een kind iets groter wordt en de focus minder op de eerste zorgtaken ligt, komen vaders volgens Van der Meiden steeds meer in beeld. „Generaliserend kun je zeggen dat vaders een meer lerende, instructieve rol hebben. Dochters geven dit ook aan als ze over de relatie met hun vader praten. Ze benoemen niet zozeer de zorg in de jonge jaren, maar hebben het over de dingen die ze met hun vader doen, dingen die ze van hem leren.”
Herkenbaar. Als ik naar mijn jeugd kijk, denk ik vooral aan mijn vader als degene die ons nieuwe dingen leerde, met wie we op stap gingen. Een beeld dat meer vrouwen uit mijn omgeving herkennen, blijkt uit een rondvraag die ik doe onder vriendinnen en vrouwelijke collega’s. „Ik mocht hem altijd helpen met klussen”, zegt iemand. Een ander: „Hij leerde me weetjes over het heelal en de sterren, over boeken, politiek en geschiedenis. En voorlezen deed hij veel, daar is mijn liefde voor lezen uit voortgekomen.”
Ook populair: op pad met je vader. „Ik mocht mee naar evenementen waar hij aan deelnam namens het bedrijf van hem en mijn moeder”, zegt een vrouwelijke collega. „Of we gingen een ijsje halen of een doos met kipnuggets bij de McDonalds, waar mijn moeder ons nooit mee naartoe wilde nemen.”
Doopformulier
Therapeut Hester Haase heeft een eigen praktijk in Apeldoorn en Ede voor psychosociale hulpverlening en contextuele therapie. Ze wijst op de scheppingsorde. „God gaf aan man en vrouw de onderscheiden taak van vader en moeder. Ik vind het belangrijk om ze in de mooie taak en belangrijke functie te laten staan, naast elkaar. Ze zijn beiden even belangrijk in de opvoeding van hun kinderen.”
Ze noemt het hoofddoel van opvoeding, verwoord in het doopformulier: Opdat het kind Gods Vaderlijke goedheid en barmhartigheid moge bekennen. „De vader heeft, naast de moeder, een rijke taak om te laten zien wat Vaderlijke goedheid en barmhartigheid inhoudt, tot vorming van het Godsbeeld. Daarnaast mag een vader zijn dochter goede gaven geven, zoals in Lucas 11:13 staat. Gaven als betrouwbaarheid, betrokkenheid, beschikbaarheid, bescherming en liefde. Ook vermanen en vertroosten zijn vaderlijke taken, volgens 1 Thessalonicenzen 2:11. Matthew Henry schrijft hierbij dat een goede vader ieder kind naar zijn eigen aanleg zal leiden en vermanen. Met vaderlijk gezag en vaderlijke genegenheid.”
Haase wijst ook op de vorming van het man-beeld. „Voor een dochter is de vader de eerste man in haar leven. Als vader kun je je dochter daarom leren wat een betrouwbare en goede relatie inhoudt.”
Puberteit
Zondagmorgen, iets na negen uur ’s ochtends. „Aline, schiet je op? We willen nu weg!” klinkt het van beneden. Ik kom de trap afgestommeld in het gezichtsveld van twee misprijzend kijkende ouders. Mijn moeder zucht. „Zo neem ik je niet mee naar de kerk”, zegt mijn vader stellig. „Hup, nu wat anders aantrekken. Geen spijkerrok op zondag, dat weet je best.”
Scheldend stamp ik zo hard mogelijk de trap weer op. „Waarom hebben jullie van die rare regels? Het maakt toch niet uit hoe je naar de kerk gaat? Het gaat erom dat je er bent!”
„Nou, weer een goed begin van de dienst”, hoor ik nog net achter me.
Ach, de pubertijd. De fase waarin je vader verandert van je grootste held naar een boeman die er middeleeuwse denkbeelden en achterhaalde regels op nahoudt. Ik heb mijn eigen kamer op zolder en verschans me haast dag en nacht in dit territorium. Alleen voor het eten en het vaste koffiemoment om acht uur ’s avonds („Zo burgerlijk dat we altijd op een vast tijdstip koffie moeten drinken”) kom ik naar beneden.
De gemeentezang die op zondag door het huis klinkt, vind ik ineens irritant en ouderwets. De familie-uitjes naar musea sla ik steeds vaker over („Boeiend hoor, een draaiorgel”). In plaats daarvan blijf ik liever, u raadt het al, op mijn kamer.
Mijn vader treedt mijn puberale buien en ruziegezoek tegemoet met een lichte vlaag verstandsverbijstering, hier en daar een woedeaanval en vooral vaak een laconieke reactie. Dit laatste werkt bij mij als olie op het vuur; ik word er alleen maar bozer van en stamp uit onmacht maar weer naar boven.
Na een kwartier klinkt het geluid van sloffende pantoffels op de trap. Ik weet hoe laat het is: tijd om uit te praten en mijn excuses aan te bieden.
Jaren later denk ik glimlachend terug aan deze momenten als een collega na een klein conflict goedmoedig geïrriteerd tegen me zegt: „Jij wilt ook altijd alles uitpraten.” Het is een gewoonte die ik van mijn vader heb geleerd.
Op school gaat het goed, al worstel ik behoorlijk met de verplichte drie uur wiskunde per week. Na een moeizaam tentamen en een paniekerig telefoontje naar huis krijg ik een sms’je binnen. „Nog 72 dagen en je hebt nóóit meer wiskunde. Pap.” Het bericht staat nog lang in mijn telefoon.
Langzaam groei ik over de ergste puberale frustraties heen en denk ik steeds vaker „Best een geschikte man, die vader van mij”. We voeren discussies over politiek en nieuws en ik vind het verfrissend te merken dat mijn mening ertoe doet en dat we –ook al zijn we het niet met elkaar eens– alsnog een goed gesprek kunnen voeren.
Soms schieten we terug in het oude rolpatroon, de dagen waarop hij al puffend achter mijn fietsje aanrende. Wanneer ik mijn rijbewijs krijg bijvoorbeeld, want ook autorijden gaat niet vanzelf. Als we op een rustig weggetje de hellingproef oefenen en ik bijna de auto een greppel in rijd, verzucht mijn vader (van enige diplomatiek heeft men hem nog nooit kunnen beschuldigen): „Ik snap niet dat ze jou je rijbewijs hebben laten halen.”
Ik waardeer zijn adviezen, maar ontdek ook dat ik ze niet altijd hoef op te volgen. Iets wat door hem overigens wordt gestimuleerd. „Ik zeg wat ik denk, maar je mag het zelf beslissen.”
Soms vind ik het moeilijk goed om te gaan met zijn bezorgdheid – die naar mijn mening wat overdreven kan zijn. Als ik wacht op het telefoontje van school om te horen of ik geslaagd ben of wacht op de uitkomst van een sollicitatiegesprek, is hij daar bijna meer mee bezig dan ik. Het zorgt voor extra druk bovenop de stress die ik al ervaar. Toch leer ik ook hier milder naar te kijken. Hij bedoelt het goed.
Als ik op mijn eenentwintigste op mezelf ga wonen, is mijn vader trots. „Ik kan ervan genieten dat de kinderen zelfstandig worden”, vertelt hij aan iedereen die het maar wil horen. „Heerlijk rustig zo in huis”, grapt hij tot mijn verontwaardiging.
Een paar dagen later krijg ik – opnieuw- een sms’je. „We missen je toch wel hoor, het is zo stil zonder jou.”
Vriendschappelijker
In de puberteit leer je als dochter langzaam je eigen keuzes te maken. Een belangrijke factor daarbij: erkenning van je ouders krijgen. „Als kind moet je met de wind van je ouders in de rug volwassen kunnen worden”, zegt Van der Meiden. „Als je weet: ze ondersteunen me en ze staan achter me, dan durf je beter zelf beslissingen te nemen en nieuwe relaties aan te gaan.”
Zijn collega Haase noemt het belang van een goede afstemming tussen vader en dochter. „Als vader kun je je kind te veel blijven beschermen en behoeden. Dan kan het moeilijk zijn om als dochter in vrijheid je eigen verantwoordelijkheid te ontwikkelen en je eigen besluiten te leren nemen. Andersom kan een vader fysiek of emotioneel ook te veel afwezig zijn. Dochters blijven dan mogelijk worstelen met de goedkeuring van vader in hun leven, of leren mogelijk dat ze zichzelf moeten redden en geen hulp mogen vragen van anderen.”
Van der Meiden ziet het weleens terug in zijn praktijk; mensen van middelbare leeftijd die het moeilijk vonden dat hun vader vroeger nooit thuis was, vanwege zijn werk, het schoolbestuur en de kerkenraad. „Een moeder kan dat gemis deels opvangen, maar nooit helemaal”, zegt hij. „Al moet ik dit tegelijk nuanceren: er zijn dochters die hun vader gemist hebben, maar ook dochters die er geen problemen mee hebben dat hun vader weinig thuis was.”
Volgens hem verandert de ideale relatie met een vader door de jaren heen langzaam van een zorgrelatie naar een meer coachende relatie. „Hij geeft je advies en helpt je om een eigen pad te zoeken. De verhouding wordt gelijkwaardiger.”
De vrouwen in mijn omgeving zeggen bijna zonder uitzondering dat de band met hun vader beter is geworden na de puberteit. Het wederzijds onbegrip verdwijnt vaak en er is meer rust. „Onze levens komen meer overeen”, zegt een vriendin. „Al zijn er ook dingen waar ik pertinent anders over denk. Maar ik probeer meer dan vroeger zijn standpunten te zien in het geheel van zijn opvoeding en denkbeelden en soms laat ik het dan maar zo.”
Een collega vindt dat het contact vriendschappelijker is geworden. „Hoewel hij nog steeds veel advies geeft, is dat niet meer de basis van onze gesprekken. Ik merk vaker dat ik steeds meer op hem ga lijken en verschillende eigenschappen van hem bij mezelf zie.”
Volwassenheid
„Schroef jij de stopcontacten er zo weer op? Dan ga ik vast verder met het laminaat.” Het is zaterdag en we zijn aan het klussen in mijn appartement. Als mijn vader –twee fikse hernia’s achter de rug– wat al te enthousiast een paar zware pakketten hout optilt, kan ik een bezorgde uitroep niet tegenhouden. „Pap, weet je zeker dat dit goed is voor je rug?” „Ja, gaat prima hoor.” Voor de zekerheid help ik toch maar mee met sjouwen.
Intussen ben ik 29 jaar oud en is mijn vader 56 jaar. Mijn ouders zie ik nog steeds regelmatig; voor een bakje koffie, wat advies of een avondmaaltijd. Als ik paniekerig opbel omdat mijn wasmachine een vreemd geluid maakt, loodst mijn vader me door de ergste stress heen. Hij timmert een kast voor mijn woonkamer, hangt lampen op en staat uren op een gammel trapje te behangen.
Andersom geef ik advies aan hem. Ik bekijk teksten die hij heeft geschreven of neem het Bijbelverhaal door dat hij heeft voorbereid voor de afscheidsavond van groep 8. „Wil je er nog even kritisch naar kijken?” vraagt hij dan.
Hier en daar voorzie ik mijn vader van ongevraagd kledingadvies, maar mijn modetips hebben hem helaas nog niet geïnspireerd eens een wat minder wijde trui of blouse aan te trekken. „Het moet gewoon lekker zitten.” Ook zijn sandalen staan nog vrolijk onder de kapstok te pronken. „Ik bemoei me toch ook niet met jouw kledingkeuze.” Dan, over de nepleren rok die ik aanheb: „Wat is dat nou weer voor ding? Net een vuilniszak.”
Meer dan ooit hebben we serieuze gesprekken over geloof, werkdruk, relaties en prioriteiten stellen in het leven. Mijn vader is daarbij niet iemand voor wazige uitspraken, hij zegt waar het op staat.
Het is frappant –en soms confronterend– om te merken dat we steeds meer op elkaar gaan lijken. Je kunt iemand moeilijk een eigenschap verwijten die je zelf ook bezit. Beiden zijn we koppig en reageren we vaak vanuit emotie. Eerst doen en dan pas denken. Tegelijkertijd kunnen we lang piekeren over zaken en daarin verstrikt raken als we niet uitkijken. We hebben dezelfde werkstijl: hup, aanpakken. Soms vergeten we daarbij dat er ook nog procedures zijn en dat je mensen eerst mee moet krijgen voor je een idee kunt doorvoeren. We hebben dezelfde geloofsvragen („Je verwoordt precies wat ik dacht”, zegt hij als ik na een dienst thuis koffiedrink en we napraten over de preek).
Je doet hem geen plezier met al te veel sociale verplichtingen en kringvisites. Hij is het liefst thuis, in zijn rommelschuurtje, om wat te prutsen. Herkenbaar. Ik bezit weliswaar geen rommelschuur, maar voor mij zijn er weinig zaken beter dan met een boek op de bank.
Dan, op een vroege zondagochtend in 2015, ontdek ik weer een andere kant van onze band. Ik krijg een telefoontje: mijn vader heeft een hartinfarct gehad. Als ik de ziekenhuiskamer instap en hem onmachtig en uitgeput in bed zie liggen met plakkers op zijn borst en een kunstmatig laag gehouden hartslag kan ik een schrikreactie niet verbergen. Het is een beeld dat moeilijk is te rijmen met mijn energieke vader. Een beeld dat ik weer voor me zie als mijn vader in de jaren erna wordt geopereerd aan een forse rughernia en opnieuw in de woonkamer ligt te revalideren.
Inmiddels gaat het weer goed, maar mijn beeld van hem is ergens veranderd. Voor het eerst denk ik na over een toekomst waarin de rollen misschien wat vaker omgedraaid zijn en ik voor hem ga zorgen in plaats van andersom.
Voorbeeld
Uit mijn steekproef blijkt dat andere vrouwen ook op een nieuwe manier naar hun ouders kijken nu ze volwassen zijn, en in sommige gevallen zelf kinderen hebben. „Ik voel me verantwoordelijker naar mijn ouders toe”, zegt een collega. „Dus ook voor mijn vader, ik wil dat het goed met hem gaat. We ondernemen niet specifiek wat samen, maar als ik op de koffie ga of ze komen bij ons, dan is het altijd gezellig. Geen discussies meer.”
Bepaalde aspecten die je in je opvoeding hebt meegekregen, geef je door aan je eigen kinderen, zo merkt een vriendin op. „Het is waardevol om van huis uit het goede voorbeeld te hebben. Ik zou het mooi vinden als mijn kind later hetzelfde gevoel bij mij heeft als ik bij mijn ouders heb; dat je altijd bij ze terecht kunt. Die toegankelijkheid wil ik ook uitstralen.”
Het is mooi om te zien dat iedere dochter een unieke relatie heeft met haar vader, zegt therapeut Hester Haase als ik haar een paar citaten uit de steekproef voorleg. „In dit verband moet ik denken aan een bekend boekje van familietherapeut Else Marie van den Eerenbeemt. Daar schrijft ze: Als ik aan mijn eigen vader denk, geboren in 1898, zie ik een patriarch die overal aanwezig was, behalve thuis. Toch had ik het idee dat hij er altijd was, hij gaf mij het gevoel van onverwoestbare veiligheid en onvoorwaardelijke steun. Hij belichaamde voor mij de oorspronkelijke betekenis van het woord ‘vader’, die samenhangt met het woord omheining: veiligheid, bescherming.”
Hoe volwassen je ook bent, je vader blijft altijd een vader. „Natuurlijk zie je dat de opvoedkundige momenten minder worden,” zegt Van der Meiden. „Maar er moet ook ruimte blijven om advies te vragen. Je wilt niet dat je vader alleen maar een vriend is, hij moet ook met vaderlijk gezag iets kunnen zeggen. Dat is maar goed ook: je hebt maar één vader en die heb je je leven lang nodig.”
Ik blijf altijd zijn kind. Een geruststellende gedachte. Eentje die wordt bevestigd als we mijn 29ste verjaardag vieren en mijn vader onder de maaltijd, middenin een grappig gesprek, ineens serieus wordt. „Raar misschien dat ik dit zeg, maar ik moet nog elk jaar op je verjaardag denken aan die piepkleine voetjes van je in de couveuse.”
De beste eigenschappen van vaders
Welke eigenschap waardeer je erg in je vader? Die vraag stelde ik aan vrouwen uit mijn omgeving. Een selectie uit de antwoorden.
• Ik heb van hem geleerd om God en Zijn Woord op de eerste plek te zetten. Hij heeft altijd laten zien dat dat het belangrijkste in zijn leven is, en dat heeft ervoor gezorgd dat hij iets had wat ik ook wilde hebben. Bovendien heeft hij altijd een geestelijk woord voor je; we hebben daardoor een sterke geloofsband.
• Zijn openheid en het feit dat hij buiten kaders en hokjes probeert te denken. Hij probeert de leefwereld van jongeren te begrijpen en kan goed met jongeren overweg.
• Hij is zorgzaam, soms een beetje te bezorgd, maar wel op een goede manier. En hij heeft een sterk rechtvaardigheidsgevoel; hij probeert altijd het juiste te doen.
• Ik waardeer het meest dat hij recht door zee is. Hij laat altijd precies weten hoe hij over bepaalde zaken denkt. Daarnaast zijn eerlijkheid, standvastigheid en zijn ontzettende liefde voor zijn gezin. Ik weet dat wat er ook gebeurt, hij er altijd voor zorgt dat het goed komt en zijn vrouw en kinderen niets tekortkomen. Die gedachte maakt mijn leven behoorlijk zorgeloos.
• Zijn verlangen om het beste te zoeken voor mij, wat zichtbaar wordt in de adviezen die hij aan me geeft.
• Zijn zorgzaamheid voor onze familie en anderen om ons heen, en zijn vermogen om familiezaken open te bespreken.
Dochter of zoon, maakt dat uit?
Vaders en zonen gaan anders met elkaar om dan vaders en dochters, zo blijkt uit Amerikaans onderzoek, gepubliceerd in het vakblad Behavioral Neuroscience in 2017. Het verschil zou hem vooral zitten in de communicatie en de benadering naar elkaar toe. Zo zijn vaders van dochters vaak meer beschermend, gebruiken ze vaker emotionele woorden als huilen, eenzaam en tranen en beïnvloeden ze het zelfbeeld en zelfvertrouwen van een dochter. Een vader van een zoon gaat gemiddeld ‘wilder’ om met zijn zoon dan met zijn dochter. Hij heeft vaker het idee dat hij meer gelijke interesses heeft met zijn zoon en gebruikt vaker woorden die te maken hebben met successen, zoals winnen, succes en de top.
„Vaders zijn vaak wat zachter en meer toegeeflijk tegenover hun dochters”, zegt familietherapeut Hester Haase. Haar collega Jaap van der Meiden noemt het „logisch” dat er verschillen zijn in de band tussen vaders en zonen en vaders en dochters. „Jongens en meisjes zijn verschillend. Jongens zoeken sneller een grens op, experimenteren meer. Meisjes vinden het belangrijker om het gezellig te maken. Voor een vader heeft dit gevolgen voor de manier waarop hij communiceert; bij jongens meestal iets directer dan bij meisjes.”
Toch moet er niet te veel nadruk worden gelegd op de sekseverschillen, vinden beide therapeuten. Haase: „Voor zowel zoons als dochters is een vader niet alleen als rolmodel belangrijk, maar ook als betrokken opvoeder. Hij beïnvloedt de ontwikkeling van zoon en dochter door te laten zien wie hij zelf is. In de omgang met zichzelf, in de omgang met anderen, in de omgang met zijn vrouw, in de omgang met het kind. Het is ook belangrijk dat een vader op een gepaste manier kan reageren op de gevoelens en behoeften van een kind en het kind kan erkennen in wie het is en wat het geeft. Dat draagt bij aan een veilige hechting.”