Hoe moet je als christen en kerk staan tegenover duurzaamheid? Is er vanuit een Bijbels perspectief meer te zeggen dan de opdracht tot rentmeesterschap? „We moeten geen groene kerken zijn, maar ook geen consumptiekerken.” Een dubbelinterview.
De consistorie van de gereformeerde gemeente in Amersfoort biedt genoeg plaats om –geheel coronaproof– op veilige afstand van elkaar van gedachten te wisselen over een christelijke visie op duurzaamheid. Plaatselijk predikant ds. W. Visscher komt op de fiets vanaf de pastorie, die een kleine kilometer van de kerk staat. Ds. M. van Reenen (HHK, Oldebroek) verontschuldigt zich bij aankomst. Hij is met de auto, iets wat hij liever niet doet. „Ik reis zo veel mogelijk met het ov.” De omstandigheden dwongen hem er echter deze keer toe.
Beide predikanten zijn –uit interesse– al lang betrokken op het onderwerp duurzaamheid. De hersteld hervormde predikant kreeg de eerbied voor en verwondering over de schepping met de paplepel ingegoten. „Het gevoel van urgentie ontstond door kleine ervaringen, zoals het verdwijnen van de laatste zingende veldleeuwerik op de route die ik in mijn jonge jaren fietste.”
"In maar liefst vier van de tien geboden gaat het over medeschepselen, zoals os en ezel"
Bewustwording rond duurzaamheid kwam bij ds. Visscher in zijn studententijd op gang. Hij las in de jaren 70 het beroemde rapport van de Club van Rome dat veel stof deed opwaaien. Later nam hij ook het Brundtlandrapport (1987) en de rapporten rond de VN-top in Rio de Janeiro (1992) door.
Veelkleurige wijsheid
Zorgen om de toestand van de schepping hebben beide predikanten. Visscher: „Hoewel in genoemde rapporten een hoop dramatiek zit –veel van wat de modellen voorschreven kwam niet uit–, is er wel degelijk wat aan de hand met de aarde en ons gebruik van natuurlijke hulpbronnen.” Van Reenen: „De schepping zucht onder onze zonden. We zijn ook steeds meer in staat de schepping te laten zuchten. De hoeveelheid huisdieren en vee is tegenwoordig vele malen groter dan de hoeveelheid wilde dieren. We verdrijven de schepping steeds meer naar de marge. God heeft zoveel rijkdom in de natuur gelegd, maar dat wordt minder. Door ons handelen. Het denken over rentmeesterschap valt voor mij uiteen in twee uitersten: enerzijds de verwondering over Gods schepping, en anderzijds de vreselijkheid van de zonde.”
Visscher: „Die emotie bij het verdwijnen van natuur, zoals een veldleeuwerik, ervaar ik niet zo. Er zal vast heide en bos plaatsmaken voor landbouwgrond, maar zolang het een beetje leefbaar blijft, zie ik dat niet als problematisch. We mogen de aarde bouwen en bewaren. In de Bijbel kom ik steeds mensen tegen die gebruik maken van natuurlijke hulpmiddelen.”
Van Reenen: „Als de schepping eenvormig wordt, verliezen we wat van het zicht op Gods oneindige, veelkleurige wijsheid. Bij het leven met de Heere hoort verwondering voor het geschapene. Als je dan de schepping vergelijkt met een huis, dan kun je zeggen dat God overal in dat huis prachtige schilderijen heeft opgehangen. Als die schilderijen verdwijnen, dan verarmt het aanzien van het huis.”
Is duurzaamheid een eigentijds front waarop de christelijke theologie antwoorden op moet vinden?
Visscher: „Ik zie persoonlijk drie primaire fronten waar we ons tegen te wapenen hebben. Allereerst de secularisatie, binnen en buiten de kerkmuren. Ten tweede het consumentisme, we leven voor het hier en nu en genieten meer van een gevulde koek dan van het lezen in de Bijbel. Dat punt heeft raakvlakken met duurzaamheid. En tot slot het wegebben van het eeuwigheidsbesef. Ik las onlangs een boek over de 16e eeuw waar iemand van 35 jaar al drie pestepidemieën had meegemaakt. De dood was toen nooit ver weg.”
Van Reenen: „Duurzaamheid zie ik niet als een front, maar als een groot vraagstuk waar wij ons in deze tijd toe te verhouden hebben. We hebben op het thema wel de fronten te zoeken. Daarbij zie ik er twee. Als christenen moeten we allereerst strijden om het geestelijke aspect onder de aandacht te brengen. Duurzaamheid wordt al snel een praktisch verhaal. Dan gaat het alleen over te nemen maatregelen, terwijl we milieuproblemen moeten bezien in het licht van wie God is en wie wij zijn. Zij raken aan aspecten als zonde en genade, laat dat de boodschap van de kerk zijn. Het tweede front raakt onszelf, ons consumentisme. De duurzaamheidsproblematiek zegt iets over ons eigen hart en gedrag. Is ons leven sober en matig en gericht op de eeuwigheid?”
Hoe passen we christelijk denken rond duurzaamheid in in de theologie?
Van Reenen: „Duurzaamheid moet geen aparte status krijgen, want dan gaat het de theologie overwoekeren. Wel raken schepping en duurzaamheid haast aan alle theologische thema’s. Als voorbeeld de leer van de zonde: de zonde tastte onze relatie met God en onze naaste aan, maar ook onze verbinding met de schepping. Voelen we die schuld ten opzichte van onze medeschepselen? Als het gaat om de leer van de verlossing: wat betekent het als er staat in 1 Kolossenzen 1:20 dat Christus is gekomen om alle dingen op aarde en in de hemel te verzoenen? Zo kun je in alle aspecten van de christelijke theologie de vraag stellen: wat is hierin de plaats van de schepping? En hoe verhoudt zich dat tot het duurzaamheidsdebat?
Visscher: „Ik blijf bij het aspect van de zonde hangen. Zijn er ook zonden tegen de schepping? Is het een zonde als je een boom omhakt?”
Van Reenen: „Als ik Gods woord leest, verbaast het me iedere keer weer hoeveel er over de verhouding tussen mens en schepping in de Bijbel staat. Zo spreken de burgerlijke wetten veel over het zorgvuldig gebruik van de aarde. Bijvoorbeeld over het braakliggen van akkers. Tegenover gebruik staat misbruik en dan kom je op het vlak van de zonde. Als we het land geen rust gunnen, raakt het vermoeid. Al in Genesis 3 wordt duidelijk dat de mens zondigde tegen de schepping. De slang en de aarde werden om onzentwil vervloekt.”
Visscher: „Ik vraag me af of het Bijbels is om te zeggen dat je tegen de schepping zondigt. Als ik in de auto stap of in mijn tuin een boom vel, ervaar ik dat niet als zonde. In de Bijbel hebben mensen ook huizen gebouwd en daar zijn middelen voor nodig.”
Van Reenen: „Wat mij betreft ligt daar dus een braakliggend terrein in de gereformeerde theologie. Hebben we niet een te beperkt beeld van wat zonden zijn? Als ik zie wat we de schepping aandoen, kan ik niet anders dan ons rücksichtslos gedrag als zonde te bestempelen.”
"Ik zou tegen elke predikant willen zeggen: Geef het goede voorbeeld en neem gewoon een middenklasse auto"
Visscher: „Het consumentisme, het meer gebruik maken van Gods schepping dan God toestaat, is zonde. Toch zou ik voorzichtig zijn met de term zondigen tegen de schepping. Je zondigt tegen God, de Schepper, of tegen je naaste.”
Van Reenen: „Misschien iets zorgvuldiger gezegd: we kunnen zondigen in onze omgang met God, in onze omgang met onze naaste en in onze omgang met de schepping. Hoe wij een dier behandelen, maakt wel uit.”
Visscher: „Zeker. Een rechtvaardige kent het leven van zijn beest, Spreuken 12:10). Als je een dier mishandelt, is dat echter geen zonde tegen het beest, maar zonde tegen God.”
Bestaan er klimaatzonden?
Visscher: „Nee, ik kan niet zondigen tegen een boom, een beest of het klimaat. Wel tegen de Schepper ervan.”
Van Reenen: „Dat is een definitiekwestie. Wat mij betreft is dat dezelfde vraag als: bestaan er seksuele zonden? Ik kan niet zondigen tegen seksualiteit. Ik kan wel zondigen in mijn seksualiteit. Zo kan ik ook zonden doen in mijn omgang met de schepping. De invloed van het menselijk handelen op het klimaat is voor mij een spiegel. Het laat zien dat er consumentisme in mijn hart is. De mens kan het klimaat niet beheersen, maar het door de vloek van de zonde wel vernielen. Als ik bij het autorijden weiger om mezelf af te vragen wat de invloed ervan op de schepping is, dan vind ik dat in deze tijd -met alles wat we weten over de verbranding van fossiele brandstoffen- zonde van nalatigheid.”
Visscher: „Vanaf 1800 is de wereldbevolking flink gaan groeien. Inmiddels leven er zeven miljard mensen op de aarde. Die monden moeten gevoed worden en daarvoor moet je een beroep doen op de schepping. Volgens mij is dat legitiem. De bevolkingsgroei is alleen maar mogelijk geweest door land in cultuur te brengen en dankzij de enorme vooruitgang van de techniek. Boeren vormden bos om tot korenakker. Daarmee verdween natuur, maar dat was nodig.”
Van Reenen: „Dat is een kant van het verhaal. Een functionele benadering. Het besef komt toch steeds meer dat bos niet alleen bestaat uit om te hakken bomen en hout voor verbranding. Bos functioneert ook als een bewaarplaats van biodiversiteit, met bijvoorbeeld planten met geneeskrachtige werking, en als longen van de wereld. De Heere heeft de wereld ook geschapen als een systeem, waar je zeker niet straffeloos en eindeloos elementen uit kunt weghalen.
Visscher: „Ik bepleit ook niet een uitputting van de aarde, maar zeg wel: wil je zeven of in de toekomst zelfs tien miljard mensen voeden, dan heeft dat een prijs, dan zal je daar je landschap op moeten inrichten. Daar kijk ik als econoom vrij nuchter naar. De prijs is niet eindeloos, hoewel een mensenleven me meer waard is dan het leven van een koe. Want die laatste heeft geen ziel te verliezen.”
Tegen welke prijs mogen die monden worden gevoed?
Van Reenen: „Ja, moet dan de schepping inleveren of moeten wij op onze welvaart inleveren? Als we de natuur steeds de prijs laten betalen, zal dat zich tegen de leefbaarheid van de aarde keren. Kiezen voor de schepping van God is uiteindelijk kiezen voor het welzijn van de mens. Zo heeft God de aarde ook gemaakt. De hele wereld was klaar, toen de mens daar een plaats in kreeg.”
Visscher: „Die mens was wel het doel van Gods Schepping.”
Van Reenen: „De eer van God was het doel van de schepping.”
Visscher: „Ja, maar de hele schepping is ingericht zodat de mens daarin kon wonen. Het hoogtepunt van Gods scheppingswerk was niet de zon of de dieren, maar dat was de mens. Als beelddrager van God. In Gods handelen gaat het inderdaad uiteindelijk om Zijn eer en daarvoor heeft hij de mens gemaakt.”
Van Reenen: „Daarvoor heeft hij óók de mens gemaakt, zou ik willen zeggen. Zie Psalm 8, Psalm 19. De hemelen vertellen Gods eer. Als we een merel horen zingen, mogen we zeggen dat die Gods lof zingt. De mens mag je nooit los zien van de plaats die hij kreeg in de schepping. God maakte niet allereerst de mens en stopte vervolgens met scheppen. Nee, hij heeft eerst de hele aarde gemaakt. Blijkbaar is dat de plek waarin de mens Hem allermeest kan eren. Zonder iets af te doen aan de unieke positie van de mens en de onvergelijkbare waarde van de ziel, kun je mens en schepping niet los van elkaar zien.”
Visscher: „Daar ben ik het mee eens. Daarmee blijft overeind dat de mens het middelpunt, het hoogtepunt is van Gods Schepping. God maakt een huis voor die mens gereed, dat is de schepping. Uiteindelijk staat God centraal in alles. God, die zich bemoeit met mensen. En wat is dan belangrijk? Op de eerste plek staat de relatie tussen de mens en God. Daarna komt onze relatie met de medemens. Daarover gaan ook de tien geboden. En pas op de derde plaats staat onze relatie ten opzichte van het natuurlijk milieu. De schepping is geen afgod.”
Van Reenen: „Klopt. Met die verdeling ben ik het helemaal eens. Toch is het derde heel nauw verbonden met de andere twee. De Heere Jezus zegt dat God liefhebben het grote gebod is, en dat het tweede gebod daaraan gelijk is. En dat geldt ook voor het derde wat u noemt. In maar liefst vier van de tien geboden gaat het over medeschepselen, zoals os en ezel.”
Visscher: „Ik bedoel ook niet te zeggen dat de schepping er maar een beetje bijhangt, maar de Bijbel leert ons wel dat het heil van de mens ligt in de relatie met God. Het is goed nabij God te wezen. Dat is de eeuwigheid. Wat dat precies is kunnen we over praten, maar dat is niet dat ik naar leeuwen en beren kijk.
Terug naar de vraag. Tegen welke prijs mag een christen de aarde gebruiken? Zelf leg ik als predikant vaak het accent op de pelgrimage. Deze wereld gaat voorbij. De gegevens uit het Nieuwe Testament spreken daarbij boekdelen: Paulus, Petrus en Johannes schrijven veel over soberheid en matigheid. In het rijke Westen leven we boven onze stand. Overdaad schaadt. Maar tegelijk mogen we voor ons en onze kinderen een beroep doen op de schepping voor ons drinken, eten en onze kleding. Ook blijft staan: „Gaat heen en vermenigvuldigt u.” Ik wil niet de kant op dat we de bevolkingsgroei moeten afremmen. Dan zouden grote gezinnen slecht zijn voor het klimaat. Wij krijgen kinderen in verband met het koninkrijk Gods. Laten we dat koesteren. In 1 Timotheüs 2:15 staat dat een vrouw zalig zal worden in kinderen te baren.”
"Als heel de wereld zo leeft als de gereformeerde gezindte, dan kunnen er geen 7 miljard mensen gevoed worden"
Van Reenen: „Helemaal eens. Ik zou die twee zaken alleen niet tegen elkaar willen uitspelen. In Gods Koninkrijk is het ontvangen en opvoeden van kinderen een voorrecht. Wat vervolgens belangrijk is, is dat we onze kinderen dan opvoeden in matigheid. Dat de wereld niet kan zeggen: jullie met je grote huishoudens eten het grootste deel van de koek op. Ik hoop mijn kinderen mee te geven: neem een bescheiden plekje in, met een beperkte ecologische voetafdruk. En als ik dan door Gods genade veel kinderen mag krijgen die een klein plekje innemen, dan geloof ik dat ik ten opzichte van Gods schepping verantwoorder bezig ben dan weinig kinderen die zich gedragen als koningen. Als je als christen gelooft dat kinderen een erfdeel des Heeren zijn, besef wel dat je verantwoordelijkheid des te groter is.”
Visscher: „Soberheid is trouwens een relatief begrip. Het hangt af van de samenleving waarin je staat. Mijn zwarte pak is niet per se een matig pak. Ik rijd niet in een Mercedes, terwijl ik er wel een zou kunnen betalen. Ik zou tegen elke predikant willen zeggen: Geef het goede voorbeeld en neem gewoon een middenklasse auto. Wees in zo’n uithangbord zuinig en eenvoudig.”
Van Reenen: „Je kunt uit oogpunt van duurzaamheid soms juist een duur pak kopen omdat het niet snel zal slijten. Het gaat om een levensstijl. Willen we uit het leven halen wat erin zit of zijn we bereid om offers te brengen en onze behoeften terug te schroeven.”
De menselijke verantwoordelijkheid voor duurzaam gedrag wordt in reformatorische kring wel eens weggeredeneerd door op zichzelf rechtzinnige waarheden. Bijvoorbeeld dat de aarde toch voorbijgaat, dat alles onder Gods voorzienigheid gebeurt, dat de mens Gods oordelen moet ondergaan of dat niet alles maakbaar is. Hoe gaat u daarmee om?
Van Reenen: „Al deze tegenargumenten kun je ook gebruiken bij onze verantwoordelijkheid rond ziekte en gezondheid. De aandacht die christenen in deze tijd besteden aan hun lichaam is enorm, zelfs disproportioneel. Laten we dan consequent zijn. Aandacht voor duurzaam gedrag is geestelijk niet anders te waarderen dan aandacht voor lichamelijke gezondheid.”
Visscher: „Het dilemma tussen verantwoordelijkheid en voorzienigheid is terug te leiden op de oude kwestie over de vrije wil. In de geestelijke dingen heeft de mens geen wil ten goede. Dat betekent niet dat-ie zich niet netjes moet gedragen naar zijn buren en naar de schepping. Hij blijft een verantwoordelijk mens. En is dus voluit aanspreekbaar. Een mens is geen steen. Als je zou zeggen dat de mens in het gewone, dagelijkse en burgerlijke leven geen vrije wil heeft, dan kun je het hele strafrecht opdoeken. Want dan ben je toch niet schuldig. Hou mensen maar verantwoordelijk.
Overigens, als het gaat over het gedrag in onze gezindte vind ik dat we in vergelijking met anderen in Nederland niet buitensporig onduurzaam leven.”
Van Reenen: „We leven inderdaad niet wezenlijk anders dan anderen in onze samenleving. Dat lijkt mij nu juist het probleem. Zouden we in een maatschappij die op zo grote voet leeft niet juist ons moeten onderscheiden? Zouden we geen offers moeten brengen? Als heel de wereld zo leeft als de gereformeerde gezindte, dan kunnen er geen 7 miljard mensen gevoed worden. In die spiegel kijken we te weinig. We mogen niet met allerlei tegenargumenten aankomem om de eigen verantwoordelijkheid te verbloemen.”
Ds. Visscher, u noemde al het pelgrimsleven. Kan het gericht zijn op de hemel er niet voor zorgen dat de aardse verantwoordelijkheid ondersneeuwt?
Visscher: „Rentmeesterschap is altijd ondergeschikt aan pelgrimage. Tijdens zijn reis leeft de pelgrim naar de Gods geboden. Als de pelgrim nalatig is als het gaat om de aardse verantwoordelijkheid dan is hij van het smalle pad af. Een echte pelgrim knoeit niet met het milieu.”
Van Reenen: „Iemand die gericht is op de eeuwigheid gebruikt de aarde zonder die te misbruiken, 1 Korinthe 7.”
Visscher: „Ja, en zo’n pelgrim moet zich niet laten aanpraten dat hij een misbruiker is van deze wereld als hij 7 of 8 kinderen heeft. Want dat is hij niet, al worden we dan een vreemde vogels gevonden in deze moderne tijd.”
Van Reenen: „Waar het hier omgaat is dat je pelgrimschap én rentmeesterschap theocentrisch invult. Het is niet van belang hoe duurzaam mensen ons vinden. We zijn verantwoording schuldig aan God. De nadruk moet niet alleen liggen op waarover, maar ook van Wie we rentmeester zijn. Wat anderen dan denken, kan hooguit een spiegel zijn.”
Hoe ziet duurzaam gedrag van een pelgrim eruit?
Visscher: „Die gebruikt de wereld, zonder het hart erop te zetten. Die hoeft niet de modernste smartphone of de nieuwste kleding. Het bestedingspatroon is sober. Ik dacht dat het Charles Wesley was die zei: Zorg maar dat je veel verdient, en dat je weinig opmaakt, dan kun je de rest allemaal weggeven.”
Van Reenen: „Waar uw schat is zal uw hart zijn. Het is: Zoek eerst het Koninkrijk van God. Dat haalt een drang weg naar consumeren, maar ook de kramp rond het redden van de aarde. Want er zijn misschien milieufanaten aan wie je een voorbeeld kunt nemen wat betreft matigheid, maar die leven alsof ze de wereld moeten redden. Een christen weet: er is een Vader in de hemel.
"Een echte pelgrim knoeit niet met het milieu"
Heel concreet is het goed om je niet alleen af te vragen hoeveel je consumeert, maar ook wat je consumeert. In de winkel kun je kiezen om lokaal te kopen of uit Zuid-Amerika. Je kunt gaan voor een verse product waarvan de houdbaarheidsdatum zo ver mogelijk vooruit ligt, of juist voor het product dat vandaag over datum raakt. Qua consumptie is het even matig, maar qua duurzaamheid is het laatste beter. Zo voorkom je voedselverspilling en hoeft er bij wijze van spreken ook minder bos gekapt te worden.”
Staat de geloofwaardigheid van de kerk niet ter discussie als christenen de zorg voor de schepping niet agenderen?
Visscher: „Wat de wereld geloofwaardig vindt, daar trek ik me niet veel van aan. De Kerk is geloofwaardig voor God en in haar boodschap. We moeten ons vooral niet gaan inspannen voor flauwekul als groene Bijbels en meer.”
Van Reenen: „In aanvulling daarop. Als kerk wil je wel uitdragen dat God de Schepper is.”
Visscher: „Ja, dat is onderdeel van je boodschap.”
Van Reenen: „En: leer en leven moeten -ook op dit punt- met elkaar in een lijn zijn.”
Geen groene Bijbel en dus ook geen groene kerken?
Visscher: „Zeker niet.”
Van Reenen: „Geen groene kerken, maar ook geen consumptiekerken. De kerk die belijdt dat hij op weg is naar de hemel en ondertussen probeert de aarde zoveel mogelijk uit te buiten, verliest de kracht van zijn boodschap. Iets vergelijkbaars geldt voor groene kerken. Die geven de boodschap af dat wanneer we het op milieugebied -in het hier en nu- maar voor elkaar hebben, we al een eind op weg zijn.”
Visscher: „Wat dat betreft had onze kring 100 jaar geleden meer glans. We waren eenvoudige lieden.”
Wijzen milieuproblemen en klimaatverandering op de naderende wederkomst?
Visscher: „Milieuproblemen kunnen een element in de eindtijd zijn, maar voor mij wordt die vooral gestempeld door andere zaken. Zoals de komst van de antichrist, dat de liefde van velen zal verkouden en dat het evangelie over de hele wereld verspreid zal zijn.”
Van Reenen: „De link met de wederkomst zie ik wel sterk. De toestand van natuur, milieu en klimaat zijn een onderdeel van hoe God deze wereld als een doek ineenrolt. Als deze aarde vergaan is, kan niemand zeggen dat God wreed is omdat Hij de aarde afbreekt terwijl wij die zo netjes onderhielden. Nee, dan moeten we zeggen dat het oordeel kwam door eigen schuld, in heel directe zin. Bij lezing van met name Openbaring 8, 9 en 16 valt het me op dat natuurrampen een grote rol spelen. De plagen over deze wereld hebben te maken met de natuurlijke leefomgeving. Het gaat over fiolen die worden uitgegoten in de zee, op de rivieren, op de zon en in de lucht. Het gaat over grote hitte. De verontreiniging en verwoesting die gaande is zie ik wel in het perspectief van de eindtijd.”
Visscher: „Het is echter niet zo dat omdat een heideveld verdwijnt of omdat de veldleeuwerik niet meer zingt, de wederkomst dichtbij is.”
Van Reenen: „Nee, maar ik doel op de grote ontwikkeling. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de opwarming van de aarde en de bosbranden op wereldschaal, in Siberië, de Amazone en Australië. Dat kent zijn weerga niet.”
Gods schepping kraakt in al haar voegen. Wat blijft voor u over?
Visscher: „Sursum corda, omhoog de harten. Er komt een nieuwe wereld. En God heeft beloofd: daarop zal gerechtigheid wonen.” Emotioneel: „Ze vroegen eens een klompenboer: „Waar leef je nu voor?” Hij antwoordde: „Ik ben op reis naar het Vaderhuis en onderweg maak ik klompen.” Hij was pelgrim, verlangde naar de hemel. Dat is het ware leven.”
Van Reenen: „De toekomst van de aarde zie ik ernstig in. Maar de hoop overwint. Door het oordeel heen, zal God zorgen voor verlossing. Niemand van de Zijnen zal achterblijven. In de nieuwe schepping zal Christus alles en in allen zijn. Die gedachte brengt me weleens in de schuld. Ik verwonder me graag over Gods prachtige schepping. Maar hoe vaak blijf ik te veel steken in de schepping zelf en eindig ik niet in de Schepper? In de heerlijkheid zal dat gebrekkige Godbedoelen over zijn.”
serie
Duurzaamheid in christelijk perspectief
Duurzaamheid houdt de gemoederen continu bezig. Hoe moeten we ons als christenen ermee verhouden? Deel 1: Bijbels perspectief.