Kerken die pastorale zorg bieden aan lhbti’ers krijgen als het aan het kabinet ligt voortaan te maken met een gedragscode.
Dat heeft zorgminister Hugo de Jonge (CDA) aangekondigd aan de Tweede Kamer.
Het kabinet heeft het Humanistisch Verbond al gevraagd een eerste concept op te stellen „voor een brede bespreking in kerken en andere religieuze instellingen.” De gedragscode moet vooral zijn gericht op de grenzen van de pastorale zorg.
Van een bindend of verplichtend karakter van de code is als het aan De Jonge ligt vooralsnog geen sprake. Hij spreekt van een vrijwillig richtsnoer waaraan zowel religieuze instellingen als gelovigen hun handelwijze kunnen toetsen. Tegelijkertijd kan het niet onderschrijven van een gedragscode in een civiele schadevergoedingszaak wel een indicatie opleveren „dat niet is gehandeld zoals in het maatschappelijk verkeer gebruikelijk is”, voegt hij eraan toe.
Met de code komt De Jonge tegemoet aan de wens van een Kamermeerderheid om in actie te komen tegen zogenaamde homogenezingspraktijken, ook wel conversiepraktijken genoemd. In mei 2019 dwongen D66, PvdA en GroenLinks hem met een motie om nader onderzoek naar deze praktijken te laten doen.
De onderzoeksbureaus Beke en Ateno die De Jonge daarvoor inschakelde, maakten woensdag hun eerste bevindingen openbaar. In hun rapport omschrijven ze conversietherapie als het geheel van praktijken die door aanhoudende, bewuste inspanningen gericht zijn op verandering van niet-heteroseksuele gerichtheid. Deze activiteiten kunnen expliciet gericht zijn op daadwerkelijke verandering, maar ook impliciet op onderdrukking of ontmoediging van (de praxis van) seksuele gevoelens.
Tot de eerste categorie behoren onder meer counselinggesprekken door therapeuten of hulpinstanties, als ook duiveluitdrijvingssessies die vooral voorkomen bij pinkstergroepen, baptisten en evangelischen. In het laatste geval is er van activiteiten feitelijk niet altijd sprake, omdat het meer gaat om een „geïnternaliseerde geloofscultuur” die achteraf door lhbti’ers als onderdrukkend ervaren werd. Dat maakt het verzamelen van kwantitatieve gegevens volgens het rapport vrijwel onmogelijk.
Door de onderzoekers worden overigens wel concrete activiteiten onder deze noemer geschaard. Zo noemen ze de pastorale gesprekken met ambtsdragers die ten doel hebben duidelijk te maken dat homoseksualiteit in strijd is met de Bijbel. Ook verwijzen ze naar seminars, Bijbelscholen, conferenties en bootcamps waar vanuit een christelijk perspectief over homoseksualiteit wordt gesproken met de hulpvragers, „met als kern dat het huwelijk is voorbehouden aan man en vrouw.” In dat kader wordt ook de organisatie Hart van homo’s genoemd.
De belangrijkste boodschap van de onderzoekers is dat de thematiek van conversietherapie dermate gelaagd is dat hun eerste bevindingen slechts voorlopig zijn. Er is „verdiepend, kwantitatief vervolgonderzoek” nodig om deze te verifiëren. Wel benadrukken ze alvast de schadelijkheid van alle vormen van conversietherapie. Alle ervaringsdeskundigen met wie zij spraken, hadden het over psychische klachten, seksuele problemen en sociale problematiek.
Het aantal hulpverleners en instanties dat zich met conversietherapie bezighoudt, schat het rapport op vijftien. Het gaat daarbij af op interviews met lhbti’ers en op literatuuronderzoek.
Over orthodox-gereformeerde kerken stelt het rapport dat de drang tot het willen omvormen van niet-heteroseksuele verlangens daar niet of veel minder aanwezig is. „In dit deel van gelovig Nederland heerst een attitude die eruit bestaat dat de persoon in kwestie het beste maar kan leren leven met zijn/haar gebrek.” In bevindelijk gereformeerde kerken begint homoseksualiteit de laatste tien jaar meer bespreekbaar te worden, aldus het rapport.
De ChristenUnie reageerde donderdag geërgerd op de keus van De Jonge om het Humanistisch Verbod te vragen een gedragscode op te stellen. Ook de SGP laat weten met deze gang van zaken „ongelukkig” te zijn.