Vijftig euro pensioen per maand. Daar moet Matvej Kesselman (1929) van rondkomen. De huur van zijn bescheiden flatje in de Oekraïense stad Bila Tserkva kan hij er net van betalen. Elke dag een bescheiden maaltijd gaat ook nog wel. Maar voor broodnodige medicijnen heeft hij zich in de schulden moeten steken. Voedselpakketten van stichting Christenen voor Israël helpen hem de winters door.
Kesselman weet uit bittere ervaring wat ontberingen zijn. Als Joods jongetje moest hij tijdens de Tweede Wereldoorlog uit zijn geboorteplaats Tsjernobyl vluchten. Na een eindeloze rit in een vrachttrein kwam hij via Oezbekistan in Turk-menistan terecht.
Na de oorlog ging hij in Oekraïne als schoen- maker aan de slag. Zijn kleindochter woont inmiddels in Israël. „Dat is voor mij helaas niet meer weggelegd”, zucht hij met een traan.
Waarom overkwam dit Joden?
„Het zijn volgens mij Joden. Ze zullen wel geld en juwelen bij zich hebben. We pakken allebei een bijl. Laten we ze doodmaken. Wat maakt het uit?”
Jeanna Igorevna Rudianskaya (1938) luisterde midden in de nacht een gesprek af tussen een Oekraïense boer en zijn vrouw waar ze met haar familie onderdak had gekregen. Ze waren het Duitse bombardement op haar geboortestad Bila Tserkva ontvlucht. „We zochten dekking in een loopgraaf. Overal om ons heen was vuur”, herinnert ze zich. En dus vluchtte de Joodse familie verder, naar de Oeral in Rusland.
Ze bracht het in de jaren daarna tot docent aan de universiteit. Maar de oorlog achtervolgt haar nog elke dag. „Mijn gelovige grootvader stierf met de vraag op zijn lippen: Waarom de Joden? Waarom Gods volk?”
Verstrooid, maar trots als Jood
Zijn grootvader kwam om bij de beruchte massaslachting in Babi Yar. Gedood, omdat hij nu eenmaal Jood was. Igor Anatolevitsj Wilner (1939) overleefde ternauwernood de Duitse bombardementen op Oekraïne en vluchtte met zijn moeder naar Rusland. Daar stierf zijn moeder, toen hij nog maar vijf jaar oud was.
„Na de oorlog werd ik als jochie op de trein gezet en naar een weeshuis in Kiev gebracht. Later kwam ik bij een pleeggezin in Donetsk terecht. Pas op mijn dertiende vond mijn vader me terug”, vertelt Wilner in zijn huisje in Bila Tserkva.
Het leven valt voor de bejaarde Oekraïner niet mee, zeker niet nadat zijn been wegens trombose werd geamputeerd. Troost zoekt hij in het schrijven van gedichten. „Ik ben er trots op Joods te zijn, ook al zijn we over alle naties verstrooid.”
Overleven in een donkere paardenstal
Uit bed komen kan ze allang niet meer. Maar vertellen over de oorlog gaat Inna Usowa (1932) nog prima af. Over hoe de bommen vielen op Bila Tserkva. Hoe ze zich in een donkere paardenstal verstopte, terwijl tientallen Joden buiten op straat werden opgehangen. Hoe haar vader moest vechten in het Sovjetleger en nooit terugkwam.
Maar ook over de bloeiende Joodse gemeenschap van ruim 20.000 zielen die haar geboortestad ooit kende. Over de achttien synagogen en de talmoedscholen. Er is weinig meer van over. „Alle herinneringen komen terug als ik ga slapen”, zegt ze. „Daarom slaap ik nooit lang.”
De enige familie die ze nog heeft, is haar gepensioneerde dochter Natasha, die haar verzorgt. „Zij probeert me nog een poosje hier te houden, maar ik weet dat ik niet lang meer te leven heb.”
Fotograaf Henk Visscher en journalist Richard Donk portretteerden eind vorig jaar vier Joodse overlevenden van de Holocaust in Oekraïne. Elk met een bijzonder verhaal.