Een huis vol groen: kamerplanten zijn hip
Planten. Persoonlijk heb ik er niks mee. Ik mis ze niet in mijn interieur, en de exemplaren die ik de afgelopen jaren had zijn een vroegtijdige dood gestorven. Toch is het houden van kamerplanten weer helemaal in. Juist onder jonge mensen. Drie ‘plantenmensen’ vertellen waarom zij opfleuren tussen het groen.
Plant moet soms in quarantaine
De Intratuin en de Lidl zijn de hofleveranciers van Chris-Jan Knulst (27) uit Zeist. Hij haalde er al tientallen planten vandaan. Een „eigen bos creëren”, daar wordt hij blij van.
Maar liefst 31 planten heeft Knulst, sinds mei bewoner van De Wittenberg, op dit moment. Op 20 vierkante meter. Dringen dus, voor ficus, pannenkoekenplant, vrouwentong en hun gebladerde vrienden.
De liefde voor het groen komt bij zijn vader vandaan, vertelt Knulst. Maar de zorg voor de planten zit hem niet bepaald in de genen. „Ik had vroeger vijf orchideeën. Soms zaten die twee weken zonder water, dan gooide ik er opeens weer water bij. Soms vond ik het te veel werk om ze te verzorgen. Dan zette ik ze aan de andere kant van de zolder zodat mijn vader ze water gaf.”
Knulst, werkzaam als planner bij NS, geniet van het groen om hem heen. „Ik word er rustig van. Op het kantoor van NS in Utrecht hebben ze geen planten. Dat voelt heel doods. Er past zo veel meer in een kantoor dan enkel bureaus. Planten geven energie, leven en zuurstof. Ook placebomatig.”
Verschillende planten hebben een naambordje, laat Knulst zien. Truus, Celine, Merlot. Een erfenis van een oppasdienst door twee huisgenoten toen hijzelf met vakantie was, vertelt de Zeistenaar. „Als we over de planten praten, gebruiken we deze namen.”
De oorspronkelijke namen van de groene schepsels kent Knulst lang niet allemaal. Het gaat hem er dan ook niet om zo veel mogelijk plantenrassen in zijn kleine kamer op te potten. „Ik kijk in de winkel gewoon naar wat ik nog niet heb en dat koop ik dan. Ooit heb ik het e-book ”Ik en mijn plant” gedownload. Daarin kun je zien voor welke plant je geschikt bent.”
Een favoriet heeft hij wel: de philodendron. De makkelijkste plant, volgens hem. „Ze gaan bijna nooit dood. Hij groeit goed en heeft een aantrekkelijke kleur groen.” Hij toont een exemplaar in de vensterbank, laat een jong blaadje door zijn vingers gaan. „Kijk, net een soort baby maar dan van een plant.”
Beestjes
Lang niet alle planten leiden een zorgeloos bestaan, vertelt Knulst. De bladbegonia is pas net weer terug op de kamer. Het plantje had last van minuscule beestjes en moest in quarantaine. Drie weken lang heeft de bladbegonia daarom buiten de kamer op de gang gestaan. „Anders zou hij de rest van de planten aansteken.”
Knulst is wekelijks ongeveer tien minuten bezig met het verzorgen van zijn flora. Toen hij net startte, was hij wel anderhalf uur in de weer met een plantenspuitje, vertelt hij. „Na afloop was de grond altijd helemaal vies.”
Kan hij nog wel op vakantie, met al die planten die dagelijkse zorg nodig hebben? „Twee van mijn buurvrouwen letten dan op mijn planten. Vorige keer heb ik de planten gecategoriseerd op waterbehoefte. Alle exemplaren stonden op mijn bureau: van veel waterbehoefte tot weinig waterbehoefte.”
Hij wordt nog steeds „heel blij” van zijn verzameling kamerplanten. Of hij ook tegen ze praat? „Alleen als ik heel moe ben.”
„Planten houden is weer hip”
Ze schat dat ze op dit moment tussen de veertig en vijftig kamerplanten in huis heeft. Eline Jansen van Rosendaal (27) uit Terneuzen is zo dol op planten dat ze er een eigen Instagrampagina over begon. Inmiddels heeft ze 1200 volgers.
De liefde voor planten zit er al jong in. „Thuis op mijn slaapkamer had ik altijd een paar plantjes staan”, herinnert ze zich. Een jaar geleden nam haar hobby serieuzere vormen aan. „Toen had ik zo’n beetje door hoe planten werken, in welk hoekje ze het het beste doen.” Sindsdien nam het aantal planten in huis steeds verder toe.
De Zeeuwse heeft „heel veel” soorten: strelitzia’s, calathea’s, bananenplanten, pannenkoekenplanten. Soms is ze op zoek naar een speciaal ras; net zo vaak loopt ze in de winkel tegen een leuke plant aan. „Dan denk ik: die kan er ook nog wel bij.”
Of het een dure hobby is, die planten? „Je kunt het zo duur maken als je zelf wilt. Heel mooie soorten zijn vaak ook heel duur. Die durf ik niet goed aan, ik zou het jammer vinden als ze doodgaan. Wel koop ik soms wat duurdere soorten plantenzaden. Die zijn een stuk goedkoper en zo kun je toch mooie exemplaren in huis halen.”
Jansen van Rosendaal geniet ervan de planten te zien groeien. „Het verzorgen, verplanten, alles wat erbij komt kijken, dat vind ik leuk om te doen. Nu ik meer thuis ben, loop ik geregeld even een rondje door het huis om naar de planten te kijken.”
Haar favoriete plant is een strelitzia, een exemplaar met grote bladeren. „Best een makkelijke plant”, volgens Jansen van Rosendaal. „Hij kan heel groot worden: wel een paar meter hoog. Bij ons staat er eentje in de woonkamer, van 1 meter. Eerst bestond hij uit drie stammen, maar die heb ik uit elkaar gehaald. Anders werd hij te groot. We liepen er steeds tegenaan. Nu heb ik dus drie strelitzia’s.”
De Terneuzense heeft ook in haar tuin verschillende planten staan. Als ze moest kiezen, zou ze toch voor de binnenplanten gaan. „Ik vind beide leuk, maar de binnenplanten kun je het hele jaar verzorgen. In de winter zien de buitenplanten er doods uit. Kamerplanten slapen ook wel, maar dat merk je toch minder.”
Haar man en drie kinderen kunnen haar hobby wel waarderen. „De kinderen vinden het prima. De planten staan over het algemeen ook niet op de vloer. Mijn man vindt het leuk zolang ze niet in de weg staan. Volgens hem heb ik er nu wel genoeg, haha.”
De planten hebben nog geen oppasadres voor het moment dat ze er met haar gezin eens een paar dagen tussenuit zou willen. Dat hoeft ook niet, vertelt ze. „Vorig jaar zijn we tien dagen op vakantie geweest. Ik let er wel op dat ik de exemplaren die veel drinken dan van tevoren nog even goed water geef. Als ik langer op vakantie zou willen, dan moet ik wel een vervanger zoeken.”
Ze heeft de indruk dat het houden van planten hip is onder jonge mensen. „Ik hoor van meerdere jonge mensen in mijn omgeving dat ze ermee bezig zijn.”
Haar enthousiasme voor groen is alvast overgeslagen: haar moeder heeft inmiddels ook meer planten in huis gehaald.
Op borrels sneuvelt er weleens wat
Op de studentenkamer van Lisa van Leeuwen (20) uit Leiden sneuvelt nogal eens een plant. Toch blijft ze enthousiast exemplaren verzamelen – liefst uit het plantenasiel.
„Oeh, ik zal ze eens even snel tellen”, zegt Van Leeuwen op de vraag hoeveel planten ze nu heeft. Een rondgang door haar kamer –14 vierkante meter– brengt haar op achttien „goeie.”
Tijdens het eerste jaar van haar opleiding verpleegkunde aan de hogeschool wordt de kiem voor de plantenhobby gelegd. Van Leeuwen raakt er bevriend met een meisje dat „gek was” van planten. „Zij heeft me aangestoken. Samen gingen we naar het plantenasiel om planten te halen.”
De Leidse studente haalt haar groen graag uit de opvang, die op steeds meer plekken in Nederland en België te vinden is. Afgedankte planten krijgen in het plantenasiel een opknapbeurt en zijn vervolgens klaar voor een tweede leven op een ander adres. „Ik haal mijn planten er graag vandaan omdat ze volwassener zijn. Ze hebben meer karakter. Heel anders dan de planten die je in de winkel koopt.”
Zelf heeft Van Leeuwen ook al een paar reddingsacties op haar naam staan. Op haar kamer wordt met enige regelmaat geborreld door de leden van Panoplia, de plaatselijke CSFR-afdeling waar ze lid van is. Dat betekent veel mensen in een kleine ruimte. En dan gaat er weleens wat mis. „Iemand is in de vensterbank gaan zitten. Toen is deze plant gesneuveld.” Ze toont in een glazen vaasje een piepklein pannenkoekenplantje, met nauwelijks zichtbare wortels. „Waterwortels. Als ze groot genoeg zijn, kan de plant weer in de grond.”
Planten maken het knusser op een kamer, vindt de studente. „Een beetje groen zorgt voor frisheid.” Moeiteloos weet ze de namen van de meeste planten op te sommen. Begonia, cactus, Chinees lantarenplantje, haworthia. Langs de kast slingert een green hill. „Een van mijn eerste planten. Ik heb hem als takje geplukt. Nu is het een enorme plant.”
Haardos
De Leidse haalt het liefst overal haar stekjes vandaan. „Nu is het helemaal in om planten over een muurtje te laten hangen. Als ik langs zo’n muurtje kom, trek ik er regelmatig een stekje van af. Die zet ik dan bij mijn zusje op de kamer in Lisse; daar is veel zon.” Ook in Spanje probeerde Van Leeuwen eens een stekje te nemen. Een exotische plant trok haar wel. Dat bleek niet zo’n slim idee. „Er zaten allemaal haartjes in. Ik heb een week met een ontstoken hand gelopen.”
Op de grond staat een „bommenwerper.” De plant heeft de bijnaam omdat elk blaadje talloze stekjes bevat, die automatisch loslaten en op de grond vallen. Een onverwoestbare plant, volgens Van Leeuwen. „Ik heb hem een keer in de prullenbak gegooid, maar toen ik een week later alles weg wilde doen, leefden de stekjes nog.”
Haar absolute favoriet is de rhipsalis, alias de „harenplant.” „Ik vergelijk hem altijd met mijn haar”, lacht Van Leeuwen. „Het is een warrige plant die lekker ongecontroleerd en makkelijk groeit. Net een soort wilde haardos waar je je handen doorheen kunt laten gaan. Lekker groen, maar ook lekker zacht.”