Economie

Waarom een kaartje sturen nooit uit de mode raakt

Ooit moest elke beginnende postbode een eed afleggen; droeg iedere bezorger een herkenbaar uniform en kostte een postzegel een stuiver. De markt krimpt inmiddels al jaren en de euro per zegel komt in zicht. Toch stapt Nederland niet massaal over op digitale kattebelletjes, kaartjes en brieven; vooral nu niet.

15 April 2020 18:11Gewijzigd op 16 November 2020 18:56
beeld Willem Pasterkamp
beeld Willem Pasterkamp

De grens van 1 euro voor een postzegel had al op 1 januari 2020 gepasseerd kunnen zijn. Vorig jaar, toen de prijs nog 87 cent per stuk was, gaf de consumentenwaakhond Autoriteit Consument & Markt (ACM) toestemming aan PostNL om de postzegelprijs met ruim 16 procent te verhogen, maar uiteindelijk hield het postbedrijf het bij een kleine 5 procent.

De ACM gunt PostNL de ruimte om de alsmaar stijgende kosten voor de bezorging in de postzegelprijs door te berekenen. Maar dat bedrag moet wel –voor zowel consumenten als bedrijven– redelijk blijven. De consumentenwaakhond staat het maken van winst toe, maar stelt hier wel grenzen aan. Een buitensporige verhoging van de posttarieven is dan ook niet toegestaan. Daarom bepaalt de ACM ieder jaar of, en zo ja met hoeveel, de tarieven mogen stijgen.

Was het vroeger heel normaal om een kaartje te sturen naar vrienden of familie, tegenwoordig hebben e-mail, WhatsApp en Facebook deze functie goeddeels overgenomen. Als gevolg hiervan krimpt de postmarkt al jaren. Daarom lijkt het slechts een kwestie van tijd te zijn totdat een standaardbrief met een postzegel van minstens een euro gefrankeerd moet worden.

Ieder bedrijf dat z’n afzetmarkt ziet krimpen, past daar zijn dienstverlening op aan. Maar bij PostNL ligt dat niet zo simpel, omdat het bedrijf de zogeheten universele postdienst uitvoert – een erfenis uit het verleden toen de vroegere PTT nog een staatsbedrijf en monopolist was. Dit betekent onder meer dat het verplicht is om op vijf dagen in de week post op te halen en te bezorgen. Dringende poststukken, zoals rouwkaarten, dienen zelfs uiterlijk een dag later bij de geadresseerde op de deurmat te vallen.

Kortom, PostNL moet aan hoge kwaliteitseisen blijven voldoen, terwijl de inkomsten door een dalend marktaandeel slinken. De te leveren diensten versoberen of minimaliseren, is dus geen optie: de voorwaarde van de universele postdienst laat hier geen ruimte voor. Het opvoeren van de tarieven lijkt dan ook de enige uitweg.

Vette jaren

Terugkijkend in de geschiedenis van de postzegel, blijkt dat zelfs in de vette postjaren de prijs van een zegeltje makkelijk wat omhoog ging, weet poststukkenverzamelaar en –handelaar Willem Pasterkamp uit Urk te vertellen.

De postzegel doet in 1852 zijn intrede in Nederland. Dan komen meteen drie zegels uit: een blauwe van 5 cent, een rode van 10 en een oranje van 15 cent. „Voor het verzenden van een standaardbrief binnen een straal van 30 kilometer volstond de zegel van 5 cent”, aldus Pasterkamp. „De rode postzegel van 10 cent was bestemd voor een brief met een afleveradres van tussen de 30 en de 100 kilometer. Als de brief meer dan 100 kilometer moest afleggen, moest de enveloppe met de oranje zegel van 15 cent worden gefrankeerd.”

Als in 1871 de Postwet van kracht wordt, bereikt de vaderlandse postgeschiedenis volgens Pasterkamp meteen ook een mijlpaal. „Vanaf dat jaar werden de postzegelprijzen gestandaardiseerd. Het tarief voor een standaardbrief was toen 5 cent. In 1919 werd dit verhoogd naar 7,5 cent en in 1921 zelfs naar 10 cent.”

Vanaf die periode beginnen de prijsschommelingen. Pasterkamp: „In 1927 gaat het postzegeltarief voor een standaardbrief weer terug naar 7,5 cent. Nieuwe internationale afspraken zorgen voor een minimum- en maximumtarief. Nederland blijkt dan boven de maximumprijs te zitten, dus vandaar dat het destijds goedkoper werd. In de tweede helft van de jaren dertig kost een postzegel voor een standaardbrief zelfs 6 cent. Maar na die tijd zijn de tarieven alleen nog maar omhoog gegaan.”

In de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw stijgen de tarieven vooral door de inflatie. Vanaf de tweede helft van de jaren tachtig kan door een verbeterd geautomatiseerd bedrijfssysteem en een toenemende volume van verzendingen een prijsverhoging zelfs langere tijd vooruit worden geschoven.

Een echte trendbreuk volgt in de 21e eeuw. Vanaf 2001 begint de postmarkt te krimpen en verslechtert de situatie. Dankzij de verhoging in 2001 met 13 procent kan PostNL de zegelprijzen lang op hetzelfde niveau houden. In 2007 kost een postzegel voor een standaardbrief nog 44 cent.

Vanaf 2010 staat er op de postzegels in Nederland geen frankeerwaarde in centen meer, maar een cijfer. Zo betekent het cijfer 1 dat de postzegel te gebruiken is voor briefpost binnen Nederland tot 20 gram. Het zegt veel over de prijsstijgingen die de jaren daarna zullen volgen. Na een prijsverhoging hoeft PostNL nu geen nieuwe postzegels meer te laten maken; alleen de aankoopprijs van de postzegel hoeft maar te worden aangepast.

Vanaf 2011 gaat dan ook ieder jaar de postzegelprijs omhoog. In 2013 voert PostNL het tarief zelfs halverwege het jaar nog met een paar cent op.

Pasterkamp verwacht dat de grens van een euro per postzegel snel zal worden gepasseerd. „Tot 1989 was de PTT een staatsbedrijf. Toen het werd geprivatiseerd, is het helemaal misgegaan. Vanaf dat moment moest er natuurlijk winst worden gemaakt. En dat willen ze ieder jaar, dus zullen de prijzen ook steeds omhoog gaan.”

Maar volgens Pasterkamp is er niet alleen maar sprake van winstbejag. „In de jaren tachtig was de telefax in opkomst, in de jaren negentig de e-mail. Mensen gingen daardoor minder poststukken versturen. Feitelijk begon de postmarkt toen al te slinken. Om het betaalbaar te houden, moesten de posttarieven ook wel worden verhoogd. In die zin had de toenmalige PTT –dat in 1989 overigens werd omgedoopt tot KPN– niet veel keus.”

Eed

Daarbij vindt Pasterkamp dat het postbedrijf sinds de privatisering op meerdere fronten achteruit ging. „Vroeger was het werken in de postbezorging heel wat anders dan vandaag de dag. Toen mijn broer in 1980 postbode werd, moest hij bijvoorbeeld nog een eed afleggen. Iedere postbezorger droeg ook een uniform; het beroep had echt een bepaalde statuur. In 1850 werd aan mensen die postbode wilden worden zelfs nog naar hun religie gevraagd.”

Wanneer de prijs voor een binnenlandse postzegel de grens van een euro zal passeren, durft ook PostNL niet te zeggen. Toch lijkt het slechts een kwestie van tijd. Dagna Hoogkamer, woordvoerster van het bedrijf: „Een gematigde verhoging van onze tarieven is nu eenmaal noodzakelijk. Het is in het belang van iedereen om de post betrouwbaar, bereikbaar en betaalbaar te houden. Ook op de lange termijn. Zodat we een goed alternatief blijven aanbieden voor digitale media.”

Om de strijd met de digitale media aan te gaan, zag PostNL zich genoodzaakt om begin dit jaar te fuseren met Sandd, tot dan feitelijk de enige postconcurrent van het bedrijf. Hoogkamer: „De markt krimpt jaarlijks met bijna 10 procent. De fusie zorgt ervoor dat we deze krimp op een sociale manier kunnen opvangen. We kunnen de postbezorging hierdoor voor iedereen toegankelijk houden.”

Het verhogen van de postzegeltarieven is niet het enige wat PostNL doet om het rendement op peil te houden. Zo ging het aantal bezorgdagen al terug van zes naar vijf en vanaf 2015 vermindert het postbedrijf het aantal brievenbussen flink. „Ook in de toekomst zullen de postvolumes blijven dalen”, verwacht Hoogkamer. „We vangen dat op door onze processen slimmer in te richten en kosten te besparen. Daarnaast ontkomen we niet aan ons gematigde prijsbeleid. De prijs voor een postzegel zal dus elk volgend jaar hoger gaan uitvallen.”

Coronacrisis

De huidige coronacrisis levert PostNL extra werk op. In tijden als deze vallen mensen kennelijk vaak terug op oude tradities, zoals het sturen van een kaartje. Hoogkamer: „Op een normale doordeweekse dag bezorgen we zo’n 6,8 miljoen poststukken. We houden het niet precies bij, maar we zien momenteel in onze sorteer- en bezorgprocessen relatief veel kaarten voorbij komen. De wenskaart is bezig aan een heuse revival. Mensen herontdekken blijkbaar de kracht van een persoonlijke kaart om elkaar nu een hart onder de riem te steken.”

Drie wist-u-datjes over postzegels

• Het Verenigd Koninkrijk voerde in 1840 als eerste land ter wereld de postzegel in. Daarom is dit ook het enige land dat niet verplicht is om de landsnaam op de postzegel te vermelden.

• De Postwet uit 1870 bepaalde dat de afzender de post voortaan moest gaan frankeren. Voor die tijd mocht dit door zowel de ontvanger als de afzender worden gedaan.

• De duurste Nederlandse postzegel ooit stamt uit 1951. Dit was een speciale postzegel die uitsluitend was bestemd voor luchtpost. Een exemplaar kostte niet minder dan 25 gulden (ruim 11 euro).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer