Kerk dient verantwoord om te gaan met grondwettelijke vrijheid
Zodra de overheid maatregelen trof om de verspreiding van Covid-19 (coronavirus) in Nederland tegen te gaan, werd van diverse kanten (onder meer RD 13-3) gesuggereerd dat de regering ter bescherming van de volksgezondheid erediensten kan verbieden. Daarbij werd onder meer verwezen naar de Grondwet en de Wet openbare manifestaties. Daar plaatsen wij enkele kanttekeningen bij.
De vrijheid van godsdienst vanaf de Grondwetsherziening van 1983 is in artikel 6, eerste lid, van de Grondwet als volgt verwoord: „Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.”
De vrijheid van godsdienst is daarom niet onbegrensd. Uit de formulering van artikel 6, eerste lid, van de Grondwet volgt immers dat de formele (landelijke) wetgever in een wet beperkingen kan stellen aan de vrijheid van godsdienst.
Artikel 6, tweede lid, van de Grondwet stelt aan die beperkingen paal en perk: „De wet kan ter zake van de uitoefening van dit recht buiten gebouwen en besloten plaatsen regels stellen ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.”
In het verleden maakte de Grondwet het mogelijk om aan erediensten binnen gebouwen en besloten plaatsen beperkingen te stellen. Het huidige tweede lid van artikel 6 van de Grondwet maakt echter expliciet duidelijk dat, onder meer ter bescherming van de gezondheid, bij of krachtens de wet alleen regels kunnen worden gesteld voor het uitoefenen van de vrijheid van godsdienst op openbare plaatsen en dus nadrukkelijk niet voor erediensten in kerkgebouwen. Het beperken (van het aantal personen) of het verbieden van erediensten in kerkgebouwen is dan ook in strijd met de Grondwet.
De vrijheid van godsdienst wordt op vergaande wijze beschermd in de Grondwet, deze bescherming gaat verder dan de bescherming van andere grondrechten. Zo kan het recht tot vergadering en betoging ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Grondwet wel binnen gebouwen en besloten plaatsen worden beperkt.
Wet openbare manifestaties
In de Wet openbare manifestaties zijn beperkingen gesteld aan de vrijheid van godsdienst. Nauwkeurige lezing van deze wet leert dat manifestaties op openbare plaatsen kunnen worden verboden, maar dat het op grond van deze wet niet mogelijk is erediensten in kerkgebouwen te verbieden. In artikel 1, tweede lid, van die wet is namelijk expliciet vermeld dat onder een openbare plaats niet wordt begrepen een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de Grondwet.
Artikel 8, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties spreekt nog over het beëindigen van voor publiek toegankelijke vergaderingen en betogingen op een andere dan een openbare plaats; dit maakt artikel 9, tweede lid, van de Grondwet mogelijk. De memorie van toelichting bij artikel 8 spreekt echter duidelijk uit dat erediensten hier niet onder vallen en dat artikel 6, tweede lid, van de Grondwet zich tegen een dergelijke bevoegdheid ten aanzien van niet-openbare plaatsen verzet. Artikel 8 van de Wet openbare manifestaties biedt dus geen grond voor het verbieden van erediensten in kerkgebouwen. Een andere uitleg zou ook moeilijk verenigbaar zijn met de Grondwet.
In crisistijd staan de overheid diverse juridische instrumenten ter beschikking om maatregelen af te dwingen die de overheid nodig acht. Te denken valt aan de diverse noodverordeningen die onder meer op basis van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio’s zijn vastgesteld. De voorzitter van de veiligheidsregio kan bij een crisis enkele openbare-ordebevoegdheden van de burgemeester uitoefenen, waaronder de bevoegdheid om op basis van artikel 176 van de Gemeentewet van wettelijke voorschriften af te wijken.
Dit artikel sluit het afwijken van voorschriften die bij de Grondwet gesteld zijn echter nadrukkelijk uit. Ook in de uitgevaardigde noodverordeningen kunnen erediensten in kerkgebouwen dus niet worden verboden of beperkt.
Staatsnoodrecht
Ook de Wet publieke gezondheid, die in het geval van een besmetting aan burgemeesters en voorzitters van veiligheidsregio’s de bevoegdheid geeft om onder meer gebouwen te sluiten, zondert bouwwerken ten behoeve van het belijden van godsdienst uit.
Zelfs het zogenaamde Staatsnoodrecht uit artikel 103 van de Grondwet, waardoor kan worden afgeweken van meerdere grondwetsbepalingen, noemt expliciet dat het gaat om het afwijken van de vrijheid van godsdienst buiten gebouwen en besloten plaatsen. Hooguit het ongeschreven Staatsnoodrecht zou mogelijk een beperking van de erediensten kunnen faciliteren. Dit inconstitutioneel gedrag is volgens de grondwetgever echter slechts te rechtvaardigen voor zover dat onvermijdelijk is, en de afwijking van de Grondwet moet zo klein mogelijk worden gehouden. Aan het ongeschreven Staatsnoodrecht zal dus niet licht worden toegekomen.
Ongrondwettig en onwenselijk
Een reflectie op de formeel juridische kaders van de erediensten in Nederland is waardevol. Juist in een tijd als de huidige, waarin er veel op de kerk in Nederland afkomt, is het van wezenlijk belang dat de kerk zich mede bewust is van haar juridische positie. Het is nodig dat de kerk ook in crisistijd scherp toeziet op haar grondwettelijk beschermde positie, om te voorkomen dat deze in de toekomst in het gedrang komt. De godsdienstvrijheid voorkomt dat overheidsmaatregelen leiden tot de onwenselijke situatie dat het beleggen van erediensten in gebouwen of besloten plaatsen wordt verboden of dat deze samenkomsten in de praktijk onmogelijk zijn. In deze crisistijd is het immers des te meer nodig ons onder de verkondiging van Gods Woord te stellen.
Verantwoordelijkheid
Dat het de overheid niet vrijstaat erediensten te verbieden in formeel juridische zin, betekent uiteraard niet dat het de kerk dan vrijstaat naar eigen inzicht om te gaan met door de overheid afgekondigde maatregelen. Kerken hebben in de vrijheid die ze genieten tevens een grote verantwoordelijkheid.
Het is in de achterliggende tijd ook gebleken dat kerken snel hun verantwoordelijkheid hebben genomen. Te denken valt aan de vele kerkenraden die al in een vroeg stadium (zonder overheidsmaatregelen) besloten op een andere manier te collecteren dan gebruikelijk. Ook aan veel kerkelijke gemeenten die al direct na 12 maart het besluit namen erediensten alleen nog online uit te zenden en niet de grenzen van de genomen overheidsmaatregelen op te zoeken, door met maximaal honderd personen toch nog samen te komen. Ook in deze crisis hebben kerken een voorbeeldfunctie om de overheid te eren als Gods dienares.
Calvijn geeft in zijn commentaar op Romeinen 13:1 aan: „Omdat het dan geoorloofd is om zich tegen oorlogen te verdedigen en voor andere schadelijke dingen middelen ter genezing te zoeken, beveelt de apostel, dat het recht en het gezag van de overheid, als nuttig voor het menselijk geslacht, door ons uit eigen beweging en vrijwillig moet worden aanvaard en in ere gehouden.” In dat licht is er voor kerken alle reden om zich, bewust van hun juridische en maatschappelijke positie, verantwoordelijk te gedragen. Niet uit dwang maar om des gewetens wil. Met daarbij de oproep: „Tot God wilt u begeven, Zijn heilzaam woord neemt aan, als vrome christen leven, ’t zal hier haast zijn gedaan.”
De auteurs zijn onderscheidenlijk theoloog en jurist en schrijven deze bijdrage op persoonlijke titel.