Kerk & religie

Prof. dr. M. J. Kater: Waak voor grote woorden in crisistijd

Als alles in de wereld lijkt te wankelen, zoeken christenen naar woorden om de gebeurtenissen te duiden. Deze zoektocht is begrijpelijk, maar er zijn valkuilen, zegt prof. dr. M. J. Kater. „God is zo veel groter dan wij zijn. Moet Hij, als wij gaan duiden, soms niet zeggen: Wat weet je daar nu eigenlijk van?”

9 April 2020 15:50Gewijzigd op 16 November 2020 18:52
Prof. dr. M. J. Kater: „We moeten ervoor waken bij tegenwind plotseling heel direct Gods hand ter sprake te willen brengen. Terwijl toen we meewind hadden we dachten: dit gaat vanzelf.” beeld RD, Henk Visscher
Prof. dr. M. J. Kater: „We moeten ervoor waken bij tegenwind plotseling heel direct Gods hand ter sprake te willen brengen. Terwijl toen we meewind hadden we dachten: dit gaat vanzelf.” beeld RD, Henk Visscher

Soms kan prof. Kater een glimlach niet onderdrukken als hij naar zijn plotseling veranderde leven kijkt. Door de maatregelen is het werk van de hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn sterk veranderd. De agenda is bijna leeg, het contact met studenten minimaal, vergaderingen zijn digitaal. „Soms zit daar iets humoristisch in. Wat blijft er eigenlijk over van mijn drukdoenerig leventje, dat ik eerst zo belangrijk vond?”

Tegelijk beseft de christelijke gereformeerde hoogleraar dat hij kán glimlachen, omdat hij in een bevoorrechte positie leeft. „In onze directe omgeving is niemand door het virus getroffen. Maar als je de wereldwijde nood bij je laat binnenkomen, stel ik me soms de vraag: Wat als het virus mij raakt? Met Handelingen 17 belijd ik dat mijn adem in Gods hand is. Maar ik wil voorzichtig zijn met al te grote woorden. Wat blijft er van die belijdenis over als ik in quarantaine op de ic lig? We zijn kwetsbare mensen, die ook geestelijk zomaar in ademnood kunnen komen.”

Mensen zoeken in deze dagen naar woorden om te duiden wat er gebeurt. Hoe waardeert u die zoektocht?

„Dat we proberen te duiden, is begrijpelijk. Zeker voor wie gelooft dat deze wereld niet aan een of ander grillig noodlot is overgeleverd, maar dat God regeert. Die godsregering kan iets vertroostends, maar ook iets verwarrends hebben. Ik herken de vraag wel wat de Heere met de crisis te zeggen heeft. Ik denk bijvoorbeeld aan de situatie in onze kerken. De synode stond onder hoogspanning – en ineens ligt heel ons kerkelijk bedrijf stil. Maar zulke gedachten zijn maar flarden. Ik ben beducht voor een systeem; antwoorden waarmee we ons op de been kunnen houden. Corrie ten Boom zei eens: Wij zijn soms net als haringen in de Noordzee die denken een uitspraak te kunnen doen over de verkeersdrukte in Amsterdam. Als wij een-op-een menen in te kunnen vullen wat God hiermee te zeggen heeft, overschreeuwen wij onszelf.”

Is Gods hand voor u zichtbaar in deze crisis?

„Met Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus spreken wij over Gods voorzienigheid. Maar daar hoort Zondag 9 bij: dat wij geloven dat in dit onmetelijke heelal waar van alles en nog wat gebeurt –waarvan wij maar een heel klein beetje zien– God om Zijns Zoons Christus’ wil mijn God en Vader is.

Als we zó spreken over Gods hand, dan is dat heel persoonlijk. Is die hand zichtbaar? Misschien voel ik af en toe een handdruk ter bemoediging. Soms voel ik Zijn hand zo dat het pijn doet. Maar om die persóónlijke geloofsbelijdenis gaat het.

Als we in ons spreken verder willen gaan dan dat, ligt snel determinisme op de loer: de gedachte dat we alles wat er gebeurt regelrecht op God als oorzaak kunnen terugvoeren. Terwijl in de theologie ook over tweede oorzaken wordt gesproken, waarin het menselijk handelen een plaats heeft. Ook bij het coronavirus kun je zoeken naar menselijke oorzaken: je kunt teruggaan naar een markt in China. Je kunt je afvragen hoe die markten zijn ontstaan en lijnen leggen naar onze westerse grootheidswaanzin.

Met Augustinus zou ik willen zeggen: er gaat niets buiten Gods wil om, maar er gebeurt wel een heleboel tegen Gods wil in. Daarom kun je ook niet zomaar zeggen: God heeft het coronavirus gewild. We spreken veel over de nadelige gevolgen die deze crisis voor ons met zich meebrengt, maar vragen we ons weleens af wat dit voor God betekent? Hoe Hij naar Zijn wereld kijkt die er zó aan toe is? De Bijbel vertelt ons dat deze nood Hem ter harte gaat. Dit virus gaat niet buiten Zijn wil om, maar verwoest tegelijk mensenlevens. Kun je zeggen dat dat Gods wil is voor Zijn schepping?”

Laten we voorzichtig zijn in het invullen van wat God hiermee wil zeggen. Moet de Heere, als wij gaan duiden, soms niet zeggen: Wat weet je daar nu eigenlijk van?”

Tegelijk: dit virus heeft wereldwijd grote gevolgen die we nooit eerder zo zagen. Worden christenen niet juist nu geroepen Gods hand in de geschiedenis te duiden?

„Het is waar dat je ook kunt doorslaan naar een ander uiterste: het deïsme. Dat is de gedachte dat God niets meer in deze wereld doet. Ik wil niet uitsluiten dat de kerk in deze tijd een boodschap kan hebben. Maar wie profetisch spreekt, ervaart vaak zelf niet een profeet te zijn. Zo iemand lijdt intens onder wat er gebeurt – anders is zijn woord goedkoop.

Ik zou vooral willen vragen: waarom juist nú spreken over de godsregering? Waarom klonk dat geluid niet toen alles ongestoord doorgang vond? We moeten ervoor waken dat opeens als we tegenwind hebben, als het anders gaat dan wij dachten, we heel direct Gods hand ter sprake willen brengen. Terwijl toen we meewind hadden, we dachten: Dit gaat vanzelf.”

De Bijbel spreekt wel over verbanden tussen ziekten en bijvoorbeeld volkszonden.

„In Deuteronomium 28 zegt de Heere als het ware tegen Israël: Je kunt straks aan je stukje grond buiten zien hoe Ik over jullie denk. Als het bloeit en groeit is dat een teken van Mijn gunst, zitten er scheuren in de grond dan ben Ik vertoornd. Maar deze verhouding tussen God en Zijn volk was uniek. We moeten daarom oppassen om teksten uit het Oude Testament over de pest, honger en het zwaard, die de Heere specifiek aan Israël adresseert, zomaar op onze situatie toe te passen.

Ook in het Nieuwe Testament zie je verbanden gelegd worden. Denk aan de gemeente in Korinthe: daar was Gods hand in ziekten en sterfgevallen vanwege de praktijken rond de avondmaalsvieringen.

Tegelijk kom je als wij concreet verbanden willen invullen, de boodschap van Lukas 13 tegen, waar Jezus spreekt over degenen die omkwamen bij de toren van Siloam. Hij waarschuwt tegen het zoeken naar een oorzaak in zonden van deze mensen, maar wijst op persoonlijke bekering.”

Hoe zou u in het licht van deze pandemie wel spreken over de zonde?

„Er zijn in de kerk van die bekende uitdrukkingen: Waren er geen zonden, dan waren er geen wonden. Of: Op de bodem van alle vragen ligt der wereld zondeschuld. Dit kunnen akelige regels worden als wij die zo uit onze mouw schudden. Maar toch typeren ze het soms heel raak. We kunnen deze crisis niet los zien van de zonde. We zien hier de wereld die wij veroorzaakt hebben, en daaraan ligt onze breuk met God ten grondslag.

Als we spreken over zonden, laten we dat dan maar niet te snel richting de samenleving doen. Stel dat je de lijn zou durven trekken vanuit de zonden in onze westerse wereld naar corona. Maar beseffen we dat ook sloppenwijken worden meegesleurd, waar mensen onbeschermd en zonder medische zorg lijden door dit virus? Áls ik dan over zonde moet spreken, zou ik zeggen: we zijn in het Westen medeschuldig aan het lijden van onze medemensen daar. Zo wordt onze zonde concreet.

Laten we dicht bij onszelf blijven. Het is de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God. Wat heeft dit virus óns te leren?”

Het woord oordeel zou u niet gebruiken?

„Toen het in 2018 zo droog was, werd de vraag opgeworpen: Zou dit een oordeel zijn? Maar misschien was het wel een genadebewijs van de Heere om te roepen: Beste mensen in Nederland, het gaat niet zomaar allemaal vanzelf.

Nu alles wankelt wordt opnieuw de vraag gesteld naar een oordeel. Maar was onze welvaart dat dan niet, toen we het allemaal wel zonder Hem konden en nauwelijks één gedachte wijdden aan God? Terwijl de Heere nu misschien zegt: Zal Ik nog één keer die hele mallemolen stilzetten? Op een heel pijnlijke manier, maar met een genadige bedoeling? Er is bij ons reden genoeg voor een straf van God. Maar wij weten niet of dit een oordeel is. Laten we, zeker naar de buitenwereld toe, uiterst voorzichtig zijn in het spreken hierover.

Datzelfde geldt overigens voor het spreken over een geestelijke zegen. Wellicht ervaart de een nu meer tijd voor stille tijd, terwijl elders een moeder alle kinderen thuis heeft en moet worstelen om nog ergens een halfuur te vinden waarin ze even alleen kan zijn. Ook hier geldt: uit de vruchten zul je de boom kennen. Of er geestelijke zegen uit de crisis voortkomt, zal blijken in de toekomst. Hoe zullen we met elkaar omgaan als we weer naar de kerk mogen gaan? Gaan we, nadat het hele kerkelijk bedrijf een poos heeft stilgelegen, op de oude voet verder omdat we niets hebben geleerd? Er is alle reden om de Heere te bidden of deze omstandigheden werkelijk geestelijke winst zullen betekenen.”

De Engelse theoloog N. T. Wright schreef: Het christelijk geloof biedt geen antwoorden in de crisis en hoort dat niet te doen. Christenen moeten weer leren klagen met de psalmen.

„Dat wij geen antwoorden horen te bieden, is wellicht te stellig. Maar laat voorzichtigheid en bescheidenheid ons sieren in het besef dat God zo veel groter is dan wij zijn. Meeklagen met anderen is heel Bijbels. Laat daar dan ook het onszelf aanklagen bij horen, zoals de profeet Jeremia schrijft: „Wat klaagt dan een levend mens? Eenieder klage vanwege zijn zonden.”

De kerk hoeft niet te zwijgen, maar we mogen wel waken voor te grote woorden in een maatschappij die wij bepaald niet van dienst zijn geweest door ons gedrag. Laten we vooral met onze daden laten zien dat we aanwezig willen zijn in de samenleving. Zoals de christenen vroeger tijdens pestuitbraken in de stad kwamen om hun naasten te dienen. Een houding die voortkomt uit de gezindheid van het Evangelie is nu welsprekender dan al te gemakkelijke woorden over hoe wij deze crisis zien.

Daarnaast denk ik aan het gebed. Als we beseffen dat mensenlevens, ook jonge levens, worden verwoest, is er dan niet alle reden om God te vragen deze kwade machten te weren? Toen de hervormde predikant ds. J. J. Poort ziek was, schreef hij dat hij de vijanden in de psalmen verbond met zijn strijd tegen de kankercellen. Zo bad hij de psalmen over vijanden die hem naar het leven stonden. Zijn er zo ook niet uitermate geschikte psalmen om juist in deze tijd te zingen?”

Ziet u in deze gebeurtenissen tekenen van de eindtijd?

„De tekenen die in de Evangeliën of bijvoorbeeld Openbaring worden genoemd, waren niet alleen toekomstvoorspellingen. Je kunt die niet los zien van hun context en van de loop van de geschiedenis. Deze tekenen waren zichtbaar in de verwoesting van Jeruzalem en in de vervolging van de eerste christenen. Die tekenen werden gezien bij de pestepidemie in de veertiende eeuw. En ook nu zijn ze zichtbaar.

Het is niet zo dat we een lange geschiedenis hebben gehad, en dat nu het einde der tijden eraan komt. Nee, al sinds Christus naar de hemel is gevaren, is dit de werkelijkheid. Wel zal er een bepaalde verheviging optreden. Er wordt wel over een kurkentrekkerbeweging gesproken: dezelfde tekenen vinden telkens opnieuw plaats, maar met steeds toenemende hevigheid.

De schepping is in barensnood. In crises in deze lijdende schepping zien we de geboorteweeën van het Koninkrijk. Zo klinken de eeuwen door al de naderende voetstappen van Christus. Daarin ligt ook een signaal: Jullie dreigen allemaal in slaap te vallen, wijzen en dwazen, kerken in Nederland. Wordt het niet tijd om wakker te worden?”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer