Gevangen in het bos van Boubana
Voor duizenden Afrikaanse vluchtelingen is de Noord-Marokkaanse stad Tanger de laatste halte op weg naar Europa. Tenminste, dat hoopten zij. Velen zitten er al jaren klem, steeds meer opgejaagd door de politie.
De afspraak is bij de moskee van Boubana, een wijk die aanleunt tegen de bossen aan de rand van Tanger. Daar moet ik wachten op verdere instructies. Na enige tijd verschijnen er twee zwarte jongens. Ze heten Yaya en Koum, zijn 25 en 21 jaar en komen net als mijn contactpersoon Moussa uit Kameroen.
We lopen een kwartiertje bergop over een slecht onderhouden asfaltweg die naar het einde van de wereld lijkt te voeren. Dan bereiken we de afslag naar het zandpad waar Moussa ons opwacht. Hij is voor de zekerheid achtergebleven. De Marokkaanse politie houdt hier vaak klopjachten.
We volgen het smalle zandpad. Omringd door grasland dalen we de heuvel af, steken een beekje over en dan gaat het weer omhoog, het bos in. Het pad wordt steiler en het struikgewas dichter, tot er helemaal geen pad meer te onderscheiden is. We kruisen een zandweg, dalen de dichtbegroeide helling af en staan opeens voor geïmproviseerde tent van stukken plastic: het is het onderkomen van Moussa, Yaya en Koum. Samen met nog vier landgenoten uit Kameroen wonen ze hier. Een stukje verderop, onzichtbaar in het dichte bos, staan de tenten van de Guineeërs, de Malinezen, de Senegalezen, de Gambianen, de Congolezen.
Verscholen in de bossen, opgejaagd door de politie en verstoken van elementaire voorzieningen. Zo leven honderden, misschien duizenden vluchtelingen in de bergen rond Tanger. De Noord-Marokkaanse havenstad aan de Straat van Gibraltar zou hun laatste halte op de lange weg naar Europa moeten zijn. Hier in Tanger zijn ze er bijna. Vanuit de stad kun je de Spaanse zuidkust zien liggen, met de vissersplaats Tarifa als een wit vlekje aan de zee. Maar tegelijk is hun droom onvoorstelbaar ver weg. Misschien verder weg dan ooit.
Oversteek
Moussa is met zijn 35 jaar de oudste van de drie. Zes jaar geleden vertrok hij uit Kameroen. Bijna al die tijd heeft hij in Marokko doorgebracht. Steeds in Tanger en omgeving, in de hoop dat hij op een dag de oversteek van 15 kilometer naar Europa kon maken. „Ik heb het zes keer geprobeerd”, zegt hij terwijl hij een peddelbeweging maakt, „tot in een kajak aan toe.” Moussa kwam nooit ver. Telkens werd hij tegengehouden door de Marokkaanse kustwacht. Dat betekent dat je in de boeien geslagen wordt en op transport gaat naar Tiznit of Marrakesh in Zuid-Marokko. Of nog verder weg, naar Dakhla in de door Marokko bezette Westelijke Sahara.
Tot voor kort hadden vluchtelingen uit landen beneden de Sahara in Marokko nog betrekkelijk veel bewegingsvrijheid. Maar het laatste halfjaar is dat veranderd. De Noord-Marokkaanse kuststrook is verboden gebied geworden voor mensen met een zwarte huidskleur. Ze zijn bijna volledig uit het straatbeeld van Tanger verdwenen. Een enkeling waagt zich nog op straat, capuchon over het hoofd, steeds op zijn hoede voor politieagenten in burger.
De vier Kameroense vrienden van Moussa, Yaya en Koum zijn vandaag in de stad. Om te bedelen, want dat is hun enige bron van inkomsten. Werken is uitgesloten, zeggen ze. Een tijdje geleden kon je nog weleens ergens een paar dagen een zwart baantje vinden. In de bouw, bijvoorbeeld. Maar het was steeds hetzelfde liedje: op een zeker moment krijgt de politie er lucht van en volgt arrestatie en deportatie. Moussa en Yaya zijn zo „wel vijftig keer” teruggestuurd naar Tiznit en Dakhla. Drie of vier dagen later waren ze dan weer terug in het bos bij Tanger.
De laatste maanden houdt de politie ook steeds vaker klopjachten in het bos. „Ze komen hier bijna elke dag”, zegt Yaya. Grof geweld wordt niet geschuwd. „Ze gooien traangasgranaten en slaan hard op ons in. Ook op de vrouwen.”
Bijna alle vluchtelingen raken vroeger of later gewond. Op de vlucht voor de politie op de steile berghellingen, of bij hun arrestatie. Moussa wijst op de littekens op zijn hoofd en in zijn gezicht heeft. „Geslagen met handboeien”, verduidelijkt hij. Koum brak zijn neus. Hij kreeg een vuistslag in het gezicht terwijl hij geboeid was. En Yaya raakte aan zijn onderbeen gewond door klappen met een houten paal toen hij probeerde te vluchten voor de politie.
Wat ze doen als ze gewond raken of ziek worden? Moussa haalt zijn schouders op. „Bidden”, zegt hij. „Er zit niks anders op.” Moussa en Koum zijn protestants, Yaya is rooms-katholiek. Hun geloof houdt hen op de been, zeggen ze.
De politie probeert het leven van de vluchtelingen in Noord-Marokko onmogelijk maken. Maar een deel van de plaatselijke bevolking heeft begrip voor hun situatie en biedt hulp. De mobiele telefoon –als die tenminste niet weer eens door de politie is afgepakt– laden ze in een winkeltje in Boubana aan de rand van het bos. Drinkwater halen ze bij bewoners van de nabijgelegen wijk. Meestal bij vrouwen, want die zijn volgens Yaya eerder geneigd om te helpen dan Marokkaanse mannen. Kleding en plastic om een tent te bouwen krijgen ze van vrijwilligers van de AMDH, een Marokkaanse mensenrechtenorganisatie. Om problemen met de politie te vermijden, moeten ze die spullen dan ’s nachts in de stad ophalen.
Zohra Koubia is mensenrechtenactivist en vrijwilliger bij de AMDH. Ze is econoom, afkomstig uit de Rif en woont sinds twee jaar in Tanger. In een café in het stadscentrum vertelt ze hoe ze in die periode de migranten van beneden de Sahara gaandeweg uit het straatbeeld heeft zien verdwijnen. „Vroeger woonden er veel migranten in de medina”, zegt ze. „Maar de politie heeft alle Afrikanen daar opgepakt en in bussen naar de woestijn in het zuiden gestuurd.” Als ze terugkomen in Tanger, en dat doen ze allemaal omdat ze naar Europa willen, houden ze zich schuil in de buitenwijken. Ze worden onzichtbaar.
Toch is die onzichtbaarheid volgens Koubia niet alleen het gevolg van de repressie. „Het is ook een kwestie van aanpassing”, zegt ze. „Er zijn heel wat migranten die hier al jaren verblijven. Zij hebben geleerd om op de een of andere manier te overleven. Een woning is voor veel migranten onbetaalbaar. Daarom gaan ze in het bos wonen.”
Vuilnisbak
De vluchtelingen die er wél in slagen een flatje te huren in een van de buitenwijken zijn soms niet veel beter af. Volgens de mensenrechtenorganisatie AMDH komt het geregeld voor dat de politie bij hen de voordeur openbreekt, alle spullen op straat gooit, de bewoners oppakt en hen deporteert naar Zuid-Marokko. „Of ze papieren hebben of niet, maakt voor de politie niet uit”, zegt Koubia. „Ze gaan zonder meer in de bus naar het zuiden. Als ze na een paar dagen terugkeren, blijkt dat de huisbaas een ander slot op de deur heeft gezet. Terwijl ze de hele maandhuur betaald hebben. Soms vinden ze hun paspoort of hun aanvraag voor een verblijfsvergunning in een vuilnisbak op straat terug.”
Eind 2018 keurde de Europese Commissie een steunpakket van 140 miljoen euro voor Marokko goed. In ruil daarvoor verplichtte Rabat zich ertoe de onregelmatige migratie naar Spanje zo veel mogelijk tegen te houden. De verharde opstelling van de Marokkaanse autoriteiten tegenover de vluchtelingen uit landen ten zuiden van de Sahara komt dus niet uit de lucht vallen. Ze is een gevolg van het Brusselse beleid om de Europese buitengrens te ”externaliseren”.
Moussa, Yaya en Koum voelen zich gevangen in het bos. Ze leven in voortdurende angst. Met journalisten praten is ook gevaarlijk. Toch hebben ze de hoop op een betere toekomst niet helemaal verloren. Hun gevoel voor humor ook niet. Moussa was bokser in Kameroen. „Als ik in Spanje zou zijn, was ik nu wereldkampioen geweest”, zegt hij. Ze lachen er alle drie om. Yaya zou weer willen voetballen. Hij speelde in de hoogste divisie van zijn land.
Terug naar Kameroen is geen optie. „Geen denken aan”, zegt Koum. „Dan zou mijn familie nóg een mond moeten voeden.” Yaya drukt zich nog dramatischer uit. „Ik sterf nog liever dan dat ik terugga naar Kameroen”, zegt hij. Zijn landgenoten zijn het er roerend mee eens. Eigenlijk zien ze maar één oplossing: hulp uit Europa. „De Europeanen zouden moeten weten hoe wij hier als beesten in het bos leven”, zegt Moussa. „Dit kan Europa toch niet toelaten?”
Twee dagen later stuurt Moussa een app. De politie heeft opnieuw een razzia in het bos gehouden. Tien mensen zijn opgepakt, de anderen wisten te ontsnappen. De agenten hebben hun schaarse bezittingen vernield. Ook de tent van Moussa en zijn vrienden is kapot, hun primitieve kookgerei aan gort geslagen. Ze zijn nu nog dieper het bos in getrokken. Hij slaakt een noodkreet: „We hebben jullie hulp nodig om dit land te verlaten.”
Dit is het eerste deel van een tweeluik over vluchtelingen in Noord-Afrika. Dinsdag 7 april deel 2.