Voedsel, schoenen en dekens. Daaraan hebben de duizenden migranten die in het grensgebied tussen Turkije en Griekenland bivakkeren, dringend behoefte. De Turkse Rode Halve Maan voorziet erin.
Het is dinsdag tegen middernacht. In het niemandsland tussen Turkije en Griekenland is de temperatuur gedaald tot een graad of tien, zegt Bayram Selvi door de telefoon. Het hoofd migratiediensten van de Turkse Rode Halve Maan, een zusterorganisatie van het Rode Kruis, heeft er een lange werkdag op zitten.
Vrijdagavond bezocht Selvi vanuit Edirne, in het uiterste noordwesten van Turkije, het grensgebied, nadat de Turkse regering had besloten migranten die naar de EU willen niet meer tegen te houden. Het was voor hem meteen duidelijk dat er hulp nodig was voor de stroom ontheemden die te voet onderweg was richting de Griekse grens. Sinds zondagavond biedt de Rode Halve Maan die hulp. Vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week.
„Het is winter in Turkije. Er is vooral behoefte aan dekens”, zegt Selvi. Ook schoenen en sokken staan hoog op de lijst met noodzakelijke hulpgoederen. Verder biedt de Rode Halve Maan de migranten melkpoeder, thee en soep aan, maar ook hygiëneproducten voor vrouwen en kinderen.
Het aantal vluchtelingen dat zich in het gebied bevindt, steeg in enkele dagen tot zo’n 13.000. Aantallen zijn voor Selvi echter niet relevant, geeft hij aan. „Of er nu 1000 of 10.000 mensen zijn en of het aantal toe- of afneemt, onze taak is hier humanitaire hulp te verlenen.”
De meeste vluchtelingen zouden uit Syrië komen, maar hun afkomst houdt Selvi niet bezig. „Ik denk niet in categorieën en vraag niet naar nationaliteiten, posities of titels. Het maakt mij niet uit of iemand uit Syrië of Afghanistan komt. Ik zie mensen die hulp nodig hebben: mannen, vrouwen, kinderen, baby’s.”
De Rode Halve Maan werkt vanuit mobiele posten. „Wij zitten hier in een behoorlijk groot gebied. We kijken steeds waar zich veel mensen bevinden en verplaatsen ons regelmatig.”
Op dit moment beschikt de organisatie over voldoende hulpgoederen. „We krijgen donaties van Turkse liefdadigheidsinstellingen. Van dag tot dag kijken we wat er nodig is. Er zijn momenten dat het erom spant. Als er een tekort dreigt, gaan we op zoek naar nieuwe donoren.”
Op de vraag hoe de vluchtelingen zijn gestemd, zegt Selvi dat hij bij hen vooral „een sterke motivatie” waarneemt om de grens met Griekenland over te steken. De Grieken zelf doen er intussen alles aan om de poort dicht te houden. De ontheemden stuiten op hekwerken met prikkeldraad, waarachter de politie en het leger de wacht houden. Dat de kans klein lijkt dat de migranten op korte termijn verder komen, wil Selvi echter niet zeggen. „We zitten niet heel dicht op de grens. Ik heb er geen zicht op of mensen Griekenland bereiken.”
Persoonlijke verhalen van vluchtelingen horen de hulpverleners niet. „Er is geen tijd voor gesprekken met hen. Dit is geen tentenkamp waar mensen langdurig verblijven. Mensen willen verder en onderweg hebben ze even behoefte aan water, thee of soep. Of ze zeggen: „Ik heb een baby en ik heb luiers nodig.” Daar willen we in voorzien.”