Elim voor berooide Joden
Massaal emigreren berooide Joden uit Oost-Europa aan het begin van de 20e eeuw naar Amerika, de meesten via Rotterdam. Ze worden opgevangen in Elim, waar ze naast voedsel en kleding de boodschap van het Evangelie ontvangen. Meer dan eens met vrucht.
Op de deur van Tulpstraat 11 staat ”Elim, huis van gebed”. Het pand van Stichting Hart voor Rotterdam op het Noordereiland in de Nieuwe Maas herinnert aan de arbeid die in deze straat werd verricht door de Nederlandsche Vereeniging voor Zending onder Israël, genaamd Elim, meestal kortweg Elim genoemd.
Het evangelisatiewerk onder Joden in Rotterdam is te danken aan Lewis Way. Deze Londense advocaat wendt zijn vermogen aan voor de uitbouw van het werk van de London Society (for Promoting Christianity Amongst the Jews). Dankzij Way wordt ex-rabbijn Benjamin Nehemia Salomon in 1819 als Jodenzendeling naar Rotterdam gezonden. Onder de opvolgers van Salomon maakt vooral Paulus Julius Bloch naam. Van 1844 tot zijn dood in 1899 is deze uit orthodox-Joodse ouders geboren zendeling rusteloos werkzaam als evangelist en rondreizend colporteur.
Het valt niet mee om een man als Bloch te vervangen, dat beseft ook de London Society. Die stuurt daarom zwaargewicht Joseph Zalmann (1860-1924) naar de havenstad. Hij assisteert sinds 1888 de bekende Joodse zendeling August Carl Adler in Amsterdam, door wie hij op de Hemelvaartsdag van 1886 is gedoopt.
Rondreizend evangelist
De pogroms in Rusland, in combinatie met door tsaar Alexander III uitgevaardigde antisemitische wetten, brengen Zalmann en zijn vrouw Keila Kapusta in 1885 tot het besluit naar Amerika te emigreren. Omdat bij aankomst in Rotterdam de boot naar Amerika net is vertrokken, reist het echtpaar door naar Amsterdam, waar het een week later kan inschepen.
Als Zalmann op zondag een rondje door de binnenstad maakt en vanuit een kapel gezang hoort, loopt hij in een opwelling naar binnen. De dienst, in het Jiddisch, wordt geleid door ds. Adler. Het is het begin van de grote ommekeer in het leven van Zalmann, een verandering die zijn vrouw niet kan meemaken. Twee jaar na zijn doop besluit ze hem onder druk van rabbijnen te verlaten. Niet lang daarna treed Zalmann in dienst bij de London Society als rechterhand van Adler.
Na zijn overstap naar Rotterdam gaat hij zich op de stroom van Joodse emigranten richten. In 1901 koopt hij een voormalig logement voor zeelieden op het Noordereiland en maakt hij daarvan een doorgangshuis, dat hij Elim noemt. Het wordt ondergebracht in de Nederlandsche Vereeniging voor Zending onder Israël.
Elimcent
Via de Zionsvriend en Elimbode houdt Zalmann de achterban op de hoogte. Samen met Johanna Quelle, zijn tweede echtgenote, en een kring van helpers probeert hij de vaak berooide Joodse landverhuizers te ondersteunen. Vanaf het Noordereiland varen die op schepen van de Holland Amerika Lijn naar Ellis Island bij New York. In de periode van wachten voorzien werkers van Elim hen van voedsel en kleding. „Israël heeft in de eerste plaats behoefte aan liefde”, stelt Zalmann. „Niet bestaande in schone woorden, maar zich openbarende in werken der barmhartigheid.”
Dat neemt niet weg dat hij ook het heil in de gekomen Messias verkondigt. Na elke maaltijd wordt in Elim uit de Bijbel gelezen, tussen negen en tien uur is er een korte samenkomst. Voor de Joden uit Oost-Europa is de combinatie van dienstbetoon en evangelisatie een openbaring. „Wij hebben ons niet kunnen voorstellen dat er zulke christenen bestaan”, laten tien uit Rusland en Roemenië afkomstige emigranten weten. „De heer Zalmann heeft de naakten gekleed, de hongerigen gevoed en onze zielen verkwikt met Gods Woord.”
De stroom van emigranten noopt Elim tot uitbouw van het doorgangshuis en aankoop van aangrenzende panden. Er komt nu ook een ”tehuis voor onderzoekende Joden”, waar ze ongestoord de Bijbel kunnen bestuderen. In de loop der jaren komen tientallen bezoekers tot geloof, van wie een deel wordt gedoopt door ds. Adler.
Het benodigde geld voor de aanschaf van de panden en de opvang van de Joodse landverhuizers komt van christelijke gemeenten en particuliere christenen die zijn gegrepen door de zending onder Joden. Elimcent, een club van vrouwelijke sympathisanten, zamelt kleding in.
Die betrokkenheid op Jodenzending is niet algemeen. Een deel van de kerken houdt zich afzijdig of laat zich er zelfs negatief over uit, op grond van latent of openlijk antisemitisme. Kenmerkend is de laatdunkende wijze waarop dr. H. F. Kohbrugge soms over Joden schrijft.
Omdat Zalmann weet dat veel christenen liever geen Joodse werkkrachten aannemen, zelfs niet als die Jezus als Verlosser belijden, zet hij met geld dat hij van Bloch heeft geërfd werkgelegenheidsprojecten op. Een sigarettenfabriekje, een drukkerij en een kartonnagebedrijf. Formeel vallen ze onder de London Society. Door spreekbeurten in het hele land wijst de gedreven Joodse missionaris kerken en individuele christenen op de unieke plaats van Israël in Gods heilshandelen.
Sterven
In 1913 overlijdt Johanna Zalmann; drie van de vijf kinderen zijn al eerder gestorven. Vijf jaar later treedt Zalmann voor de derde keer in het huwelijk, nu met Alida Regina Marda uit Den Haag. Ze zal het leven van haar man na zijn dood beschrijven in de biografie ”Joseph Zalman. Een gezondene uit Israël”.
De gloriejaren van Elim zijn intussen voorbij. Vanaf 1918 droogt de stroom Joodse emigranten snel op. De inkomsten lopen terug, in 1922 wordt de werkverschaffing afgestoten. Drie van de vier panden aan de Tulpstraat gaan in de verkoop. Het jaar daarop verhuizen Zalmann, zijn echtgenote en schoonzus Jacoba Quelle naar villa Tulcea in Maarssen. Op 27 november 1924 komt daar een einde aan het veelbewogen leven van Zalmann. Na zijn dood gaat Elim zich op de in Nederland en Vlaanderen verblijvende Joden richten.
Nadat Philip Trostianetzky drie jaar als zendeling voor Elim heeft gewerkt, krijgt hij de begaafde Alter Mendel Rottenberg naast zich. De enige zoon van een chassidische rabbijn wordt de nieuwe leidsman van Elim. Hij kent de organisatie sinds 1911, het jaar waarin hij naar Rotterdam kwam om in het tehuis voor onderzoekende Joden de Schriften te bestuderen, omdat hij was geraakt door het Nieuwe Testament. Gesprekken met Zalmann overtuigden hem ervan dat Jezus de Messias is, waarna hij zich liet dopen.
Gepassioneerd zet Rottenberg het werk voort, vanaf 1933 bijgestaan door de Poolse Jood Israël Paulus Tabaksblatt. Die gaat het werk in Rotterdam leiden, Trostianetzky heeft de Joodse gemeenschap in Antwerpen als arbeidsveld gekregen. Rottenberg verzorgt door het hele land spreekbeurten, geeft dooponderricht en leidt huiskringen. Totdat de nazi’s hem de mond snoeren. Trostianetzky en Tabaksblatt overleven de holocaust, Rottenberg vindt de dood in Mauthausen. Een beperkt deel van de taken van Elim en de Nederlandsche Vereeniging voor Israël wordt overgenomen door de Raad voor Kerk en Israël, in juli 1942 ingesteld door de synode van de Nederlandse Hervormde Kerk. Een periode van zegenrijke Jodenzending is ten einde.
Bidder voor Israël
Onder de sympathisanten van Elim neemt ds. Dirk Arie van den Bosch, hervormd predikant in Den Haag, een vooraanstaande plaats in. Hij is een gevierd spreker op het jaarlijkse Jodenzendingsfeest, dat op initiatief van Alter Mendel Rottenberg vanaf 1930 wordt gehouden in een zalencomplex in Rotterdam-Hillegersberg.
In 1938 wordt Rebecca van Gelder door Elim aangesteld als zendelinge met Den Haag als werkterrein. Die stad kent al sinds 1902 een afdeling van Elim en krijgt nu ook een eigen zendingshuis, aan de De Ruyterstraat. De weduwe van Joseph Zalmann legt op 23 september 1939 de eerste steen. Verschillende Joden in de hofstad die tot geloof in Jezus komen, worden gedoopt door ds. Van den Bosch. Die verzorgt ook de inwijding van het nieuwe Elimgebouw op 26 juni 1940.
Het werk in Den Haag is geen lang leven beschoren. In 1941 wordt de Vereniging voor zending onder de Joden op last van de bezetter ontbonden, het zendingshuis wordt in beslag genomen. Rebecca van Gelder, die een dag voor het uitbreken van de oorlog in het huwelijk treedt met Leendert de Graaf, overleeft de oorlog door onder te duiken. Van den Bosch wordt op 11 december 1940 gearresteerd, omdat de bezetter beducht is voor zijn invloed. De befaamde Haagse predikant is een fel bestrijder van het nazisme en heeft een warm hart voor het Joodse volk. Op 20 maart 1942 overlijdt hij in kamp Amersfoort.
Dit is het tweede deel in een tweeluik over zending onder het Joodse volk.