Meer dan kwart Nederlanders gelooft in wonderen
Ruim een kwart van de Nederlanders (26 procent) is ervan overtuigd dat wonderen bestaan en bijna 30 procent gelooft daarnaast in wonderbaarlijke ervaringen. Nederlanders die godsdienstig zijn, geloven vaker in wonderen dan niet-religieuzen.
Dat blijkt uit een onderzoek van Motivaction, uitgevoerd op verzoek van KRO-NCRV en Museum Catharijneconvent. De resultaten zullen worden gebruikt in een tentoonstelling over wonderen in 2020 in het Utrechtse museum.
Omgerekend gaat het om 3,6 en 4,1 miljoen Nederlanders tussen de 16 en 90 jaar oud die in wonderen geloven. Daarnaast is er nog een grote groep die „een beetje” in het bestaan van wonderen (37 procent) en wonderbaarlijke ervaringen gelooft (41 procent).
Er bestaat niet één gangbare definitie van een wonder of wonderbaarlijke ervaring, merken de onderzoekers op. „Ieder heeft daar een eigen invulling bij.”
Van de zestig procent die een associatie heeft bij een wonder, denkt de grootste groep aan een (wetenschappelijk) onverklaarbare gebeurtenis (14 procent). Anderen associëren een wonder met een onverwachte gebeurtenis (6 procent), religie (6 procent) of de genezing van een ernstige ziekte (6 procent).
Overlap
Er is een grote overlap tussen het geloof in het bestaan van wonderen en het geloof in wonderbaarlijke ervaringen. Circa 80 procent van de mensen die in wonderen geloven, gelooft ook in wonderbaarlijke ervaringen. In het onderzoeksrapport worden de twee begrippen vrijwel steeds onder één noemer gebracht.
Uit de onderzoeksanalyse blijkt dat het geloof in een wonder(baarlijke ervaring) het sterkst beïnvloed wordt door religie. Nederlanders die rooms-katholiek, protestants, „overig christelijk” of islamitisch zijn, „hebben een veel grotere kans” om in wonderen te geloven.
Voorafgaand aan het onderzoek was de verwachting dat rooms-katholieken vaker in wonderen zouden geloven dan protestanten. Uit het onderzoek blijkt echter het tegenovergestelde. „De kans om in het bestaan van wonderen te geloven is in volgorde van meest naar minst: overige christenen, moslims, protestanten en rooms-katholieken.”
Motivaction onderscheidt in het onderzoek de categorieën ”Nederlands hervormd”, ”gereformeerd” ”PKN” en de categorie ”overig christelijk.” De laatste bevat „in ieder geval” de pinksterbeweging, oosters-orthodoxe christenen, Jehova’s getuigen en „mogelijk orthodox-protestanten” waarmee het onderzoeksbureau orthodox-gereformeerde christenen lijkt te bedoelen. Niet alleen religie, maar ook het meemaken van een wonder of hierover horen in een religieuze gemeenschap heeft de grootste invloed op het geloof in wonderen.
Beschermengelen
Met betrekking tot andere onverklaarbare gebeurtenissen blijkt uit het onderzoek dat een derde van de Nederlanders (36 procent) in het bestaan van beschermengelen gelooft. Daarnaast denkt 28 procent dat alles in het leven is voorbestemd. Een even grote groep gelooft in het bestaan van wonderbaarlijke genezingen. Christenen in de categorie overig en moslims geloven het vaakst in beschermengelen en wonderbaarlijke genezingen.
Rooms-katholieken (35 procent) en overige gelovigen (33 procent) hebben vaker dan de andere groepen het gevoel dat een overledene bij ze is.
Een op de tien Nederlanders die in wonderen geloven, noemt als voorbeeld van een wonder de genezing van een ernstige ziekte. Ook religieuze wonderen (7 procent) en een bijna-doodervaring (6 procent) worden genoemd.