Met duizenden kilo’s denderen over de rotonde
Ruim 9 meter is hij. En meer dan 13 ton. Dat is lang en groot. Zeker vergeleken bij mijn eigen postuur. Dat ik even later echt ín de cabine zal zitten en dit bakbeest de rotonde over zal draaien, kan ik me nu nog niet eens voorstellen.
Mijn haat-liefdeverhouding met vrachtwagens duurt al lang. Het grootse van zo’n bakbeest spreekt me aan. Maar toen er ruim twintig jaar geleden een met een wiel over mijn voet denderde, was dat euforische gevoel opeens verdwenen. Toen was dat ding nog vooral een groots monster, met een enge dode hoek.
Nu sta ik beneden zo’n monster en kijk omhoog. Indrukwekkend. Toch.
De bedoeling van vandaag is alleen niet dat ik blijf kijken. Rijden gaan we. Of beter: ik ga dat doen.
Ik heb er even van wakker gelegen vannacht. Een leuk idee leek het, maanden geleden op de redactievergadering. Het was echt iets wat ik nog nooit had gedaan. En een beetje (erg) uit m’n comfortzone. Vliegen deed ik al eens –ook zo’n sluimerend verlangen–, maar rijden in zo’n imposante truck nog nooit. Hét recept tegen een winterdip, leek iedereen.
Ik googelde op ”rijles” en ”vrachtwagen”. En maakte een afspraak met het bedrijf Kemp in Lelystad, dat in tegenstelling tot veel andere rijscholen ook proeflessen aanbiedt (kosten proefles vrachtauto 2 uur 160 euro, of 87 euro per uur). Medewerker Fred Meijer: „Veel rijscholen vinden zo’n enkele les te weinig klandizie opleveren, ze willen liever mensen die steeds terugkomen. Maar wij genieten er ook echt van om mensen iets van ons mooie vak te laten ervaren. Laatst nog kwam er een oma rijden. Ze had dit als cadeau voor haar tachtigste verjaardag van haar kinderen gekregen. Geweldig toch?” Als zij het kan… dacht ik nog.
Kriebels
Nu het zover is, voel ik toch wel wat rare kriebels. Zo’n groot ding! En: past iemand onder de 1,65 meter wel bij het gaspedaal?
Even later heb ik dáár in ieder geval een antwoord op. Nadat ik mezelf naar boven heb gehesen blijkt de stoel aan alle kanten verstelbaar. Hij bevat bovendien een enorme vering. Dat moet ook wel, want volgens instructeur Hans Donk zit de stoel pal boven het enorme wiel en vangt dus heel wat klappen op.
„Straks rijden we hier het hek uit”, hoor ik Donk even later zeggen. Dat moet een grap zijn. Maar dat is het niet. „Je hebt toch een rijbewijs?”
Eerst legt hij nog wel even wat handigheden uit. Het stuur, de rem en het gaspedaal zitten gelukkig gewoon op de bekende plek, maar het is lang geleden dat ik in een automaat reed. En ook ben ik de handrem kwijt. Er zit gelukkig wel een hendel vlak voor me, die heen en weer kan. De extra hendel aan het stuur, die de motorrem blijkt te zijn, is echt nieuw. „Handig voor als je met een te hoge snelheid een bocht of rotonde nadert.”
Dan wijst Donk op de enorme partij aan spiegels en beeldschermpjes in en naast de cabine. De gewone spiegels spreken voor zich, maar er zijn ook nog kleine, bolle beelden, die de boel vergroten. En er is een camera voor én een camera achter de truck. En nog een extra spiegel voor de dode hoek.
Schrik
Ik voel de raderen in mijn hoofd aan het werk slaan. Heel handig met nieuwe technische snufjes ben ik niet, maar ik besef dat dit essentiële zaken zijn om te onthouden. Als je gewoon door het raam kijkt, zie je echt heel weinig. Daar schrik ik van. Opeens begrijp ik de chauffeur die mij ooit aanreed beter. Je hoeft maar even niet in een van die spiegels te kijken en je bent de sigaar. Ik oefen zachtjes voor mezelf waar ik wanneer in moet kijken.
„Zet ’m maar aan”, zegt Donk. Hoe? „Gewoon de sleutel omdraaien.” Het lijkt me handig om goed te controleren of de rem erop zit. Dat zit hij. En de automaat staat op N. Ik draai aan de sleutel. De dieselmotor gromt. Het bakbeest komt tot leven. Wauw.
Het is raar, nu ik goed zit en weet hoe alles werkt, bekruipt me een geweldig blij gevoel. Hoewel ik nog geen meter gereden heb, weet ik het opeens zeker: dit gaat lukken. Voel ik daar de endorfine al z’n werk doen? Of zit ik nog volop in de adrenalinefase?
Ik draai de automaat op D, haal de handrem eraf en geef gas. Oké, ik kom nog geen meter vooruit. Maar even later, als ik wat méér gas geef –de motor moet tenslotte 13,5 én 3 ton belading trekken, gaat hij toch echt vooruit. Ik rij!
Ruime bocht
De euforie duurt kort. We moeten het hek door. En dat betekent vanuit stilstand direct een bocht naar rechts. Donk heeft geen stuur of gaspedaal. Dus ik moet zelf aan de bak. Gelukkig heb ik ervaring met het rijden met een caravan. Dat werkt nu in mijn voordeel. Een brede bocht moet ik zien te maken, want anders gaat de rest van de 9 meter nooit achter me aan.
Het hek nadert en ik kijk rap in beide spiegels. Dat is nog even ingewikkeld, want rechts zie ik helemaal geen hek. Pas in de dode hoek komt er op een gegeven moment wat groens tevoorschijn. Gelukkig niet al te dichtbij.
Ik ben het hek nog niet door, of de stem van Donk klinkt weer. „En dan gaan we hier weer rechts.” Het is duidelijk. We gaan het industrieterrein op. Dat betekent: remmen, een stukje doorrijden om de hele weg goed te kunnen overzien, weer gasgeven, draaien, in de spiegels kijken en heel dankbaar zijn dat er niks aan komt. Gewoon nergens. Alsof alle verkeer is stilgelegd.
Linkerweghelft
Helaas staat er even verderop wel een auto geparkeerd. Op mijn weghelft. Dat betekent gas terugnemen, in de spiegels naar achteren kijken, richting aangeven, de linkerweghelft op rijden, en maar blijven kijken of alle meters en kilo’s volgen. Gelukkig, dat doen ze.
Ik zoek de rechterkant van de weg weer op. Wat is een normale afstand tot het trottoir met zo’n bakbeest? Ik zoek in de spiegels tot ik de stoep zie. Ik kan nog wel een stukje naar rechts.
„Gas terug!” roept Donk. „Er komt een bocht aan.” Naar mijn idee is die nog heel ver weg, maar vanwege de lange remweg kun je volgens hem niet vroeg genoeg beginnen met terugschakelen. Donk legt uit hoe je dat doet met de motorrem (die aan het stuur zit). Ik voel de wagen langzaam tot rust komen.
Het zweet zit inmiddels overal. Zo snel gaat dat blijkbaar. Ik moet denken aan mijn eerste rijlessen in de auto. En weet dat dit, als ik dit door zou zetten, ooit ook automatisch zal gaan.
Twee rondjes doen we, over het terrein. En dan is het volgens hem tijd voor het echtere werk: het industrieterrein af, Lelystad in. Ik voel angst en blijdschap tegelijk.
Tien drempels
Vijf rotondes zitten er in de door Donk bedachte route, vier verkeerslichten en een tiental drempels. En: hier heeft hij het verkeer duidelijk niet platgelegd. Er kruipt een Fiat 500 achter m’n bak, die ik met geen mogelijkheid terug kan vinden in mijn spiegels. Daar blijkt die achtercamera dus voor.
Bij de rotondes en verkeerslichten is het hard werken. Zodra een rotonde in zicht is, schakel ik –eerst op aandringen van Donk, later zelf– de motorrem in, daarna rem ik bij met de gewone rem tot hij van versnelling twaalf naar versnelling zeven is gezakt.
Bij de verkeerslichten heb ik geluk. Drie van de vier springen op groen, zodra ik er –in de zevende versnelling– aan kom kachelen. Alsof ze weten dat remmen, stilstaan en weer wegrijden voor een beginneling bijna traumatische gebeurtenissen zijn.
Die drempels? Die geven me het gevoel alsof ik in de Efteling ben. Door de verende stoel zit je soms bijna tegen het plafond, als dat tenminste geen 4 meter hoog zou zijn.
Stoeprandje
„Ging niet slecht”, vindt Donk, als we weer terug zijn bij het rijcentrum. Ik neem het maar op als een groots compliment. „Ging fantastisch”, vond ik zelf. Geen auto’s geramd, geen fietsers geschept. En dat ene stoeprandje dat ik raakte, daar laat ik m’n enthousiasme niet door temperen.
Het is heerlijk om iets nieuws te leren. En zelfs als ik in de regen terug naar huis rijd (in mijn eigen auto dus… die opeens heel licht stuurt, waardoor ik weer een stoeprandje raak), schijnt de zon.
>>kemp.eu
serie
Tegen de winterdip
Iets nieuws leren is goed voor je brein. Over 2 weken deel 3: Geertje gaat patroontekenen.