Economie

Tweeverdieners onder RD-lezers vaak ‘anderhalfverdieners’

Waarom kiest een ouderpaar ervoor om allebei te werken? Het belastingvoordeel voor tweeverdieners speelt een rol, maar belangrijker vinden ouders de afwisseling en het werkplezier. „We werken omdat we er allebei erg van genieten.”

Louis Seesing en Gerco Verdouw
21 December 2019 11:13Gewijzigd op 16 November 2020 17:48
beeld iStock
beeld iStock

„Het is fijn om af en toe een paar uurtjes uit je gezin te zijn. Daarna kan ik er weer voor 100 procent tegenaan”, zo schreef een moeder bij de vraag „Wat is de reden dat beide ouders (al dan niet parttime) werken?” Het antwoord „Ik en/of mijn partner hebben een baan nodig voor voldoende afwisseling” werd dan ook het meest aangekruist: door bijna driekwart (74 procent) van de reformatorische tweeverdieners.

Slechts 1 procent minder, 73 procent van de respondenten, gaf aan dat „het geleerde beroep in praktijk kunnen brengen” ook een belangrijke factor is. Een juf: „Ik zet liever mijn talenten in binnen het onderwijs dan in de huishouding. We hebben dus iemand die komt poetsen.”

Voor hoogleraar economie Jan Rouwendal zijn het bekende klanken. „Mijn dochter zit op het Hoornbeeck College. Ze heeft behoorlijk wat docenten die ook moeder zijn. Zij hebben door hun studie de kennis daarvoor in huis en genieten van het werk op school. Als je werkt, heb je andere contacten; het is een heel ander leven dan alleen thuis te zijn met de kinderen.”

Socioloog en onderzoeker Anneke Pons, lid van de Gereformeerde Gemeenten, is evenmin verrast als ze de motieven van tweeverdieners om te werken leest. „Vooral bij de jongere generatie zie ik een omslag in het denken. Het klassieke rollenpatroon van man en vrouw verandert duidelijk in de gereformeerde gezindte. Vrouwen zien het werk dat ze buitenshuis doen steeds vaker als een van hun rollen. Ze willen hun talenten inzetten, en die komen soms buitenshuis evengoed of zelfs beter tot hun recht dan achter de voordeur. Bij de oudere generatie heerst vaak nog het idee dat de vrouw eigenlijk één verantwoordelijkheid heeft: het huishouden.”

Financiën

Hoewel vele werkende moeders zullen zeggen dat ze „het niet voor het geld doen”, spelen financiën natuurlijk wel een rol. Bij 54 procent van de tweeverdieners is er een financiële noodzaak om allebei te werken. „Van alleen een bouwvakkersinkomen is het heel moeilijk rondkomen met een gezin”, vertelt een van de respondenten. „We werken allebei om de buskosten naar het reformatorisch onderwijs te kunnen betalen”, vertelt een ander.

De fiscale voordelen voor tweeverdieners zijn voor ruim de helft (51 procent) reden om allebei te gaan werken. „We worden haast verplicht om allebei te werken”, verzucht een ondervraagde.

„Het huidige belastingstelsel blijkt dus wel effect te hebben, ook al is dat kleiner dan wat de overheid verwacht had”, denkt Rouwendal. Onderzoek laat zien dat belastingvoordeel vooral mensen met een laag inkomen doet besluiten om aan het werk te gaan. Ook voor jonge stellen met een eigen huis zijn de fiscale voordelen belangrijk. „Allebei werken is voor velen de enige manier om een hypotheek te kunnen krijgen. Eerder telde alleen het inkomen van de hoofdkostwinner, tegenwoordig telt ook het inkomen van de partner mee voor de omvang van de hypotheek.”

Toch blijkt uit het RD-onderzoek dat 80 procent van de tweeverdieners gewoon allebei zou blijven werken als het belastingvoordeel er niet zou zijn. Slechts 8 procent zegt te stoppen met werken als de fiscale voordelen voor tweeverdieners wegvallen.

En dat is niet vreemd, stelt Pons. „Vrouwen wennen eraan dat ze steeds meer activiteiten buiten het gezin hebben. Thuiszitten met de kinderen is allang niet meer zo normaal als vroeger. Je ziet dat de kerk wat dat betreft meeverandert. Zo organiseerde mijn eigen kerkelijke gemeente onlangs een uitje voor vrouwen met overnachting. In de tijd dat mijn moeder zo oud was als ik, was dat ondenkbaar.”

Tweede baan klein

Wat duidelijk uit het onderzoek van het Reformatorisch Dagblad blijkt, is dat de tweede baan in het tweeverdienersgezin vaak een kleine is. Bijna 60 procent van de vrouwen in die gezinnen werkt twee dagen per week of minder. Bijna 30 procent werkt 2,5 of 3 dagen in de week. Slechts 2,7 procent heeft een fulltimebaan. Je zou dus beter over anderhalfverdieners kunnen spreken dan over tweeverdieners. Rouwendal: „We moeten niet overdrijven als we het over arbeidsparticipatie van reformatorische vrouwen hebben. Het gaat vaak niet alleen om een kleine baan, ook om een klein salaris. Van het opbouwen van een carrière is in het overgrote deel geen sprake.”

Daarin zit een verschil met de Nederlandse standaard, constateert Pons. „In de SGP-achterban zie ik een vrij simpel beeld: de kostwinner heeft een fulltimebaan. Landelijk ligt dit anders. Vaak hebben beide partners dan een baan van zo’n vier dagen in de week. Wellicht heeft dit te maken met de dienende rol van vrouwen, die in de gereformeerde gezindte toch nog wel wordt benadrukt. Ondanks de emancipatieslag die vrouwen in de gereformeerde gezindte doormaken, zou het kunnen dat het accent op dienende taken voor vrouwen blijft bestaan. Dus dat ze weliswaar meer werken dan voorheen, maar dan wel in dienende beroepen zoals in de zorg of in het onderwijs.”

Rouwendal constateert dat er wat dat betreft een verschil is met omliggende landen in Europa. Daar hebben veel meer moeders met thuiswonende kinderen een fulltimebaan. „Nederland is wat dat betreft nogal traditioneel ingesteld: veel vrouwen die hun eerste of tweede kind krijgen, gaan terug naar een parttimebaan. Helemaal stoppen met werken komt de laatste jaren echter nauwelijks meer voor. Dat was in de gereformeerde gezindte tot de jaren 80 zo’n beetje standaard en gebeurt daar ook nu nog. Kinderopvang anders dan door grootouders of naaste bekenden is een flinke drempel.”

Kinderopvang

Ook die drempel wordt in reformatorische kringen langzaam maar zeker geslecht, is te zien in het onderzoek. Bijna 32 procent van de ondervraagden geeft aan kinderopvangtoeslag te ontvangen. Dit krijgen ouders alleen als het kroost naar de kinderopvang of het gastouderadres gaat.

Pons ziet ook dat reformatorische ouders hun kinderen liever niet naar vreemden brengen, maar zij zijn zeker niet de enigen. „Het is typisch Nederlands om dat liever niet te doen. Voor mijn onderzoek heb ik veel ouders gesproken van allerlei verschillende religieuze en levensbeschouwelijke achtergronden. Iedereen brengt de kinderen liever onder bij mensen die hun waarden delen. Of dat nu humanistisch is of orthodox-christelijk. Daarom is het niet raar dat reformatorische gastoudergezinnen steeds populairder worden. Maar onze gezindte is op dit punt nog wel wat behoudener.”

Voordelen

Vanuit economisch oogpunt ziet Rouwendal voordelen van het tweeverdienerschap. „In deze maatschappij, waarin het huwelijk minder stabiel is, is het niet verkeerd als ieder individu zijn eigen broek kan ophouden en niet voor bijstand bij de overheid hoeft aan te kloppen.”

Die financiële zelfstandigheid is ook voor sommige respondenten reden om buitenshuis te werken. „We hebben verantwoordelijkheid te dragen voor ons gezin, ook wanneer een van beiden iets overkomt. Voorzieningen die voorheen gewoon waren, zijn er niet meer. Daarom vinden we het nodig om bekend te blijven met het werkveld, maar wel in een mate die verenigbaar is met het gezin.”

Deugdelijke huisvrouw

Kritiek vanuit de reformatorische hoek op het tweeverdienerschap vindt Rouwendal niet altijd terecht. „Het kostwinnersmodel waarin vader buitenshuis werkt en moeder alleen binnenshuis, is gedeeltelijk een reactie op de 19e-eeuwse industrialisatie waarin mannen, vrouwen én kinderen lange dagen maakten in de fabriek. De deugdelijke huisvrouw in Spreuken 31 doet ook allerlei werk buitenshuis.”

Ook Pons merkt op dat de keuze voor een ander rollenpatroon voor vrouwen onder vooral twintigers en dertigers evengoed met de Bijbel in de hand wordt gemaakt. „De jongere generatie leest de Bijbel evengoed, maar legt een andere nadruk. Vroeger lag die bij Sara, die in de tent verbleef. Nu worden passages onderstreept waarin wordt aangemoedigd om te woekeren met de talenten die je gegeven zijn.”

In beweging

Tegelijkertijd zijn er ook ontwikkelingen die Rouwendal „spannend” noemt. „Kijk bijvoorbeeld eens naar de gezinsvorming. Uit het RD-onderzoek blijkt dat 12 procent van de tweeverdieners om financiële redenen wacht met het krijgen van kinderen of bewust kiest voor een klein gezin. Zo’n percentage is niet verwaarloosbaar en ik denk niet dat het 25 jaar geleden zo lag. Aan dergelijke ontwikkelingen kun je zien dat de gereformeerde gezindte de laatste jaren behoorlijk in beweging is.”

Pons maakt zich niet zo veel zorgen over de economische emancipatie in de gereformeerde gezindte. „Sommige reformatorische denkers zijn bang dat dit een onderdeel is van een secularisatieproces zoals dat zich op landelijk niveau vanaf de jaren 60 voordeed. Maar niet elk emancipatieproces is hetzelfde. Dit dus ook niet. De visie op de rol van de vrouw verandert zeker, maar dit gebeurt duidelijk in samenspraak met de eigen overtuiging. Waarschijnlijk wordt de Bijbel nog even vaak opengeslagen als vroeger, alleen worden er nu andere accenten gelegd. Daarin zit het grote verschil met de landelijke secularisatiegolf van de vorige eeuw.”

Gezin en werk

Een serie artikelen naar aanleiding van een RD-onderzoek naar een- en tweeverdieners. Deel 2.

Meer over
Gezin en werk

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer