Lokale eenheid mag eenheid kerkverband niet op het spel zetten
Zaken als de vrouw in het ambt of praktiserende homoseksuelen aan het avondmaal kunnen nooit worden losgemaakt van de kerkrechtelijke vragen rond samenwerkingsgemeenten.
Op de generale synode in 2007 van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) lag een voorstel ter tafel om op plaatselijk niveau de samenwerking met de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (GKV) „voluit te stimuleren en te faciliteren”, maar tegelijk niet verder te gaan op weg naar landelijke eenheid. Dat betekende feitelijk plaatselijk een ”voorwaarts mars” en landelijk een ”sta stil”.
Die ambivalente besluitvorming inzake kerkelijke samensprekingen begint nu haar tol te eisen. Lokale samenwerkingsgemeentes lopen aan tegen divergerende besluitvorming en kerkordelijke bepalingen. Ds. R. J. Vreugdenhil stelt daarom voor om niet langer de lijn te volgen van ”het minst verstrekkende kerkrecht” (RD 11-12). Hij wil ruimte om op lokaal niveau bij knelpunten te kiezen voor een van de beide kerkordes van de betrokken kerkverbanden. Als extra borg zou dit besproken moeten worden op de classis.
Trouwdatum
Met ds. Vreugdenhil voel ik de spanningen die zijn ontstaan in samenwerkingsgemeentes. Zijn oplossing deel ik echter niet. Elke vorm van kerkelijk nauwer samenleven kent namelijk een bepaalde voorlopigheid. Ook die met de GKV. Eenvoudig gezegd: je hebt wel verkering, maar je bent nog niet met elkaar getrouwd. En die trouwdatum is ook nooit vastgelegd. Nog sterker: al sinds 2004 heeft de generale synode benadrukt dat de CGK niet te hard van stapel zullen lopen. In 2016 is zelfs uitgesproken dat eenheid tussen beide kerkverbanden op dit moment niet reëel is. Het is (vooral) vanwege ontwikkelingen binnen de GKV –onder andere de vrouw in het ambt en de nieuwe hermeneutiek– dat een ‘trouwdag’ nu niet (meer) in beeld is.
Vanwege de voorlopigheid van het nauwer samenleven zijn regelingen opgesteld voor samenwerkingsgemeentes. Daarbij gold altijd de regel van het minst verstrekkende kerkrecht. Het kerkrecht dat dus het meest beperkend is, heeft geldigheid. Er moest immers voorkomen worden dat samenwerkingsgemeenten een soort eigen kerkformatie vormden. Bovendien is altijd benadrukt dat bij nauwer kerkelijk samenleven zorgvuldig diende te worden omgegaan met de verschillen binnen eigen kerkverband. Ofwel: binnenkerkelijke eenheid is minstens net zo’n principiële zaak als het zoeken van eenheid met andere kerken.
Het voorstel van ds. Vreugdenhil stapt over dit principe van binnenkerkelijke landelijke eenheid heen ten gunste van lokale eenheid. Hij heeft gelijk dat op verschillende niet-principiële punten een ruimere interpretatie van kerkordelijke bepalingen al plaatsvindt. Maar de lijn van het minst verstrekkende kerkrecht is juist gekozen om in principiële kwesties rond Schrift en belijdenis de binnenkerkelijke eenheid te laten prevaleren.
Daar ligt ook de angel in deze discussie. Daarom kunnen zaken als de vrouw in het ambt of praktiserende homoseksuelen aan het avondmaal nooit worden losgemaakt van de kerkrechtelijke vragen rond samenwerkingsgemeenten. Wie eerlijk is, stelt vast dat de veranderde besluitvorming binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) en de GKV op deze onderwerpen zorgde voor spanningen. Dat leidde ertoe dat de lijn van het minst verstrekkende kerkrecht is gaan knellen. Dat ligt niet aan die bepaling, maar aan ruimere opvattingen binnen de NGK en (nu ook) de GKV.
Classicale kleur
De lijn van het minst verstrekkende kerkrecht knelt in wezenlijke principiële kwesties, die het gezag en verstaan van de Schrift raken. Binnen de CGK zijn er ook gemeenten die het oneens zijn met de synodebesluiten rond de vrouw in het ambt en homoseksualiteit. Het zijn vooral deze gemeenten die lokaal samenwerken met een GKV- of NGK-gemeente. Hierdoor wordt de spagaat nog groter. Maar als kerkenraden nu vrij worden gelaten, ontstaat een PKN-model met een pluriforme kerk, waar ruimte is voor elk standpunt. En als een classis het laatste woord krijgt, wordt de classicale kleur bepalend. Juist de lijn van het minst verstrekkend kerkrecht doet het meeste recht aan zowel het zoeken naar lokale eenheid als het vasthouden van binnenkerkelijke eenheid.
Het kan namelijk niet zo zijn dat lokale eenheid de landelijke eenheid op het spel zet. Geen enkele gemeente wordt gedwongen om christelijk gereformeerd te zijn. Wie het wil zijn, zal loyaal moeten zijn aan het kerkverband, inclusief haar kerkorde en synodale besluitvorming.
De auteur is predikant van de christelijke gereformeerde kerk in Urk (Eben Haëzer).