Volg niet langer de lijn van „het minst verstrekkende kerkrecht”
De kerkrechtelijke vragen rond samenwerkingsgemeentes verdienen een beoordeling op zichzelf. Los van de discussies over ”man/vrouw en ambt”.
De synode van de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) deed een uitspraak over de geldigheid van het „minst verstrekkende kerkrecht” in samenwerkingsgemeentes. Het was nog slechts een formele uitspraak. Inhoudelijk komt het onderwerp nog terug op de agenda. Graag geef ik mijn CGK-broeders wat overwegingen mee. Omdat de spanning in de CGK en de situatie van samenwerkingsgemeentes een zaak is van mijn hart en gebed.
Diakenen
De kerkrechtelijke vragen rond samenwerkingsgemeentes verdienen een beoordeling op zichzelf. Los van de discussies over ”man/vrouw en ambt”. Wie naar dit onderwerp alleen kijkt door de bril van man/vrouw-ambt, krijgt een vertekend beeld. Dat geldt ook voor het lezen van deze bijdrage.
De christelijke gereformeerden hanteren de „algemene lijn van het minst verstrekkende kerkrecht” zelf in de praktijk niet. Neem de samenstelling van de kerkenraad: horen diakenen daarbij? De vrijgemaakt gereformeerde kerkorde is duidelijk meer beperkend (minder verstrekkend): diakenen behoren niet tot de kerkenraad. Volgens de CGK-lijn zouden in alle samenwerkingsgemeentes met een GKV-deel de diakenen dus geen deel uitmaken van de kerkenraad. In feite wordt in samenwerkingsgemeenten vrijwel altijd de ruimere CGK-kerkorde gevolgd. Tegen de „algemene lijn” in.
De lijn van „het minst verstrekkende kerkrecht is geldend” functioneert in feite in de zin dat „een samenwerkingsgemeente niet mag afwijken van ons kerkrecht.” Een kerkverband dat die lijn hanteert, claimt daarmee binnen eenheidsland een hogere positie dan andere kerken. Het dwingt de andere kerkverbanden om wel te aanvaarden dat er afgeweken wordt van hún kerkrecht. Want wat zijn de consequenties als het andere kerkverband dezelfde claim hanteert?
Het gaat om de kerkrechtelijke mogelijkheid van het bestaan van samenwerkingsgemeentes. De algemene regel is dat zulke gemeentes leven naar de kerkordes en besluiten van beide kerkverbanden. De realiteit is dat die in veel, maar niet in alles overeenstemmen. Kerkrechtelijk kunnen zulke gemeentes daarom alleen bestaan wanneer er ruimte is om, op geordende manier en vastgelegd in een overeenkomst, op knelpunten te kiezen voor één van beide ordes. Als extra borg is afgesproken dat dit besproken wordt met de betrokken classis.
Vertroebeld
Het ”model samenwerkingsovereenkomst” dat in 2013 door de CGK aanvaard is, biedt een goede kerkrechtelijke ordening. In de kerkelijke rechtspraak binnen de CGK is deze ook zo gehanteerd. Een Particuliere Synode (PS) deed uitspraak naar aanleiding van een bezwaar over het ontbreken van een ambtelijke scriba in een samenwerkingsgemeente; de PS wees het bezwaar af omdat het andere kerkverband die mogelijkheid wel kent. Deze uitspraak heeft in de CGK geen beroering gegeven.
Het gesprek over gezond kerkrecht voor samenwerkingsgemeentes is inmiddels vertroebeld door de spanning rond het onderwerp man/vrouw-ambt. Het is voor iedereen winst als die twee helder ontvlochten worden. Binnen het christelijke gereformeerde kerkverband is dat ook eerlijker. Want het zijn niet alleen samenwerkingsgemeentes waar de vraag actueel is wat de plek in het kerkverband zal zijn, wanneer een gemeente overgaat tot het bevestigen van vrouwen in het ambt.
Kerkrechtelijk is het helder en zuiver wanneer de lijn van „het minst verstrekkende kerkrecht” niet langer wordt gevolgd. Vervolgens zou een kerkverband over een of meer onderwerpen kunnen uitspreken dat er op die punten binnen het kerkverband geen ruimte is voor een andere praktijk (zoals jarenlang de vrijgemaakt gereformeerden dat ook kenden: een GKV-gemeente die een samenwerkingsgemeente wilde vormen met een NGK-met-vrouw-in-het-ambt kreeg een ”no go” te horen). Zo’n uitspraak zou dan evengoed gelden voor niet-samenwerkingsgemeentes.
De synode van de CGK heeft het onderwerp man/vrouw-ambt opnieuw opgepakt. Daar is veel gelovige liefde en wijsheid bij nodig. In veel gemeentes (samenwerkings- of niet, CGK én daarbuiten) wordt daarvoor gebeden. Maar laat het los mogen staan van de goede afspraken voor gemeentes die in hun lokale situatie de eenheid als geschenk van de Heer ervaren hebben.
De auteur is vrijgemaakt gereformeerd predikant te Capelle aan den IJssel en als deputaat actief op het raakvlak van kerkrecht en eenheid.