Kerk & religie

Van Valen: Schotse ”covenanters” radicaal, maar geen fanatici

Kerkhistoricus Leen van Valen (73) schrijft graag „stichtelijke en populair-wetenschappelijke artikelen.” Het was voor de Schotlandkenner best een omschakeling om een proefschrift te schrijven. Het resultaat is er nu: een lijvig boek. Het had nog dikker kunnen zijn.

René Heij
13 December 2019 10:16Gewijzigd op 16 November 2020 17:44
Kerkhistoricus Leen van Valen uit Dordrecht promoveert vrijdag op een onderzoek naar vroomheidsbetrekkingen tussen Nederland en Schotland in de 17e eeuw. beeld RD, Anton Dommerholt
Kerkhistoricus Leen van Valen uit Dordrecht promoveert vrijdag op een onderzoek naar vroomheidsbetrekkingen tussen Nederland en Schotland in de 17e eeuw. beeld RD, Anton Dommerholt

Het was nooit de ambitie van Van Valen om te promoveren. Toch verdedigt hij vrijdag aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam een dissertatie die bestaat uit 480 bladzijden tekst, exclusief een bibliografie van bijna 100 bladzijden. Hij voegde niet minder dan 1700 voetnoten in, waarvan een deel de weergave van Engelse teksten bevat die in de hoofdtekst –met het oog op „de eenvoudige lezer”– in het Nederlands zijn vertaald. Glimlachend: „Het boek had nog dikker kunnen zijn. Maar je moet rekening houden met het geduld en de opslagcapaciteit van de lezer.”

Van Valen ging op zoek naar de invloed van het Schotse puritanisme op het gereformeerd piëtisme en de Nadere Reformatie in de zeventiende eeuw in Nederland. Het idee was van prof. dr. W. J. op ’t Hof, emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd piëtisme aan de VU. Hij vroeg Van Valen om promotieonderzoek te doen vanwege de kennis die de kerkhistoricus heeft van de geschiedenis van Schotland. „Ik ben eind 2011 begonnen. En nu, acht jaar later, is het tot een finish gekomen”, aldus Van Valen. „Een mijlpaal in mijn leven, zo mag ik het toch wel noemen.”

U schrijft dat het een hele omschakeling was om een wetenschappelijke schrijfstijl te hanteren.

„Zeker. Ik schrijf vaak bijdragen in een stichtelijke en populair-wetenschappelijke stijl. Een academische schrijfstijl is iets heel anders. Al heb ik geprobeerd om het boek toegankelijk te houden voor geïnteresseerden van buiten de academische wereld.

Ik ben een autodidact, die graag zelf alles wil leren. Gelukkig ben ik opgescherpt door mijn begeleiders en allen die hebben meegedacht en meegelezen. Maar bovenal heb ik mij in alles afhankelijk geweten van de Heere.”

U gebruikte meer dan duizend bronnen voor uw onderzoek. Was het moeilijk om die te vinden?

„Voor een deel van mijn onderzoek was ik afhankelijk van secundaire literatuur, waarin een aantal bronnen al werd genoemd. Maar ik heb ook in archieven gezocht. In Nederland is het toegestaan om met een fototoestel afbeeldingen te maken van oud materiaal, in Schotland niet altijd. Dan moet je kopieën of pdf-bestanden laten maken. Dat is een kostbare klus. Al is in de Britse archieven veel materiaal uit de zeventiende eeuw digitaal beschikbaar.”

Wat voor bronnen vond u zoal?

„Onder meer brieven van Robert MacWard en John Brown of Wamphray, die predikant werden bij de Schotse gemeente in Rotterdam. Zij correspondeerden met vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie, onder wie Gisbertus Voetius, hoogleraar in Utrecht. Maar ik ontdekte ook het archief van Andrew Russell, een Schotse koopman die in Rotterdam heeft gewoond. De meeste stukken gingen over commerciële zaken, maar hij wisselde ook brieven uit met Nederlandse vromen.”

De vroomheid krijgt veel aandacht in uw proefschrift. Wat is de gedachte achter die keuze?

„Er is in het verleden al onderzoek gedaan naar Schotse migranten die in de zeventiende eeuw naar de Nederlanden zijn gevlucht. Dat had echter vaak een historische insteek, geen theologische.

Ik zet uiteen dat de vroomheid een belangrijke zaak is binnen de Schotse presbyteriaanse traditie. Dat blijkt bijvoorbeeld uit documenten waarin mensen persoonlijke getuigenissen geven.

Maar ik kreeg ook wel kritiek op deze keuze. „Je haalt zoveel overhoop, maar de methodiek komt er wat summier vanaf.” Ik wilde juist de vroomheid en de theologische verbanden grondig onderzoeken. Bijzondere aandacht besteed ik aan contacten met Jacobus Koelman, die net als Jacobus Borstius de gevluchte Schotse ”covenanters” openlijk steunde.”

Die covenanters dachten sterk in termen van het verbond. Hoe kreeg dat vorm?

„De Schotten kenden de nationale verbonden (”national covenants”). Zij geloofden, met eerbied gesproken, dat de Heere Zelf de grondwet had ondertekend. Dat verbondsdenken had ook invloed op de manier waarop zij omgingen met hun spiritualiteit. Het volksverbond en het genadeverbond zijn twee verschillende zaken, al kun je het ene niet los zien van het andere.

Er waren Schotse covenanters die zelf op bepaalde momenten een verbond met de Heere sloten. Op nieuwjaarsdag bijvoorbeeld. Dan beleden ze hun zonden en gedachten ze hoe de Heere hen doorgeholpen had. Ze beloofden de Heere te volgen in alles, rekening houdend met de beperkingen van de kant van de mens uiteraard. Dat stelden ze op schrift. Het gebruikmaken van Gods beloften is een belangrijk aspect van het Schotse puritanisme. Een prediker als Andrew Gray kan in onze ogen remonstrants klinken als hij over Christus spreekt, maar hij brengt Gods beloften zó dichtbij.

Verder werd het avondmaal gezien als een verbondsmaaltijd. In Nederland kom je dergelijke gedachten tegen bij Petrus Immens. Koelman past die gedachte toe op de doop. Vandaag de dag wordt de doop vaak verbondsmatig gezien en in verband gebracht met de gehele gemeente. Maar de meeste Schotten in de zeventiende eeuw beperken het „in Christus geheiligd zijn”, waar ons doopformulier van spreekt, tot de gelovigen. Dat is een andere, naar mijn mening toch wat eenzijdige, benadering van het genadeverbond. Gelukkig wordt die gecompenseerd door een gulhartige nodiging tot het heil die tot alle hoorders uitgaat. Op deze wijze willen zij de bediening van het verbond onderscheiden van het wezen daarvan.”

Een nationaal verbond kwam er in Nederland uiteindelijk niet.

„Koelman heeft geprobeerd om het via de classis Walcheren in te voeren. Maar de overheid stond er niet achter. Er wordt weleens een link gelegd met Willem van Oranje, die een verbond sloot met de Potentaat der potentaten. Maar dat laatste wijst eerder op een persoonlijk verbond dan een verbond van nationale aard.”

U concludeert dat de invloed van Schotse puriteinen in Nederland in de zeventiende eeuw beperkt was. Waar ziet u die invloed wel terug?

„Het was de periode van de confessionalisering. Men wilde de belijdenis duidelijk afbakenen als standpuntbepaling tegen sektariërs als Jean de Labadie. De Schotten hadden kritiek op hem en die kritiek werd via Borstius ook in Nederland geuit. Maar ook in de sabbatsstrijd zijn parallellen te vinden. John Brown schreef er twee dikke delen over, waarvan Voetius gebruikmaakte in zijn discussie met Coccejus.

Een andere parallel tussen Schotland en Nederland is de invloed van de scholastiek. Bij Voetius was sprake van een evenwicht tussen scholastiek en vroomheid. Er zijn er ook die de balans lieten doorslaan en bij wie het ontbrak aan piëtisme en godsvreze. De Schotse hoogleraar Samuel Rutherford was een scholasticus en een supralapsariër. Maar in zijn preken merk je daar helemaal niets van.

Dat is trouwens een goede leerschool: je kunt theologie bedrijven op een bepaald niveau, zonder dat te laten doorklinken in de prediking. Bij Rutherford vind je spiritualiteit, een algemeen aanbod van genade en warme preken. Hij laat het Woord spreken.

In de manier waarop waarop gereformeerden in Schotland en Nederland aankeken tegen het recht op verzet tegen de koning, zie ik ook een overeenkomst. George Buchanan schreef al in de zestiende eeuw dat het volk een tiranniek vorst mag afzweren. Het zou me niet verbazen als de opstellers van de Akte van Verlatinghe uit 1581, waarin de Nederlanden in opstand kwamen tegen de Spaanse vorst Filips II, de ideeën van Buchanan hebben gebruikt. Reformator Johannes Calvijn was veel voorzichtiger.

Buchanan, Rutherford en de covenanters in Nederland verdedigden niet alleen het verbond, maar gingen ook in de aanval tegen de overtreders daarvan. De Schotten rechtvaardigden zelfs de moord op bisschop James Sharp. Koelman en Wilhelmus à Brakel hadden daar moeite mee. De Schotten vonden dat koning Karel II meineed pleegde; de vorst had immers onder ede gezworen dat hij zich aan de grondwet zou houden. Ze waren daarin radicaal, maar ik zou hen geen fanatici willen noemen.”

Heeft u de smaak van wetenschappelijk onderzoek te pakken gekregen?

„Ik zou graag vervolgonderzoek willen doen naar de achttiende eeuw. Maar dan is het nodig om eerst goed zicht te hebben op wat er in de zeventiende eeuw aan verbanden te vinden is. „Reculer pour mieux sauter”, luidt een Frans spreekwoord. Ofwel: je moet eerst een stap achteruit doen om beter te kunnen springen. Dat geldt hier ook: eerst een stap terug in de tijd zetten om vervolgens beter de brug naar de volgende eeuw te kunnen slaan.

Voor een onderzoek naar de achttiende eeuw zou het nodig zijn om werken van mannen als Theodorus van der Groe en Alexander Comrie te analyseren, maar ook die van de gebroeders Erskine en Thomas Boston. Al kom je in dat tijdperk ook al snel bij de vraag naar de invloed van het verlichtingsdenken uit. Denk daarbij aan termen als het verstand en de natuurlijke godskennis. Het zal nog een heel werk zijn om dat uit te zoeken.”

Promotie aan VU Amsterdam

Leen van Valen verdedigt vrijdag aan de Vrije Universiteit (VU) Amsterdam zijn dissertatie ”Een in het verbond. Gereformeerde vroomheidsbetrekkingen tussen Schotland en de Nederlanden in de zeventiende eeuw, met name in de periode na de Restauratie (1660-1700)” (uitg. Labarum Academic, 576 blz., € 39,95). De plechtigheid begint om 13.45 uur in de aula van het Hoofdgebouw van de VU (De Boelelaan 1105, Amsterdam).

Promotor is prof. dr. W. J. op ’t Hof, emeritus hoogleraar geschiedenis van het gereformeerd piëtisme aan de VU. Copromotores zijn prof. dr. A. Baars, emeritus hoogleraar ambtelijke vakken aan de Theologische Universiteit Apeldoorn (TUA) en dr. J. van de Kamp, universitair docent kerkgeschiedenis aan het Hersteld Hervormd Seminarium (HHS) aan de VU. Opponenten zijn: prof. dr. W. van Vlastuin, prof. dr. S. Hiebsch, prof. dr. A. de Reuver en de in Schotland woonachtige universitair docenten dr. J. Eglinton en dr. E. Mijers.

Leen van Valen

Leendert Jan van Valen werd in 1946 in Dordrecht geboren. Hij was de oudste van drie zonen. Zijn moeder was van Poolse komaf. Van Valen is gedoopt in de Rooms-Katholieke Kerk. Als jongen bezocht hij met zijn vader de kerkdiensten van de plaatselijke christelijke gereformeerde kerk en een vrije hervormde gemeente. Later sloot hij zich aan bij de Gereformeerde Gemeenten; tegenwoordig is hij lid van de hervormde gemeente in Dordrecht, waar hij enkele jaren ouderling was.

Van Valen is een kenner van de Engelse en Schotse kerkgeschiedenis. Hij publiceerde er tal van boeken en artikelen over. Ook organiseerde hij jarenlang groepsreizen naar streken waar puriteinse theologen uit vorige eeuwen hun werk verrichtten.

Van Valen is gehuwd en vader van vijf kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer