Christelijke zakenmannen en hun producten: Colgate, Heinz en Cook
Er zouden vast nooit vakbonden gekomen zijn als iedereen zo goed voor zijn werknemers had gezorgd als de Britse jamfabrikant William Hartley (1846-1922).
Hij is een van de zeven „christelijke commerciële giganten” uit een vlot geschreven boek van Peter Lupson. Allemaal zijn het 19e-eeuwse Engelse en Amerikaanse pioniers, met uitzondering van één 20e-eeuwer. De bedrijven zijn inmiddels opgeslokt door megaconcerns, maar meestal bleef de beroemde naam van hun productlijn behouden.
Steeds probeerde Hartley het werken in zijn fabriek zo prettig mogelijk te maken, ook al kostte hem dat flink geld. Een pensioenfonds werd uitsluitend door hemzelf gefinancierd. Hij kwam ook met een opzienbarende nieuwe voorziening: een winstdelingsregeling.
Die zorg voor het personeel was een constante bij de zeven beschreven pioniers. Evenals stabiele, hoge kwaliteit van de producten en betrouwbaarheid naar wederverkopers en consumenten. Allen wisten zich afhankelijk van hun Schepper en hun Behouder, van Zijn leiding en voorzienigheid, soms tot in de kleinste details. Ze wilden vooruitkomen „met God en met ere”, zoals de mensen vroeger zeiden. Zou het ook niet daardoor komen dat geen van hen een hoogmoedige houding verweten kan worden? James Kraft (1874-1953), van het immense Amerikaanse kaasbedrijf, zei: „Ik sta liever bekend als leek in mijn kerk dan als leider van het grootste concern in Amerika.” Nog zo’n kenmerk: stuk voor stuk waren en bleven deze mensen actief voor de zondagsschool: als leider, hoofd, districtsvertegenwoordiger of landelijk opererend bestuurslid. Tussen de regels door is wel waarneembaar dat in de beschreven periode het arminianisme in Amerika steeds meer invloed kreeg in de kerken.
Bijna allemaal waren het mensen met een geringe schoolopleiding, maar wel met een al vroeg openbaar komende handelsgeest. Door keihard werken en nooit bij de pakken neerzitten bouwden zij hun bedrijf op. Niet zelden was er zware tegenslag, met hun gezondheid, in hun gezin of door misrekening, waarop soms een bankroet volgde.Het maakte diepe indruk dat Henry Heinz (1844-1919), van de tomatenketchup, soep en sauzen, na een doorstart zijn vroegere schuldeisers alsnog ging betalen. En William Colgate (1783-1857) van de zeep en tandpasta stond als zo betrouwbaar bekend, dat hem werd gevraagd burgemeester van New York te worden, toen het stadsbestuur tot in de kern was aangetast door corruptie. Helaas, hij had al de handen vol aan bedrijf en kerk, zei hij.
Van de miljoenenbedragen die deze industriëlen gaven voor goede doelen, zoals kerk, onderwijs, drankbestrijding, ouderenzorg en zending, kun je alleen maar duizelig worden. Maar Anthony Rossi (1900-1993), van de Tropicana-vruchtensappen, zei dat hij „beschaamd voor de rechterstoel van Christus zou staan” als hij één stuiver van zichzelf meebracht. Het boekje vertelt ook nog het levensverhaal van Cook (reizen) en Crowell (Quaker Oats en andere graanproducten, maar Crowell was geen Quaker). Hopelijk komt er een vervolg. Er is nog heel wat te vertellen voordat de auteur aanlandt bij de W van woordenboekmaker Noah Webster (1758-1843), die in de kracht van zijn leven tot bekering kwam.
In God’s Company. Christian Giants of Business, Peter Lupson; uitg. DayOne; 191 blz.; € 9,15