Ze stierven in ultieme eenzaamheid. Ver van huis. Door een overdosis drugs, een misdrijf, zelfdoding. In Nederland liggen enkele honderden onbekende doden begraven. Forensisch rechercheur Carina van Leeuwen speurt naar hun identiteit.
De herfst heeft Sint Barbara in zijn greep. Op de Amsterdamse begraafplaats krijgt de tuinman maar lastig grip op de bladerchaos. In een uithoek van de dodenakker staan tientallen zwarte bordjes in de grond geprikt. ”Onbekende overledene” staat er op het gros van die minizerkjes.
Hier liggen de onbekende doden van Amsterdam. De NN’ers, wat staat voor Nomen Nescio – Latijn voor ”naam onbekend”. Hun lichamen kwamen bovendrijven in bijvoorbeeld een van de Amsterdamse grachten of het IJ. Niemand die naar hen vroeg. Op enkele bordjes staan wél namen. Die overledenen kregen de afgelopen jaren een gezicht.
„Wat bijzonder”, zegt Carina van Leeuwen (60). De forensisch rechercheur wijst naar een paar felrode rozen bij een bordje met een naam: Zyra Hida. „Mooi dat er mensen zijn die het belangrijk vinden om die vrouw te gedenken.”
Het lichaam van Zyra Hida werd in 1997 in Amsterdam gevonden. Dertig jaar was de van oorsprong Albanese vrouw. Vermoord. Pas in 2016 werd ze geïdentificeerd. Aan de vergetelheid ontrukt. „Zyra Hida had in Roemenië drie zoons wonen. Die hebben dus bijna twintig jaar niet geweten waar hun moeder was.”
Welk verhaal zit er achter de vondst van een aan stukken gehakt lichaam? Hoe is een moordslachtoffer om het leven gebracht? Wat kun je afleiden uit verminkingen aan een lichaam? Al sinds haar jeugd is Carina van Leeuwen gefascineerd door dat soort vragen. Dus wilde ze bij de politie. Recherchewerk. Speuren naar sporen. Puzzels oplossen.
Maar ze moest geduld hebben. Vanwege haar kleine postuur (1,57 meter) kwam ze de eerste jaren niet door de politiekeuring. Dus ging ze aan de slag als operatieassistente. Kon ze leren hoe het menselijk lichaam in elkaar zit.
In 1991, ze was begin dertig en de keuringseisen waren versoepeld, wist Van Leeuwen alsnog een baan bij de politie te bemachtigen. Bij de Amsterdamse recherche neemt ze al jaren cold cases onder de loep: oude moordzaken die op de plank liggen en nog niet zijn opgelost.
Geschenk
Als een van de weinige rechercheurs in Nederland speurt Van Leeuwen structureel (wekelijks ongeveer een middag) naar de herkomst van onbekende doden. Sinds pakweg tien jaar probeert ze van zo’n honderd NN’ers die afgelopen drie decennia in Amsterdam en omstreken zijn gevonden, de identiteit vast te stellen. Samen met een politiecollega heeft ze tot dusver van 35 overledenen de naam kunnen achterhalen en nabestaanden getraceerd. Van die 35 hebben er 34 een buitenlandse nationaliteit.
Over de zoektocht naar NN’ers publiceerde Van Leeuwen dit jaar samen met Trouwjournalist Sybilla Claus het boek ”Onbekend maar niet vergeten” (uitgeverij Ambo/Anthos).
In politiekringen krijgt Van Leeuwen niet altijd de handen op elkaar voor haar speurwerk naar de identiteit van NN’ers. Waarom zou je veel tijd steken in de zoektocht naar familie van bijvoorbeeld een onbekende Aziatische vrouw die zich in Amsterdam van het leven heeft beroofd, roepen collega’s haar dan ter verantwoording. Waarom houdt ze vol?
„Voor mij is ieder mens evenveel waard”, zegt Van Leeuwen in een Amsterdams restaurant, niet ver van begraafplaats Sint Barbara. „Ik hang geen geloof aan. Maar in uw kringen zouden ze zeggen: Iedereen is een geschenk van God. Ook een geliquideerde crimineel is als baby geboren en reed als kleine jongen op een driewieler rond. Niemand zegt op jonge leeftijd: Ik word bolletjeslikker en ga dan lekker dood, of: Ik word depressief en maak er een eind aan.
En bedenk ook: wie voor ons een onbekende is, is op een andere plaats in de wereld een vermiste. De familieleden van een bolletjesslikker die bezweek aan een overdosis drugs hebben er recht op te weten wat er gebeurde met hun geliefde. Hoe en waar die het leven liet. Zodat er een einde komt aan onzekerheid van de nabestaanden.”
Heroïne
In Nederland liggen volgens een grove schatting 300 onbekende doden begraven op kerkhoven. Gemeenten zijn vaak niet scheutig met informatie, zegt Van Leeuwen. Het Nederlands Forensisch Instituut verrichtte tussen januari 2000 en juli 2008 198 secties op NN’ers. Dat is een van de harde cijfers die Van Leeuwen en haar collega’s een jaar of tien geleden boven water wisten te krijgen. Toen in 2011 het Landelijk Bureau Vermiste Personen 455 gemeenten gegevens vroeg over onbekende doden, lieten 171 gemeenten niets van zich horen. „Die geringe bereidheid om mee te werken aan zo’n onderzoek vind ik schandalig.”
In Amsterdam worden relatief vaak onbekende doden gevonden. Waarom? „Misschien heeft het ermee te maken dat Amsterdam wereldwijd bekendstaat als stad waar alles mag. De stad is een pretpark geworden, in de negatieve zin van het woord. Ik vind het niet normaal dat ouders achter kinderwagens zich in de rosse buurt vergapen aan dames achter de ramen. Ook drugs trekken talloze mensen naar Amsterdam. Als je in sommige straten in het centrum diep ademhaalt, raak je bij wijze van spreken vanzelf stoned. Zeker zo’n twintig jaar geleden kwamen mensen van heinde en ver naar Amsterdam voor heroïne. Dat waren zuivere, sterke drugs. Nogal wat mensen stierven aan een overdosis. In die tijd vond de politie relatief vaak onbekende doden.”
Familieleden verlossen van martelende onzekerheid. Daar doet Carina van Leeuwen het allemaal voor. De rechercheur denkt aan de dochter die na jaren van twijfel te weten kwam dat haar psychisch zieke moeder uit Duitsland zich in Amsterdam van het leven had beroofd. De dochter plaatste een klein gedenksteentje op begraafplaats Sint Barbara. ”Du bist nicht allein”, staat erop. U bent niet alleen.
Af en toe kan familie uit het buitenland nauwelijks geloven dat hun geliefde ergens in Amsterdam ligt begraven op een uithoekje van een dodenakker. Een Spaanse moeder van wie de zoon was overleden, zat vol twijfels. Allerlei hard bewijs ten spijt. „Toen we een sjaaltje van de jongen opgroeven en dat haar gaven, was er ze er eindelijk van overtuigd dat haar kind in Amsterdam was overleden.”
Kliko
Sommige onopgeloste zaken knagen aan de forensisch rechercheur. Boven aan dat ongemakkelijke lijstje staat de zaak van de vermoorde vrouw in de klikobak. In september 1999 komt de met cement verzwaarde afvalbak met daarin de vrouw bovendrijven in het riviertje de Gaasp, niet ver van Amsterdam.
Wie zij is? Die vraag is nog altijd niet beantwoord. Talloze pogingen van de recherche om het mysterie te ontrafelen, leden schipbreuk. DNA-onderzoek, oproepen in de media en op internet, minutieus sporenonderzoek naar herenkleding die boven op het lichaam van de vrouw in de kliko lag: nul komma nul resultaat. Het enige, povere aanknopingspunt is dat de vrouw van Europese dan wel Aziatische komaf moet zijn.
Gezichtsreconstructie
In 2007 werd het graf van de vrouw zelfs opengemaakt. Met de schedel van de NN’er in een koffertje reisde Van Leeuwen in 2010 samen met andere specialisten af naar de universiteit van Dundee in Schotland. Daar maakte de vermaarde Schotse forensisch antropoloog Caroline Wilkinson een gezichtsreconstructie van klei van de onbekende vrouw.
Wilkinson zette medio 2001 een constructiehoofd van het meisje van Nulde in elkaar. Verschillende delen van dat kind waren gevonden, zonder dat bekend was om wie het ging. Toen die reconstructie van het hoofd van het meisje van Nulde op tv werd vertoond, herkenden mensen haar als Rowena Rikkers. Cruciaal detail lijkt het spleetje tussen haar tanden te zijn geweest. Het 4-jarige meisje uit Dordrecht bleek de ernstige mishandelingen door haar stiefvader niet te hebben overleefd.
Toen op tv het gereconstrueerde hoofd van de ”onbekende vrouw in de klikobak” werd getoond, gingen nergens in de wereld alarmbellen rinkelen. Van Leeuwen wordt doorlopend geconfronteerd met de zaak. Het reconstructiehoofd staat op een kast in haar werkkamer. Ze zucht. „De vrouw was rond de 25 jaar, had een Europese kaak, was nog geen 1,60 meter lang. Iemand moet haar toch missen?”
Wrok
Bij het perkje met onbekende doden op begraafplaats Sint Barbara wijst Carina van Leeuwen op een sobere, grijze steen. ”Onbekend, maar niet vergeten” staat op het gedenkteken voor onbekende doden. „Ik wilde eigenlijk op de steen het complete gedicht ”Eenzame uitvaart” van de voormalige Amsterdamse stadsdichter F. Starik plaatsen. Maar daar was niet genoeg geld voor.”
Geldgebrek is soms ook de reden dat nabestaanden het lichaam van hun geïdentificeerde geliefde op de Amsterdamse dodenakker laten liggen. Familie heeft dan geen financiële middelen om het lichaam over te laten vliegen naar het thuisland om daar een herbegrafenis te organiseren.
Een zeker ongemak, misschien zelfs wrok, kan ook de reden zijn voor nabestaanden om hun geïdentificeerde familielid in Amsterdamse grond te laten. Van Leeuwen wijst op het naambordje van Henrik Obretan (62). Diens lichaam werd in 2001 in Amsterdam gevonden. De van oorsprong Joegoslavische man, woonachtig in Duitsland, had in Amsterdam zelfmoord gepleegd. Tien jaar later, in 2011, werd hij geïdentificeerd.
„Zijn zoon kwam toen naar Nederland om afscheid te nemen van zijn vader, die altijd vrachtwagenchauffeur was geweest. Vreselijk genoeg had die zoon jarenlang in allerlei vrachtwagens die hij in Europa zag rijden, gekeken. In de hoop dat hij zijn vermiste vader achter het stuur zou zien zitten. De vermissing had al die jaren ook een enorme impact op de vrouw van de chauffeur. Zij raakte psychisch in de knoop. Ook daarom had de zoon veel moeite met het feit dat zijn vader zichzelf van het leven had beroofd. En besloot hij dat de man maar op Sint Barbara moest blijven liggen.”
Gerechtigheid
Al jaren is de forensisch rechercheur vrijwel dagelijks bezig met de dood. Ze spitte in graven, moest lichaamsdelen van mensen die voor de trein sprongen bijeenvergaren en onderzocht moordslachtoffers. Wordt al die narigheid haar af en toe te veel? „Ik bedenk altijd dat het niet normaal is wat ik doe. Maar ik onderzoek bijvoorbeeld verminkte slachtoffers om nabestaanden te helpen. Om in geval van een misdrijf te proberen gerechtigheid te bewerkstelligen. Als ik bij een toegetakelde dode alleen maar roep: Oh, wat erg!, ga ik een zaak niet oplossen. Afleiding en ontspanning zoek ik vaak in de kleine dingen. Vlinders kijken. Of een nieuwsberichtje lezen over een komende vogeltelling: van dat soort simpele dingen kan ik genieten.”
Je bent wat je eet en je kies is een kluis
Forensisch rechercheur Carina van Leeuwen en andere politiecollega’s proberen onbekende doden (NN’ers) te identificeren. Met welk gereedschap kunnen ze een doorbraak forceren?
Publiciteit
Als de politie een onbekende dode vindt, is het veelal zaak dat nieuws aan de grote klok te hangen. De recherche toont bijvoorbeeld via een opsporingsprogramma op tv of op de site van de politie een foto van de overledene. Als de dode ernstig verminkt is, kan de politie ook kiezen voor een (compositie)tekening van de NN’er. Met al die publiciteit probeert de politie te bewerkstelligen dat ergens ter wereld vrienden of familie de telefoon grijpen en het verlossende woord spreken. Het is niet altijd eenvoudig om een afbeelding van een overledene op tv te krijgen, weet Van Leeuwen. „Tv-makers houden er niet van doden op de buis te tonen. Dat schrikt kijkers namelijk af.”
Vingerafdrukken
Al zo’n 130 jaar neemt de politie vingerafdrukken af. Van onbekende doden probeert de recherche standaard vingerafdrukken te krijgen. Soms is dat problematisch. „Als een lichaam meerdere weken in het water heeft gelegen, wordt het lastig een geschikte vingerafdruk te krijgen”, weet rechercheur Van Leeuwen. Een ‘voordeel’ voor de politie is dat in het (verre) buitenland overheden vaak beschikken over uitgebreide databases aan vingerafdrukken van miljoenen burgers. Die sporen zijn bijvoorbeeld vastgelegd bij de aanvraag van identiteitsbewijzen. Afgelopen tien jaar is een viertal Amsterdamse NN’ers geïdentificeerd met behulp van vingerafdrukbewijs.
DNA
Zeker de laatste decennia neemt bewijsvergaring via DNA-onderzoek een hoge vlucht. Met een druppeltje bloed of een haarworteltje kunnen forensisch specialisten al een DNA-profiel opstellen. Ook voor de identificatie van onbekende doden kan DNA-bewijs cruciaal zijn. Anders dan bij vingerafdrukken kan DNA tot in lengte van jaren van een overledene worden afgenomen. Zeker iemands gebit is van waarde. Ook al omdat tanden bijvoorbeeld een brand overleven. „Je kies is een ware DNA-kluis”, zegt rechercheur Van Leeuwen.
Aan het identificeren van onbekende doden via DNA-onderzoek zitten wel haken en ogen, onder meer op het terrein van privacybescherming. Als blijkt dat een NN’er géén slachtoffer is van een misdrijf (maar bijvoorbeeld zelfmoord pleegde), gelden nogal wat beperkingen. Zo’n onbekende dode mag op dit moment in Nederland nog niet worden opgespoord via DNA-verwantschapsonderzoek, waarbij de politie via DNA van familie iemand op het spoor kan komen. De recherche mag slechts eenmaal het DNA van zo’n onbekende dode vergelijken met de honderdduizenden profielen van misdadigers in de landelijke DNA-databank van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI).
Heel anders ligt dat als een NN’er wél door een misdrijf omkwam. Dan wordt diens DNA-profiel standaard dagelijks door de (steeds uitdijende) DNA-databank gehaald, soms ook door DNA-databases in andere landen. In de hoop dat er een match komt.
Als Van Leeuwen en haar collega’s vermoeden dat ze in het buitenland een familielid van een onbekende dode in het vizier hebben, vragen ze dat familielid soms per post een nieuwe tandenborstel met wat wangslijm op te sturen. Van een beetje wangslijm kunnen specialisten prima een DNA-profiel maken. „Wij verzoeken het mogelijke familielid de tandenborstel flink langs de binnenkant van hun wangen te halen. Soms sturen we iemand daarvoor een met de telefoon gemaakt instructiefilmpje krijgt toe. Zo’n werkwijze bevalt prima. Nog niet zo lang geleden konden we via wangslijm op een tandenborstel uitsluiten dat iemand in Marokko familie was van een NN’er.”
Isotopen
Tanden, haren, nagels en botten leggen bloot in welk deel van de wereld je bent opgegroeid. Zogeheten isotopenonderzoek heeft betrekking op de elementen waterstof, koolstof, stikstof, zuurstof, zwavel, strontium en lood. Iemands eetgewoonten verraden min of meer waar hij of zij leeft. „Je bent wat je eet”, zegt rechercheur Van Leeuwen. De koolstof isotopenverhouding zegt bijvoorbeeld of iemand opgroeide in Amerika –waar ze relatief veel maïsproducten eten– of in Europa – waar voedsel vaker tarwe bevat. „Onderzoek naar haren, die ongeveer 2 centimeter per maand groeien, kan aantonen dat je bijvoorbeeld de afgelopen maand in Azië ben geweest”, licht ze toe. „Isotopenonderzoek kan wellicht ook bij terreuronderzoeken interessant zijn. Als een terrorist zich opblaast in een trein, kan de politie mogelijk door haaronderzoek vaststellen of de aanslagpleger de afgelopen weken in bijvoorbeeld Pakistan is geweest.”
Isotopenonderzoek is geen wondermiddel, benadrukt Van Leeuwen. „Het zoekgebied blijft tamelijk groot. Haaronderzoek kan weliswaar bijvoorbeeld uitsluiten dat een persoon in Zwitserland is geweest, maar je kunt niet achterhalen of iemand in Zeist heeft rondgelopen.”
Mysterie rond vermoorde vrouw Zeeland
Ze is rossig, blank, 1,60 meter lang, tussen de 50 en 65 jaar oud. Ze is doodgeschoten. Haar naakte lichaam werd op 22 juni aangetroffen in het Zeeuwse dorpje Westdorpe. Wie is deze vrouw? Dat mysterie is nog steeds niet opgelost.
„Heel frustrerend”, noemt politiezegsman Willem van Hooijdonk het feit dat de afgelopen zomer gevonden vrouw nog niet is geïdentificeerd. „We balen er ontzettend van dat er iemand is begraven zonder dat we weten wie dat is.”
Geen kleding droeg ze, geen sieraden, ze had ook geen tatoeages. De omgebrachte vrouw werd gevonden in een weiland in Westdorpe, vlak bij het Kanaal van Gent naar Terneuzen, op steenworp afstand van de Belgische grens.
Tekening
Met een waar mediaoffensief probeerde de politie Zeeland-West-Brabant afgelopen maanden het mysterie op te lossen. In tal van tv-programma’s, waaronder Opsporing Verzocht, was aandacht voor de zaak. De politie verspreidde een foto van het gezicht van de vrouw. Ook is een zogeheten post-mortemtekening van de vrouw vertoond. Een specialist vervaardigde op basis van de gezichtsbouw van het moordslachtoffer een tekening die zo veel mogelijk moet lijken op hoe de vrouw er bij leven uitzag. Beide afbeeldingen zijn te vinden op politie.nl.
De zoektocht heeft tot dusver geen enkel resultaat. Geen van de meer dan 400 tips bood uitkomst. Velen meenden dat de gevonden vrouw de Duitse Monika Ritschel moest zijn, of de Noorse Anne-Elisabeth Hagen. Dat bleek na politieonderzoek niet het geval.
In de meer dan veertig jaar dat Willem van Hooijdonk werkt bij de politie in zuidelijk Nederland werd hij slechts een keer of drie geconfronteerd met een onbekende dode. Hij denkt dan bijvoorbeeld aan het meisje van Teteringen. De ernstig toegetakelde tiener, vermoedelijk zo’n 16 jaar jong en van Marokkaanse komaf, werd op eerste kerstdag 1990 gevonden in de Bredase wijk Teteringen. Gewikkeld in een deken en tapijt. Als vuil gedumpt. Nog altijd is het een raadsel wie zij is. In de coldcasekalender van 2018 vraagt de politie opnieuw aandacht voor de zaak.
Of Van Hooijdonk hoop koestert dat de in Westdorpe gevonden vrouw nog een naam krijgt? „Ja. We hebben vingerafdrukken en DNA van haar afgenomen. Misschien belandt ooit DNA van een familielid van de vrouw in een buitenlandse DNA-databank en komt er een match. Ik blijf hopen op klaarheid in deze zaak.”
Wrang
Ook voor burgemeester Jan Lonink van Terneuzen (waaronder Westdorpe valt) is de raadselachtige vondst van de vrouw een uitzonderlijke zaak. „Bijzonder wrang dat iemand op deze wijze afscheid van de wereld nam. Ik word daar intens verdrietig van. Van de politie begreep ik dat het om een verzorgde vrouw ging. Dat was bijvoorbeeld te zien aan haar nagels.”
Op 13 augustus woonde Lonink, samen met zo’n tien anderen, in Terneuzen de begrafenis bij van de vrouw. „Zo konden we haar de laatste eer bewijzen.” De burgemeester citeerde tijdens de uitvaart uit de bundel ”Eenzame uitvaart” van dichter Bart FM Droog. „Hebben ze je uitgezwaaid/ met goede raad overladen/ of vertrok je met stille trom/ omdat er niemand meer was?”