„Eeuwigheidsvragen minder belangrijk voor jongeren dan problemen van het aardse leven”
Een meerderheid van de reformatorische jongeren tussen de 16 en de 18 jaar is trouw aan de reformatorische opvoeding. Toch is dat geen goed nieuws, zegt godsdienstdocent Nico van Steensel.
Hoe kunnen opvoeders de Bijbelse waarden en normen versterken bij (v)mbo-jongeren die participeren in een seculiere samenleving? Hoe krijgen ze een houding waarmee ze als christen verantwoorde keuzes maken? Over die vragen boog Van Steensel zich de afgelopen drie jaar. Voor zijn onderzoek nam hij enquêtes af op het Hoornbeeck College en de reformatorische middelbare scholen.
Die legden de verschillende waarden van jongeren en hun ouders bloot. Onder ouders scoren de waarde van het gebed, de traditionele zondagsviering en het dagelijkse Bijbellezen hoog. Bij jongeren staan die juist onder aan het lijstje. Zij vinden vooral vrede, veiligheid, dienstvaardigheid en genieten belangrijk.
Wat zegt dat?
„Dat eeuwigheidsvragen minder belangrijk zijn dan problemen van het aardse leven, zoals terrorisme en de vluchtelingencrisis. Dat kan te maken hebben met leeftijd: zolang ze geen verantwoordelijkheden hebben hechten jongeren minder waarde aan kerk en geloof. Toch denk ik dat er meer aan de hand is. Signalen over kerkverlating geven aan dat dit niet alleen een natuurlijke ontwikkeling is. De maatschappij beïnvloedt jongeren sterk.”
Toch houden jongeren zich vaak aan de normen van hun ouders.
„We zijn blij met die verbondenheid, maar niet met het feit dat jongeren veelal zonder nadenken keuzes maken. Ze zijn trouw aan de opvoeding zonder vragen te stellen en op onderzoek uit te gaan om een christelijke overtuiging zelf te verinnerlijken. Die loyaliteit kun je dus ook luiheid noemen. Een keuze maken op gezag van je ouders is niet verworteld. Als jongeren straks de maatschappij ingaan, moeten ze kleur bekennen.”
U signaleert weinig twijfel, weinig vragen en ziet dat weinig jongeren die antwoorden zoeken. Dat klinkt wellicht positief, maar is toch risicovol. Waarom?
„Omdat jongeren in contact staan met de maatschappij. Alleen al via sociale media. Hun opvoeding en de moderne cultuur proberen ze te combineren. Ze ademen de lucht van deze maatschappij in, waarin tolerantie, vrijheid en genieten belangrijk zijn. Zonder helemaal te beseffen dat deze cultuur haaks staat op het christelijk geloof en dat ze een eigen keus moeten maken.”
U pleit voor ontmoetingen met andersdenkenden en waarschuwt tegelijk voor de invloed van de wereld. Hoe voorkom je dat laatste?
„Contact met andersdenkenden stimuleert tot nadenken. Wie met een moslim praat, ontdekt dat die ook aardig is en goed nadenkt. Door je eigen overtuiging uit te leggen, overtuig je ook jezelf. Vaak klinkt echter al snel de waarschuwing om niets van een moslim aan te nemen. Daarmee haal je de schok weg die jongeren misschien nodig hebben om erover na te denken waar ze staan.”
In de stress
Jongeren hebben bij keuzes meer vertrouwen in hun ouders dan in leeftijdsgenoten. „Maar ze klagen dat er thuis te weinig gesproken wordt”, vertelt Van Steensel. Zo’n 10 procent van de ouders spreekt zelfs nooit met zijn kinderen over geloofszaken. „En áls ze praten, houden jongeren vaak kritische vragen achter omdat hun vader of moeder dan in de stress schiet en gaat vertellen hoe ze moeten denken. Ze proberen hun kinderen snel te overtuigen, waardoor die juist terughoudend worden om hun vragen te stellen.”
Wat is uw advies aan ouders die het moeilijk vinden in gesprek te gaan?
„Ook al voel je je er niet toe in staat, het blijft je roeping. Je hoeft niet altijd antwoorden te hebben. Laat zien dat je afhankelijk bent van God en bereid bent je door Zijn Woord te laten leiden. Jongeren willen graag horen wat het geloof in de praktijk van elke dag betekent. En hoe en waarom je keuzes maakt en omgaat met vragen. Ze hebben ruimte nodig om dat vervolgens zelf te doen. Geef hun de tijd om te verkennen.
Ook omgaan met buitenstaanders helpt om voor hun eigen overtuiging uit te komen en zich daaraan te binden. Veel jonge- ren ontmoeten andersdenken- den, bijvoorbeeld via een bij- baantje, maar de houding is veelal: over het geloof praat je niet met hen. Het zou goed zijn als ouders een open houding en het gesprek aanmoedigen.”
U zei woensdag: Door eenzijdig te benadrukken dat het gaat om de relatie met God maken we meer ruimte om in ons maatschappelijk leven de heersende norm te volgen. Hoe bedoelt u dat?
„Zo’n eenzijdige nadruk kan de indruk wekken dat ons leven in deze wereld niet belangrijk is. Terwijl dat consequenties heeft voor de manier waarop je bijvoorbeeld tegen seksualiteit of klimaatverandering aankijkt. Door alle nadruk op bekering, lijkt het alsof die vragen buiten het christelijk geloof staan. Dat maakt jongeren niet waakzaam en laat hen allerlei wereldse standpunten innemen.
De grote heilsonzekerheid en het wachten op bekering hebben daar ook mee te maken. Als ik vraag of het goed is dat een christen naar het tv-programma Goede Tijden, Slechte Tijden kijkt, zeggen ze: Nu kijk ik daarnaar, maar als ik bekeerd word natuurlijk niet meer. Veel jongeren praten zo ook hun uitgaansleven goed.
Als het christelijk geloof verwordt tot een systeem van vormen en regels, raakt het leven uit Christus op de achtergrond. Laten ouders en de kerk de verantwoordelijkheid van de doop meer benadrukken.”
Wat heeft drie jaar onderzoek opgeleverd?
„We hebben geen gemakkelijke oplossing gevonden. Het lectoraat onderstreept de nood van jongeren, die gelijk de nood van opvoeders is. Het roept hen op om te worstelen om de zielen van jongeren en met hen in gesprek te gaan over de wezenlijke dingen. En om oog te hebben voor de ruimte die ze nodig hebben om tot een eigen keus te komen. Het benadrukt dat deze keus niet uitgesteld moet worden.”
Wat is uw belangrijkste advies?
„Het voorbeeld van ouders en opvoeders is het voornaamste. Ik ben bang dat zij de vorming van een christelijke identiteit voor jongeren moeilijk maken omdat ze die zelf niet laten zien. Ik zou willen pleiten voor een kerk die dicht bij de Heere leeft en afstand neemt van materialisme, het vertrouwen in de wetenschap, van bijna onbeperkt genieten.”