„Christenen namen verantwoordelijkheid na val DDR”
Het is vooral aan christenen te danken dat er na de val van de Muur geen geweld uitbrak, zegt Konrad Flämig, die er zelf bij was. Binnen de DDR was de kerk ongewenst. Maar in de tijd van overgang was ze broodnodig.
De socialistische staat in Oost-Duitsland had geen toekomst meer. Maar hoe dan verder? Dat was na de val van de Muur in 1989 niet direct duidelijk.
Om het eens te worden werden gesprekskringen ingesteld; zogeheten ronde tafels. Flämig: „Die gespreksrondes werden veelal geleid door actieve christenen. Alle oude en nieuwe partijen waren daarbij betrokken. Er waren veel tegenstrijdige opvattingen. Christenen konden met verschil van mening omgaan, en alleen zij. Partijleden waren gewend om orders van boven te ontvangen en die te volgen. Mensen van de oppositie hadden botsende belangen. Christenen konden leiding geven aan een gesprek hierover. Ze waren bereid verantwoordelijkheid nemen die breder was dan hun eigen leven. En, niet te vergeten, zij waren veertig jaar lang gewend geweest compromissen te sluiten.”
Zelf heeft hij ook rondetafelgesprekken geleid. Als predikant was hij betrokken bij de Evangelische Kirche in Wurzen, bij Leipzig, en de Maandagdemonstraties in die stad. Hij was zich bewust van het machtsvacuüm in het land. „De oude functionarissen waren er grotendeels nog. Partijleider Honecker was dan misschien vertrokken, maar de structuren stonden er nog. Ook de mensen van de Stasi gingen elke dag nog naar hun werk. Daar ging een dreiging vanuit. Iemand hoefde maar orders te geven, en het zou allemaal kunnen worden teruggedraaid. Ik dank God dat niemand zijn geduld is verloren.”
In de dertig jaar na de val van de Muur is er wel kritiek geweest op de predikanten die niet wisten hoe snel ze de politiek in moesten gaan zodra er ruimte kwam voor meer partijen. Flämig ziet dat anders. „De nieuwe Volkskammer die in maart 1990 werd gekozen, kende heel veel predikanten. Die hebben daar een taak gezien om hun land daar te dienen. Het was een van de manieren waarop veel christenen zich hebben ingezet.”
Welke rol speelde het gebed in de Maandagdemonstraties in Leipzig?
„We begonnen altijd in de Nicolaikirche met het gebed om vrede. Geweldloosheid was daarin voor ons een centraal punt. Dat ”Friedensgebet” was al vanaf begin jaren tachtig onze basis.
Naarmate de spanning toenam, realiseerden we ons heel goed dat er maar weinig hoefde te gebeuren voordat de vonk in het kruitvat zou komen. Op 9 oktober stond alles op scherp. Pas vijftien minuten voor de demonstratie is het schietbevel ingetrokken. We zijn toen echt op een kwartier na aan een burgeroorlog ontkomen.”
Waren alle christenen het eens over de geweldloosheid?
„De meeste hadden deze wens, denk ik. Dit leefde trouwens onder niet-christenen evenzeer. Onze demonstraties werden natuurlijk ook door anderen gesteund. In de Nicolaikirche passen net 4000 mensen. Maar eenmaal op straat groeiden onze demonstraties soms aan tot 70.000. Iedereen deed dat natuurlijk vanuit zijn eigen motieven.
Ik ben nog altijd bijzonder dankbaar dat er nooit gewelddadige incidenten zijn geweest. En dat ook nooit iemand iets tekort gekomen is door de demonstraties. Tegenwoordig is er vaak veel meer schade rond demonstraties. Maar dat was toen niet zo. Dat is aan God te danken – aan Wie anders?”
Oost-Duitsland is in oktober 1990 toegetreden tot de West-Duitse Bondsrepubliek. Waren er andere oplossingen?
„Nee. Het land was leeg en verarmd. Als we te lang hadden gewacht, zou de socialistische partij SED weer wakker zijn geworden en elke ontwikkeling hebben tegengehouden. En dan zouden veel mensen het land hebben verlaten. Het zou dus schadelijk zijn geweest als het langzamer was gegaan.”
Het moest dus snel, zegt Flämig. Maar dat wil niet zeggen dat het een makkelijke weg was. „Integendeel, het was een zoektocht. Neem alleen het onderwijs. Dat wilde nieuwe leerboeken voor de kinderen. In de oude wiskundeboeken ging het over Marx en Lenin en dat was men beu. Maar er waren natuurlijk niet direct nieuwe methodes. Toen hebben scholen boeken uit Beieren laten komen. Maar die waren helemaal op West-Duitsland toegespitst. In voorbeelden ging het wel over München en Hamburg, maar niet over Dresden en Leipzig. Het kostte tijd voordat oost en west met elkaar in pas liepen.”
Af en toe valt het woord ostalgie; een nostalgisch verlangen naar de DDR. Welk gevoel hebt u?
„Ik heb ook ostalgie. Dat komt omdat je daar geboren bent. In mijn kinderjaren in Oost-Duitsland kwam geen Nutella voor. Chocoladepasta hoort bij het Westen. Maar we ergerden ons ook niet de hele dag aan Honecker. Er was ook gewone menselijke gezelligheid in de DDR. Die mooie momenten zijn deel van onze biografie. Nostalgie is voor ons dus ostalgie.
Veel mensen zijn teleurgesteld dat de vrijheid geen paradijs bracht. In Oost-Duitsland was alles geregeld. Je hoefde zelf niets te doen. Er was geen werkloosheidsuitkering, maar iedereen had altijd werk. In het Westen moet je overal zelf achteraan. Je moet meer zelf initiatief nemen. Dat is moeizamer.
Tussen al die mensen die spreken over ostalgie, ken ik niemand die alles van de DDR terug wil hebben. Ikzelf ben blij dat het gegaan is zoals het gegaan is. En ik heb me daar dan ook zelf actief voor ingezet.”
Hoe vrij was de kerk?
„Dat wisselde. Gewone predikanten werden gezien als ideologisch hopeloos, dus die werden doorgaans met rust gelaten. Ik was betrokken bij jeugdwerk en dat was heel gevoelig. De communisten gunden ons niet dat we vormende invloed op jongeren hadden.
Dat uitte zich bijvoorbeeld in de bepaling dat we niet zomaar mochten folderen voor een activiteit. We mochten alleen persoonlijke uitnodigingen verstrekken. We begonnen dus boven in een flat aan te bellen en vroegen of mensen belangstelling hadden. Ik zal je vertellen: de impact daarvan was veel groter dan doelloos foldertjes verstrekken. Ik heb het meegemaakt dat iemand twee jaar later nog contact opnam naar aanleiding van zo’n foldertje. Dat is toch humor, nietwaar?
We gebruikten ook het aanplakbord bij de kerk wel om een Bijbeltekst of zo te laten zien. Over het algemeen bleven die wel hangen. Alleen was er één tekst die altijd heel snel weg was. Dat was Psalm 18: Mit meinem Gott kann ich über Mauern springen (met mijn God spring ik over een muur).”
In hoeverre ziet u Gods hand in de Wende?
„Hoe zou ik dat anders zien met zoveel onwaarschijnlijke dingen die daar toen gebeurden? In Leipzig stonden de soldaten klaar om in te grijpen, maar ze deden het niet. De Muur was ondoordingbaar, maar opende zich. Er was grote onrust, maar nooit is iemand iets tekort gekomen.
Wie dit had verwacht, zou zijn uitgelachen. Ik zie er Gods hand in; het was Zijn geschenk.”
Hoe staat het vandaag met de kerk in de voormalige DDR?
„Zolang er nood was, deed de kerk ertoe. De SED zei dat we achterlijk waren. Wie van de SED af wilde, voegde zich bij ons. Wij hadden enorm veel vrijwiligers. Maar zodra de Muur gevallen was, bleven velen weer weg.
Nog steeds is het zo dat de kerk in Oost-Duitsland gewaardeerd wordt als er nood is. Maar het aantal kerkleden komt gemiddeld maar net boven de 20 procent, en slechts een klein deel daarvan is actief. De rest komt op zijn best met Kerst en op knooppunten in het leven, zoals bij doop, huwelijk en begrafenis.
Men is ook niet zozeer tegen de kerk. Maar het laat hen koud. Het aantal meelevenden ligt in West-Duitsland duidelijk hoger.”
Verwachtte u er meer van?
„Nee. Het zou mooi zijn geweest als er een geestelijke opwekking was gekomen. Maar die maken wij niet; dat is een geschenk van God. Dat zag ik toen ook.
De secularisatie is in het Oosten altijd nog veel sterker dan in het Westen. Hoewel velen zich ook realiseren dat de secularisatie in Europa doorslaat.”
Kerk in DDR nooit zo vervolgd als elders in Oostblok
Religie is opium voor het volk, zeiden Marx en Lenin. Daarom was de kerk ongewenst in de socialistische DDR.
Toch zijn christenen in Oost-Duitsland nooit zo vervolgd als in veel andere landen achter het IJzeren Gordijn. Daarvoor was de DDR toch te humanistisch.
Bovendien waren de mooiste steden in Oost-Duitsland verbonden met Luther en Bach. Naast Wittenberg en Eisleben gaat het dan om Eisenach, Erfurt en Leipzig. De DDR-regering gebruikte Luther ook in de propaganda, als strijder tegen de onderdrukking.
De Rooms-Katholieke Kerk was altijd al heel klein in Oost-Duitsland. In 1949 was dat 14 procent van de bevolking. Het lijkt erop dat juist veel rooms-katholieken vertrokken naar West-Duitsland.
De Staatsveiligheidsdienst (Stasi) was zeer actief binnen de kerk. Vrijwel alle predikanten werden in de gaten gehouden. En van alle gemeenten was bekend welke mensen tot de vaste kern behoorden. Veel kerkgangers zijn in hun beroepsleven tegengewerkt om hun geloof.
Paradoxaal genoeg werd de kerk steeds meer een ruimte voor mensen die politieke vrijheid zochten. De predikantsopleiding vanuit de kerk was de enige die niet volledig onder invloed van de staat stond. Na de Wende in 1989-’90 stapten veel predikanten daarom over naar de politiek.