Nieuwe berijming ”Ein feste Burg” wil dichter bij Luther komen
Al jaren vindt Ed Kooijmans dat de overbekende versie van ”Een vaste burcht” –dezer dagen weer veelvuldig gezongen– te „triomfalistisch” is. De neerlandicus uit Barneveld maakte zelf een berijming van het beroemde Lutherlied. „Ik heb geprobeerd zo dicht mogelijk bij Luther te komen.”
Vijf jaar geleden publiceerde Ed Kooijmans (69) een boek over Luthers liederen: ”De Wittenbergse nachtegaal”. Daarin gaf hij ”Een vaste burcht” weer in de vertaling van P. Boendermaker. Vorig jaar zette hij zich echter zelf aan een berijming van Luthers bekendste lied (zie hierboven). De vertaling werd toen rond Hervormingsdag afgedrukt in De Wachter Sions, het blad van de Gereformeerde Gemeenten in Nederland.
Hoe lang hebt u al moeite met de bekende versie?
„Ik ben al zo’n twintig jaar met Luther bezig. Algauw ontdekte ik dat een geleerde als Markus Jenny stelt dat ”Ein feste Burg” bij Luther helemaal niet het trotse strijdlied is dat het nadien geworden is. Dat trotse en triomfalistische zit ook in de bij ons bekende vertaling van J. J. L. ten Kate. In die berijming is het perspectief verschoven: wij lopen de duivel voor de voeten en tarten zijn geweld. Terwijl in het oorspronkelijke lied veelmeer de toon van Psalm 3 zit: „Gij, Heer, alleen, Gij zijt/ Verwinnaar in den strijd,/ en geeft Uw volk den zegen.””
Dat heeft volgens u te maken met de datering van het lied.
„Inderdaad. Vroeger werd gedacht dat Luther het lied schreef rond de Rijksdag van Worms in 1521, toen hij ook gespierde taal richting de duivel uitte. Het lied is echter waarschijnlijk pas in 1529 opgenomen in een gezangboek, dat helaas verloren is gegaan. Kenners stellen dat het zeer onwaarschijnlijk is dat Luther zo’n persoonlijk en aansprekend lied zo lang in portefeuille zou hebben gehouden. Daar stem ik mee in. Het is daarom veel waarschijnlijker dat ”Ein feste Burg” in de periode 1527-1528 is ontstaan. Een van de moeilijkste perioden in Luthers leven: de pest breekt uit in Wittenberg, de universiteit loopt leeg, Luther zelf wordt doodziek en stelt zijn testament op. En in díé situatie sterkt Luther zich in de Heere, zijn God, zoals David in 1 Samuël 30 als Ziklag is verwoest. Dat is mijns inziens de achtergrond van het lied: God als toevlucht in moeilijke omstandigheden.”
Ook in uw versie zit triomftaal: wij vrezen de duivels niet en zullen Gods Rijk erven.
„Luthers tekst is zeker krachtig en komt ‘gespierd’ over. Het lied is in zekere zin triomfantelijk. Maar niet wíj bestrijden de vijand en overwinnen. Wij beërven. God neemt het voor ons op, dat is de boodschap.”
In hoeverre is het lied een berijming van Psalm 46?
„Er zit zeer weinig van Psalm 46 in. Eigenlijk alleen het beeld van de toevlucht, het kasteel, de sterkte. Maar dat wordt direct toegepast op de Held Jezus Christus. Luthers psalmliederen zijn heel divers. Psalm 128 is heel letterlijk. Psalm 130 noemt hij een paulinische psalm en vult hij helemaal vanuit Romeinen 3 in.”
”Een vaste burcht” wordt meestal niet-ritmisch gezongen. Maakt dat ook niet dat het lied vaak statig en stoer klinkt?
„Daar nodigt zo’n manier van zingen wel toe uit, ja. Toch heb ook ik gekozen voor de isometrische vorm. De oorspronkelijke, ritmische versie is erg lastig te zingen. Dat doet een gemeente niet zomaar. Al bij Bach kom je het Lutherlied isometrisch tegen. Bij die lange traditie heb ik me aangesloten.”
Ein feste Burg
1. Ein feste Burg ist unser Gott,
ein gute Wehr und Waffen.
Er hilft uns frei aus aller Not,
die uns jetzt hat betroffen.
Der alt böse Feind,
mit Ernst er’s jetzt meint;
gross Macht und viel List
sein grausam Rüstung ist.
Auf Erd ist nicht seins gleichen.
2. Mit unsrer Macht ist nichts getan,
wir sind gar bald verloren.
Es streit’ für uns der rechte Mann,
den Gott hat selbst erkoren.
Fragst du, wer der ist?
Er heisst Jesus Christ,
der Herr Zebaoth,
und ist kein andrer Gott,
das Feld muss er behalten.
3. Und wenn die Welt voll Teufel wär
und wollt uns gar verschlingen,
so fürchten wir uns nicht so sehr:
Es soll uns doch gelingen.
Der Fürst dieser Welt,
wie saur er sich stellt,
tut er uns doch nicht;
das macht: Er ist gericht’.
Ein Wörtlein kann ihn fällen.
4. Das Wort sie sollen lassen stahn
und kein’ Dank dazu haben.
Er ist bei uns wohl auf dem Plan
mit seinem Geist und Gaben.
Nehmen sie den Leib,
Gut, Ehr, Kind und Weib,
lass fahren dahin;
sie haben’s kein Gewinn.
Das Reich muss uns doch bleiben.
Tekst: Martin Luther
Een vaste burcht
1. Een vaste burcht is onze God,
een krachtig schild en wapen.
Hij redt ons uit het angstig lot,
dat ons dreigt weg te rapen.
De oude vijand doet
zijn aanval nu verwoed.
Zijn wapentuig bestaat
uit list en enkel kwaad.
Wie kan hem evenaren?
2. Met onze macht is ’t niets gedaan,
want wij zijn snel verloren.
Maar voor ons breekt een Man ruim baan,
een Held door God verkoren.
Vraagt u Zijn naam? Zo weet
dat Hij de Christus heet,
de Heere Zebaoth,
er is geen ander God:
Hij zal het veld behouden.
3. Laat heel de wereld zijn vervuld
van duivels die verslinden,
wij vrezen niet, maar met geduld
zullen wij uitkomst vinden.
De vorst van deze aard’
is onze angst niet waard.
Wat baat hem zijn geweld?
Zijn dagen zijn geteld:
Slechts één woord kan hem vellen.
4. Het Woord zal altijd blijven staan,
al zou men het verachten.
In onze strijd gaat God vooraan,
Zijn Geest geeft moed en krachten.
Neem onze eer, ons bloed,
ook vrouw en kind en goed,
wij laten dat maar gaan,
’t brengt u geen voordeel aan.
Gods Rijk zullen wij erven!
Vertaling: Ed Kooijmans