Het zijn grote woorden: aanslag op de rechtsstaat. De brute moord op advocaat Derk Wiersum, woensdagochtend in de Amsterdamse wijk Buitenveldert, rechtvaardigt die grote woorden zeker. Maar roept tegelijkertijd om daadkracht.
Wiersum was de advocaat van Nabil B., kroongetuige in een onderzoek naar een reeks liquidaties. Kroongetuige B. wijst in deze zaak nadrukkelijk naar topcrimineel Ridouan Taghi, die aan het hoofd zou staan van een uiterst gewelddadige bende. Taghi is voortvluchtig, en werd woensdag meteen genoemd als vermoedelijke opdrachtgever van de moordaanslag.
Liquidaties zijn in de wereld van de keiharde drugscriminaliteit –waarin miljarden euro’s omgaan– geen nieuws de afgelopen jaren. Wie de omerta –de zwijgplicht– doorbreekt, of wie eenvoudigweg te veel weet, is zijn leven niet zeker.
Het vermoorden van de onschuldige broer Reduan van kroongetuige B. in maart 2018 werd al als een ongehoorde verharding gezien. Maar het ombrengen van een advocaat die een kroongetuige bijstaat, is in Nederland niet eerder vertoond en gaat overduidelijk veel verder dan afrekeningen in de criminele scene.
De rechtsstaat wankelt wanneer advocaten, rechters en officieren van justitie zich afvragen of ze hun werk nog wel durven doen. Die rechtsstaat dient dus te worden beschermd, maar het is zeer de vraag of die bescherming wel adequaat is geregeld.
Politici reageerden –terecht– geschokt na de moord op advocaat Wiersum. Minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid zei woensdag dat „we als samenleving de georganiseerde misdaad hebben laten woekeren.”
Eind augustus publiceerden hoogleraar Pieter Tops en journalist Jan Tromp een boek waarin ze de toenemende verwevenheid van de georganiseerde criminaliteit met de zogenoemde bovenwereld blootleggen.
Een betere beveiliging van de rechterlijke macht en journalisten, waar de minister over rept, valt daarom toe te juichen. De daad bij het woord voegen wordt echter de grote uitdaging. Alleen al het beschermen van een kroongetuige is een uiterst gecompliceerde operatie. Ook qua beschikbare menskracht en financiële middelen lijkt het voor de verantwoordelijke diensten onmogelijk om deze vorm van bescherming aan grotere groepen aan te bieden, en al helemaal niet voor langere tijd.
Hardere aanpak van de bron van het probleem, de georganiseerde drugscriminaliteit, vraagt eveneens om meer mensen, middelen en bevoegdheden, gezien de fijnmazigheid van het criminele circuit.
En de vraagkant van de drugsmarkt mag ook weleens wat meer in de schijnwerpers gezet. Drugsgebruik moet niet als iets normaals worden gezien, wat steeds vaker wel het geval is, ook door ‘gewone’ burgers. Lacherigheid helpt daarbij niet, en al helemaal niet als dat door sommige Kamerleden gebeurt, zoals woensdag bij de Algemene Politieke Beschouwingen.