Haat-liefde kenmerkt de relatie tussen China en zijn buren
Europa en de Verenigde Staten breken zich het hoofd over hun omgang met China. Buurlanden voelen de hete adem van de Chinese draak nog veel intenser. Simpelweg de grote buur negeren is al lang geen optie meer.
Hoe veilig is het om in zee te gaan met bedrijven uit China? Nu dat land zich economisch aan de wereld opdringt, kan ook het Westen niet om die vraag heen. Geheel volgens de wetten van het Chinese staatskapitalisme zijn bedrijven uit China immers vervlochten met de Communistische Partij, met de staat, de geheime dienst en zelfs met de Chinese strijdkrachten.
Wie zaken doet met het Chinese bedrijfsleven moet weten welke veiligheidsrisico’s hij loopt. De leidende rol die het Chinese telecombedrijf Huawei (spreek uit: gwawee) speelt bij de aanleg van het 5G digitale netwerk heeft dit dilemma pijnlijk aan het licht gebracht.
Nu is de afstand tussen China en Nederland ruim boven de 7000 kilometer; hoe onveilig moeten China’s naaste búren zich niet voelen? Denk aan Japan, Vietnam, de Filipijnen, Indonesië en ook Taiwan, dat volgens China niet eens bestaansrecht heeft als zelfstandige natie maar alleen als provincie van China. Stuk voor stuk landen die de hete adem van de Chinese draak intenser voelen dan het Westen. Daar komt bij dat vrijwel al deze staten overhoop liggen met de grote buur vanwege territoriale claims. Hoeveel ruimte hebben ze om zich tegenover hun buurman zelfstandig te gedragen?
De opstellers van het ”China Security Report 2019”, een uitgave van het Nationaal Instituut voor Defensiestudies in Tokio, geven geen rooskleurig beeld van de situatie waarin China’s buurlanden zich bevinden. Akkoord, ze profiteren van de economische opmars van China, maar ze betalen daarvoor wel een flinke prijs.
De Oost-Aziatische wateren zijn voor China van groot strategisch belang. De belangrijkste zeeroutes van en naar China lopen immers via de Zuid-Chinese Zee en de Straat van Malakka, richting het Midden-Oosten, Afrika en Europa. China doet er daarom alles aan om landen in de Zuidoost-Aziatische regio aan zich te binden.
Ook voor de Verenigde Staten en Japan is Zuidoost-Azië van grote strategische betekenis. In het bijzonder hechten de twee landen –tevens bondgenoten– aan het belang van een vrije doorvaart door de Zuid-Chinese Zee en aan vrij luchtverkeer erboven. Daarmee staan ze lijnrecht tegenover de Chinezen, die deze wateren exclusief als hun territorium beschouwen. Dit conflict leidt nu al geregeld tot riskante confrontaties tussen de Chinese en Amerikaanse marine.
Tussen twee vuren
De tien landen van Zuid-Oost Azië, verenigd in het samenwerkingsverband Asean (Brunei, Cambodja, de Filipijnen, Indonesië Laos, Maleisië, Myanmar, Singapore, Vietnam en Thailand), zitten al vele jaren tussen twee vuren. Aan de ene kant hebben ze te maken met China: aantrekkelijk als economische grootmacht, maar afstotend vanwege territoriale claims. Aan de andere kant staan de Verenigde Staten, die juist vanwege die Chinese claims een welkome bondgenoot zijn.
Of dat laatste zo blijft, is maar de vraag. China heeft met zijn investeringsdrang in de regio namelijk een belangrijke troef in handen om dingen gedaan te krijgen. Zo is China sinds 2005 de belangrijkste handelspartner van de Zuidoost-Aziatische landen: de economische grootmacht is daarmee onmisbaar voor de economieën in deze regio.
Vooral met de lancering in 2013 van de Nieuwe Zijderoute is Zuidoost-Azië verweven geraakt met de Chinese economie en loopt de regio ook steeds meer aan de leiband van China.
De nieuwe handelsroute komt de landen in Zuidoost Azië overigens goed uit, want Asean zette bijna gelijktijdig het project ”Asean Connectivitiy” op de rails. Dat moet de landen van de gemeenschap op tal van manieren met elkaar verbinden: via spoorwegververbindingen, bruggen, wegen, maar ook digitaal en op het gebied van telecomconnecties. China’s Nieuwe Zijderoute kwam dus als geroepen om precies dít Asean-ideaal te realiseren. China kreeg daarmee bijna als vanzelf de regio in de schoot geworpen.
Hoge prijs
De prijs die de regio daarvoor betaalt, is hoog. Door die afhankelijkheid van China zijn de landen nauwelijks in staat om zich zelfstandig op te stellen tegenover deze machtige buurman. Zo is het in Europa en Amerika omstreden telecombedrijf Huawei („te veel connecties met de Chinese overheid en de geheime dienst”) al lang en breed in Asean-landen aan het werk om de digitale verbindingen te realiseren.
Die economische afhankelijkheid wreekt zich ook rond de territoriale conflicten die er zijn tussen China en landen als de Filipijnen en Vietnam. China gedraagt zich steeds brutaler als het gaat om de vraag wie recht heeft op het bezit van bepaalde eilandengroepen in de Zuid-Chinese Zee. Zijn economische macht zet Peking ook in om een politiek van verdeel-en-heers te zaaien binnen Asean.
Amerikaanse wending
Ook toen een van de gedupeerde landen, de Filipijnen, in 2017 Asean-voorzitter was, bleef de territoriale kwestie onbesproken. Opmerkelijk, temeer omdat een jaar eerder een speciaal tribunaal van de VN-organisatie voor het Zeerecht UNCLOS, uitspraak had gedaan in een zaak die de Filipijnen hadden aangespannen. Het tribunaal bepaalde dat China’s aanspraak op vrijwel de gehele Zuid-Chinese Zee onrechtmatig was.
Ook de Chinese claim op diverse eilanden was onrechtmatig, zo oordeelde UNCLOS. Bizar was dat de Asean-landen –met de Filipijnen voorop– met die uitspraak nauwelijks iets deden: de vrees voor economische afstraffing door China was daarvoor te groot. Helemaal verbazingwekkend was het niet eens. De Filipijnse president Rodrigo Duterte besloot in 2016 al om de strijdbijl te begraven en voor dialoog met China te kiezen.
Het roept de vraag op of de zogenoemde ”pivot”, de in 2011 door president Barack Obama aangekondigde toewending van de Verenigde Staten naar Azië, te laat kwam om China’s buurlanden gerust te stellen. Zeker niet, maar de toewending werkte bij veel landen averechts. De militaire spanning die deAmerikaanse betrokkenheid tot gevolg had, vervulde menig land met vrees. Op die manier een oorlog te worden ingetrokken? Daar zat men niet op te wachten.
Met het aantreden van Donald Trump als president werd die spanning er niet minder op. Enerzijds gingen de Verenigde Staten voluit het conflict aan met de Chinezen over het openhouden van vaar- en vliegroutes in en boven de Zuid-Chinese wateren. Anderzijds shockeerde Trump de landen door het verdrag rond het Trans Pacific Partnership (TPP) op te zeggen. Dat stond voor Asean nu juist symbool voor een Amerika dat opkomt voor een vrije regionale orde, tegenover de claims van de Chinezen.
Wantrouwen
Sindsdien typeert wantrouwen de kijk van de Asean-landen op wat de Amerikaanse president wil met de regio. Iets van een Amerikaanse visie kunnen de landen niet ontwaren, in tegenstelling tot China dat met zijn Nieuwe Zijderoute een helder plan voor de toekomst heeft ontwikkeld.
Toch doen landen in de regio verwoede pogingen om China meer op afstand te houden, en ook dat heeft zo zijn redenen. China gaat in de Zuid-Chinese Zee door met het op agressieve wijze toeëigenen van de omstreden eilanden. Op de Spratly-eilanden bouwde Peking bijvoorbeeld raketbases en legde er start- en landingsbanen aan. Verder blijkt het effect van de Nieuwe Zijderoute vooralsnog tegen te vallen. Landen zien hun schulden oplopen, terwijl het rendement van diverse projecten zwaar tegenvalt.
Of er nog een weg terug is, met als doel om China meer op afstand te houden? Dat is nog maar de vraag.
Goed doen én agressie, dat gaat moeilijk samen
Het buitenlands beleid van de Chinese president Xi Jinping wordt zowel door samenwerking als door agressief optreden gekenmerkt.
Verwerkelijking van de Chinese droom is wat Xi voor ogen heeft. Wat die droom precies inhoudt? De grote vernieuwing van de Chinese natie. En dat betekent kortweg geen ondergeschikte plek meer in de wereldpolitiek.
Xi wil die positie via twee wegen verwerkelijken. Allereerst door ervoor te zorgen dat een gunstig internationaal klimaat China’s verdere ontwikkeling als grootmacht bevordert in plaats van schaadt. Dat vraagt van China samenwerking met andere landen en betrokkenheid bij het oplossen van grote internationale problemen.
Positief en opbouwend, zou je denken, maar de Chinese president wil er wel iets voor terugkrijgen en dat is het op zijn kop zetten van de internationale orde. Die orde is volgens hem nu „onrechtvaardig en gedateerd” – niet meer van deze tijd.
De ontwikkelde landen (lees: zij die behoren tot het rijke Westen) domineren volgens Peking de wereld ten koste van de ontwikkelingslanden, waartoe China zich nog altijd rekent.
Dat moet dus veranderen en Xi zet daarvoor een „diplomatie met Chinese kenmerken” in. Zijn belangrijkste gereedschap is de Nieuwe Zijderoute, ofwel de aanleg van wegen, spoorlijnen, havens en vliegvelden wereldwijd. Vooral ontwikkelingslanden in Afrika, Azië en Latijns-Amerika dienen op die manier aan China te worden gebonden, zodat ze schouder aan schouder mét de Chinezen die westerse dominantie teniet doen.
Taiwan
De andere weg waarlangs China omhoog wil klimmen is het beschermen van China’s kernbelangen, ook als dat vijandschap met andere landen betekent. Wat die kernbelangen zijn? Handhaving van de eigen soevereiniteit en de nationale veiligheid hoort erbij, het handhaven van de landsgrenzen en het steven naar nationale hereniging.
De opsomming mag wat vaag klinken, concreet betekent het dat „het afvallige” Taiwan op een dag tot het Chinese moederland moet terugkeren en dat de islamitische regio Xinjiang onder de duim wordt gehouden. Het houdt ook in dat de Chinese gebiedsclaims in de Oost- en Zuid-Chinese Zee onopgeefbaar zijn.
Enerzijds gaat het dus om het binden van landen via de Zijderoute, anderzijds om het agressief najagen van belangen. Het is een ongelukkige combinatie waardoor een „welwillende” grootmacht juist wantrouwen wekt.
Chinese kredieten: een duistere wereld
Niet alleen door agressief militair gedrag, ook door landen tot de bedelstaf te brengen, maakt China geen vrienden. Vertienvoudigd. Dat is de omvang van de schulden die landen wereldwijd tussen 2000 en 2017 hadden bij China: van minder dan 500 miljard dollar naar meer dan vijf triljoen. Voor vijftig ontwikkelingslanden nam de schuld toe van minder dan 1 procent van het BNP in 2015 tot meer dan 15 procent in 2017.
Medio juli maakte het Duitse Kiel Instituut voor de Wereldeconomie deze cijfers bekend. China is daarmee de grootste officiële geldschieter ter wereld; het laat het Internationaal Monetair Fonds (IMF) en de Wereldbank achter zich. De wetenschappers uit Kiel bekeken voor hun onderzoek zo’n 2000 Chinese leningen verstrekt aan 152 landen in de periode tussen 1949 en 2017.
China’s opmars als internationale krediteur is het gevolg van de snelle economische groei in het land, maar ook van de nieuwe Chinese politiek om de internationale markt op te gaan. Dat gebeurt bepaald niet vlekkeloos. Zo worden de Chinezen erom bekritiseerd dat het landen met hoge schulden opzadelt via de Nieuwe Zijderoute, het Chinese bouwprogramma dat wereldwijd orders binnenhaalt.
In tegenstelling tot het IMF en de Wereldbank, berekent China de rente marktconform. Wie de vaak kortlopende leningen niet in contanten kan terugbetalen, dient dat in natura te doen, bijvoorbeeld door olie te leveren of andere grondstoffen.
Chinese staatsbanken verschaffen vaak leningen aan staatsbedrijven die actief zijn in landen waar de Zijderoute doorheen loopt. Het gevolg is dat regeringen daar nauwelijks zicht hebben op de ernst van hun schuldensituatie. Vaak hebben ze onvoldoende weet van de voorwaarden waarop de leningen zijn verstrekt.
Dat leidt tot het bestaan van „verborgen schulden” – niet zichtbare leningen die zich keihard opdringen om terugbetaald te worden. Venezuela, Iran en Zimbabwe zijn daarvan schrijnende voorbeelden, maar ook Sri Lanka, Ecuador, Bangladesh en Cuba.