Wat weten Google, WhatsApp en Facebook van mij?
Het ontbreekt bedrijven als Facebook en Google aan zelfkennis. Maar kennis over de gebruikers hebben ze des te meer. „Google registreerde op 2 januari 2012 om 21.03 uur een printopdracht.”
Op tafel ligt een persoonlijkheidsrapport. „Pieter is over het algemeen expressief, hartelijk en open in zijn communicatie met anderen” staat op de voorkant. Optimistisch, samenwerkend en openheid zijn de belangrijkste trefwoorden. Volgens het rapport vind ik sociale gebeurtenissen belangrijk, ben ik eerder te goeder trouw dan sceptisch en krijg ik energie van erkenning door anderen.
In mijn directe omgeving wordt het rapport met instemming ontvangen: het slaat de spijker op zijn kop. Dat het rapport niet werd opgesteld door een deskundige wil er maar moeilijk in. Toch is het waar: webservice Crystal maakte het rapport in minder dan een minuut op basis van mijn LinkedIn-profiel.
De nauwkeurigheid en geraffineerdheid zijn tekenend voor de manier waarop op internet met gegevens wordt omgegaan. Grote en kleine bedrijven slaan op een slimme manier munt uit alle informatie die online te vinden is. Hoe ongemakkelijk en confronterend dat soms ook is, consumenten blijven massaal hun gegevens delen met soms wildvreemde partijen.
Google weet veel
Bedrijven als Facebook, Google, WhatsApp, LinkedIn en Snapchat bepalen de mores op internet. De techreuzen zijn stuk voor stuk jonger dan ik, maar leken veel sneller volwassen te worden. Zelfkennis lijkt soms te ontbreken, maar kennis van anderen hebben de bedrijven des te meer. Dat ik daar in veel gevallen helemaal niet op zit te wachten, doet niet ter zake: het is immers hun verdienmodel.
Google en Facebook spannen de kroon. Ondanks mijn summiere Facebookaccount –zónder vrienden of berichten– constateerde de blauwe reus dat ik geïnteresseerd ben in crowdfunding, het Reformatorisch Dagblad en consumentenelektronica.
Google weet zo mogelijk nog meer over me. Een duik in de gegevens die het miljardenbedrijf over me bezit, levert een ontluisterend beeld op. Google probeerde namelijk niet alleen bij te houden welke websites ik opsloeg in webbrowser Chrome, maar ook welke contactpersonen ik markeerde op mijn telefoon en welke afbeeldingen ik op internet markeerde als favoriet.
Het bedrijf registreerde op 2 januari 2012 om 21.03 uur een printopdracht en de keren dat ik de locatievoorzieningen op mijn telefoon inschakelde, werd mijn positie tot op enkele meters nauwkeurig vastgelegd. Hoezeer ik in de achterliggende jaren ook het alziend oog van Google probeerde te ontlopen, het bedrijf wist toch meer over me te verzamelen dan me lief is – en misschien zie ik nog maar het topje van de gegevensberg.
Wetmatigheid
Data zijn voor veel grote technologiebedrijven hun levensader. Consumenten gaan daar massaal in mee. Dat we op internet informatie delen die we op straat nooit aan onbekenden zouden geven, lijkt heel gewoon. Soms delen we zelfs heel bewust persoonsgegevens omdat het iets oplevert in de vorm van korting of een ongrijpbare beloning als gemak of een verbeterde gebruikservaring.
Stiekem heerst bij veel internetgebruikers de gedachte dat de gegevens in veilige handen zijn. Technologiereuzen hebben immers een naam hoog te houden. Bovendien delen miljarden andere gebruikers ook hun gegevens. Het moet dus wel goed zijn.
Toch is niets minder waar. Ondanks hun gelikte boodschappen en vele keuzemogelijkheden om gegevens wel of niet te delen, verzamelen de bedrijven dagelijks een ongebreidelde hoeveelheid gegevens voor eigen gewin. Er lijkt zelfs een wetmatigheid in de verzameling van gegevens te zitten: hoe meer diensten worden aangeboden, hoe meer gegevens worden verzameld.
Neem Google. De technologiereus begon ooit als een zoekmachine in een garage in de Verenigde Staten, maar introduceerde in de afgelopen jaren het ene na het andere product – al dan niet met succes. Na Google Zoeken kwam het bedrijf met onder meer fotodienst Google Foto’s, opslagdienst Google Drive, e-maildienst Gmail, kaartendienst Maps en videodienst YouTube. Gebruiksgemak staat bij alle diensten voorop: via één account zijn de inmiddels meer dan honderd verschillende diensten toegankelijk. Dat account is echter ook de spil in de informatieverzameling door Google. Het bedrijf kan immers precies zien welke video’s je bekijkt, welke bestemmingen je zocht en met welke vragen je loopt. Dus weet Google dat ik dol ben op Bach, in april de Matthäus Passion in Naarden bezocht en niet veel later een verstandskies liet trekken.
Hartklachten
Het profiel dat Google van je maakt wordt gecompleteerd met informatie van allerlei diensten die niet direct het Google-logo dragen, maar wel degelijk onderdeel zijn van de mastodont. Google produceert immers ook besturingssysteem Android, smartphone Pixel, laptop Chromebook en deurbel Nest. Deze diensten bieden het bedrijf onder meer inzicht in locatiegegevens, netwerkgebruik en contactpersonen.
Google Fit-gebruikers staan daarnaast vrijwillig gezondheidsgegevens af, waardoor Google je hartklachten al ziet aankomen voordat je er last van krijgt. En wie Google Assistent gebruikt, geeft Google toestemming om stemgegevens en opgenomen geluiden te gebruiken. Kortom, hoe meer je profiteert van Googles diensten, hoe meer Google profiteert van je gegevens. Facebook werkt niet anders: het bedrijf vergroot zijn invloedssfeer door de ene na de andere dienst in te lijven. Sinds de overname van WhatsApp staan gebruikers hun auteursrecht op berichtjes, foto’s en andere apps af aan Facebook. Door de overname van Instagram en andere bedrijven verzamelt het bedrijf bovendien nog veel meer gegevens.
Vaak gebeurt dat ongemerkt, stapsgewijs en onder lichte druk. Sommige diensten en apparaten werken immers alleen als bepaalde functies –zoals locatiegegevens– worden ingeschakeld, waardoor gebruikers weinig keus hebben. Doordat veel gegevens in verschillende omstandigheden en op verschillende apparaten worden gedeeld, is het verband tussen al die gegevens voor consumenten onzichtbaar. Achter de schermen komt alle informatie echter terecht bij één bedrijf, dat vervolgens haarfijne gebruikersprofielen samenstelt of privékiekjes analyseert om zijn eigen producten verder te verbeteren.
Wie bezwaar maakt, kan sommige diensten niet meer gebruiken. Wie haast heeft, slaat bovendien de ellenlange gebruiksvoorwaarden over, terwijl die juist een ontnuchterend inkijkje kunnen bieden in alles wat bedrijven met je gegevens kunnen doen. Google, Facebook en al die andere grote internetbedrijven delen gebruiksgegevens namelijk ook nog eens met „geselecteerde partners” en „derden”, waardoor ook andere bedrijven de hand op privégegevens kunnen leggen.
Interessante doelgroep
Toch zijn het niet alleen consumenten die informatie delen met de grote jongens uit Silicon Valley. Ook ondernemingen kunnen persoonsgegevens van gebruikers delen. De gegevens die Facebook over me bezit, brengen me in verband met een kledingmerk, webwinkel voor kantoorbenodigdheden en leverancier van drinkflessen. Zij uploadden namelijk een gegevensbestand naar Facebook om gericht te kunnen adverteren. Door mijn e-mailadres weet Facebook nu waar ik mijn spullen koop. Handig, want daardoor kan het bedrijf ook andere gerichte advertenties tonen; het zorgt voor een hoger succespercentage voor adverteerders en meer geld in het laatje van Facebook.
Vriendenverzoeken op basis van hetzelfde e-mailadres bieden Facebook ook nog eens inzicht in mijn sociale leven. Het bracht Facebook tot een scherpe conclusie: gebruiker Pieter Beens is volwassen en gesetteld en behoort daarom tot de categorie Established Adult Life – een interessante doelgroep voor automerken, reisbureaus en woonwinkels.
Wie meent zonder Facebookaccount de dans te ontspringen, heeft het mis: vorig jaar gaf CEO Mark Zuckerberg toe dat Facebook door middel van een zogenoemde advertentiepixel of vind-ik-leukknop gegevens van álle websitebezoekers verzamelt. Argeloze internetgebruikers raken dus onbewust en ongewild toch in de klauwen van de blauwe reus.
Gesetteld en kiespijn
„Kennis is macht”, sprak de Engelse filosoof en staatsman Francis Bacon ooit. Sinds zijn uitspraak veranderde wel de toepassing, maar niet het principe. De enorme brij gegevens biedt technologiebedrijven inzichten waarmee hun klanten relevante oplossingen kunnen bieden. Zelfs je diepste zielenroerselen zijn hen niet onbekend.
Voormalig Cambridge Analytica-medewerker Cristopher Wylie, de klokkenluider die een Facebookdatalek tijdens de Amerikaanse verkiezingen in 2016 aan het licht bracht, onthulde dat zelfs je merk spijkerbroek iets zegt over je politieke voorkeuren. Consumenten zouden daarom bewuster moeten kiezen wat ze wel en niet delen. Google en Facebook, maar ook Apple, Snapchat, Amazon en vele anderen, verzamelen de gegevens immers niet alleen om je een betere gebruikerservaring te bieden, maar ook om hun marktwaarde te vergroten. Hun monopolie en uitgekiende producten en diensten laten soms maar weinig keuze. En er zijn maar weinig alternatieven die zo goed in elkaar zitten als de producten van Facebook en Google.
De recente geschiedenis leert dat dataverzamelaars alleen zwichten onder druk van de publieke opinie en alleen met tegenzin. Daarom heb ik al jaren de meeste privacyopties ingeschakeld. Dat ik een gesettelde volwassene met kiespijn en interesse voor consumentenelektronica ben, is niets om me voor te schamen. Maar meer hoeven Facebook en Google niet van me te weten.
Glijdende schaal
De introductie van Gmail in 2004 ontketende een revolutie. De dagelijks toenemende opslagruimte sprak tot de verbeelding. Dat gebruikers alleen op uitnodiging een account konden maken, vergrootte de exclusiviteit van de e-maildienst. Een paar jaar na de publieke openstelling was de euforie verdwenen: Google introduceerde „relevante advertenties” op basis van e-mailinhoud. De wereld stond op zijn kop vanwege de privacyschending. Toch zijn advertenties in Gmail anno 2019 niet meer weg te denken.
Onlangs klonk eenzelfde storm van kritiek. Eind vorig jaar kondigde Facebook aan advertenties te willen tonen in WhatsApp. Het idee is interessant voor adverteerders en hinderlijk voor gebruikers. Maar vooral bedenkelijk: natuurlijk heeft het bedrijf inzage in privéberichten, maar nu wil het daar ook nog eens klinkende munt uit slaan. De plannen zijn niet alleen confronterend, maar roepen ook vragen op: waar eindigt dit?
Geen privacy meer
Dat bedrijven veel meer inzage in gegevens hebben dan gebruikers denken, maakt een recent schandaal rond Alexa van Amazon duidelijk. De virtuele assistent van het Amerikaanse e-commercebedrijf verzamelt spraakopdrachten van gebruikers om „de dienst te verbeteren.” In april bleek echter dat een team met medewerkers de opdrachten afluistert om algoritmen te trainen. Privacy is daardoor geen echte privacy meer: wildvreemden die je normaal gesproken niet via de voordeur binnenlaat, krijgen via een datakabel toegang tot je woonkamer.
Welke gegevens verzamelen techreuzen over je?
Privacy staat op de politieke agenda. Strengere Europese en nationale wetgeving verplicht bedrijven om openbaar te maken welke gegevens ze over je verzamelen. Veel technologiebedrijven bieden daarom tegenwoordig een ”Take out”-optie: daarmee vraag je snel en gemakkelijk alle gegevens op die de bedrijven over je bezitten. Voor dit artikel werd gebruikgemaakt van deze gegevens.
Zo download je gemakkelijk je gegevens:
Facebook: Ga naar ”Instellingen” > ”Je Facebook-gegevens” en klik op ”Je gegevens downloaden”.
Google: Ga naar https://takeout.google.com/settings/takeout en volg de instructies.
Twitter: Ga naar ”Accountinstellingen” > ”Je Twitter-archief” > ”Je archief opvragen”.
WhatsApp: Ga in de app naar het menu (de drie stippen) > ”Instellingen” > ”Account” > ”Accountinfo aanvragen”.