MKZ-test rammelde aan alle kanten
De laboratoriumtest waarmee in het voorjaar van 2001 werd vastgesteld dat er in Kootwijkerbroek mond- en klauwzeer (MKZ) was uitgebroken, rammelde aan alle kanten. „Ik zou de uitkomst niet in een wetenschappelijke publicatie voor mijn rekening hebben durven publiceren”, vindt Ab Osterhaus.
De bekende viroloog, die onder meer verbonden is geweest aan het Erasmus MC in Rotterdam, zei dat maandag bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in Den Haag. Osterhaus en de microbiologen Ann Vossen (LUMC) en Bert Niesters (UMCG) gaven daar een toelichting op hun rapport.
De drie hebben op verzoek van het CBb de tests bij het toenmalige Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid (ID-Lelystad) onder de loep genomen. Een groep veehouders uit Kootwijkerbroek procedeert al achttien jaar omdat zij vinden dat het ministerie van Landbouw hun boerderijen in 2001 ten onrechte heeft geruimd.
In totaal werden bij die operatie 60.000 gezonde koeien, varkens, schapen en geiten van 240 boerderijen in en rond Kootwijkerbroek preventief gedood. Die aanpak is volgens Europese afspraken verplicht om een uitbraak van de zeer besmettelijke MKZ in te dammen. Maar was er wel een uitbraak? Volgens de boeren niet, volgens de overheid wel.
De beslissing om te ruimen werd genomen op basis van één testuitslag op een bloedmonster van één kalf dat volgens de betrokken boer niet lekker in zijn vel zat. Het ID maakte volgens de drie deskundigen onder meer gebruik van een destijds niet geaccrediteerde (officieel goedgekeurde) techniek om de aanwezigheid van het virus aan te tonen. Ook werd afgeweken van voorgeschreven procedures en werd geen ongebruikt monstermateriaal bewaard voor een herhaling van de test. Volgens de deskundigen „valt niet uit te sluiten” dat het bewuste monster in het laboratorium zelf besmet is geraakt.
Daar komt bij dat het bewuste kalf vreemd genoeg geen duidelijke klinische symptomen (ziekteverschijnelen) had die op MKZ wijzen. En al even vreemd is dat andere dieren in dezelfde stal niet ziek waren. Voor het ministerie van Landbouw had dat aanleiding moeten zijn om, alvorens tot ruiming te besluiten, extra laboratoriumonderzoek te doen om de diagnose uit het gewraakte monster te bevestigen, vinden de deskundigen.
De drie onderzoekers werden een dag lang bevraagd door drie rechters van het CBb, het hoogste rechtscollege op economisch terrein. Ook advocaten en specialisten van de procederende boeren en de overheid gaven hun visie op hun rapport. Namens de overheid hamerde advocaat Marije Batting erop dat ook in een later onderzocht monster uit de kop van het kalf het MKZ-virus was aangetroffen. Maar ook die test voldeed volgens Osterhaus niet aan de „regelen der kunst.”
Aan het einde van de zitting benadrukte Osterhaus dat de commissie achter haar conclusies blijft staan. „Na zoveel jaar is het moeilijk om uit te maken of er al dan niet MKZ in Kootwijkerbroek was. Maar als wij het geheel overzien, komt het ons onwaarschijnlijk over”, stelde hij.
Uitspraak uiterlijk 6 augustus.