Karel Bogerd: ondernemer, boer, bariton, predikant
Boer had hij willen worden, maar hij werd groentenboer. Met paard en wagen ging hij de deuren langs. Nog weer later reisde hij het land rond als zanger van het geestelijk lied. Sinds drie jaar is ds. K. H. Bogerd predikant in de Friese Wouden. Daar is de golfslag van de tijd bedaard.
In een mooie slinger loopt de Achterwei door het dorp Wâlterswâld. Rechts van de weg staat op een terp de Dorpskerk, als een versteende lofzang uit de middeleeuwen. Rond de kerk liggen de graven van hen die reeds zijn uitgedragen: „Ta oantinken oan myn leave man.” „Hjir rêste ús leave alden.”
Aan de overkant van de weg staat midden op een riant gazon het grote domineeshuis van Wouterswoude, meer dan anderhalve eeuw oud. Voor de pastorie rijst een diepdoorleefde beukenboom op naar omhoog. „Dat is een rode beuk. Een monument”, zegt ds. Bogerd, wijzend vanuit zijn vierkante studeervertrek.
Door het zijraam heeft hij zicht op zijn kerk. „Onze kerk heeft geen consistoriekamer. Voor de dienst komen we als kerkenraad bijeen in verenigingsgebouw Maranatha. Vijf minuten voor aanvangstijd steken we als broeders, met de ouderling van dienst voorop, de straat over. Allemaal in het zwarte pak, ik in toga. Net een processie. Onder de toren moeten we altijd even wachten. De gemeente zingt dan de openingspsalm. Als het orgel zwijgt, opent de koster de poorten van het godshuis voor ons. Van hem krijgen we dan allemaal de hand: „De zegen.” Dan kan de dienst beginnen.”
Twee uur lang zit ds. Bogerd in zijn studeerkamer op een oud houten keukenstoeltje. Hij vertelt over vroeger, over zijn ouders, over zijn groentenhandel, over de tijd dat hij als bariton volle kerken trok, over het diepe verlangen in zijn hart om predikant te worden en over zijn lange studie theologie. Hij spreekt langzaam, maakt vaak brokkelige zinnen, soms met de ogen dicht, zoekt proevend naar woorden, maar weet rotsvast wat hij zeggen wil. „Ik houd van traditie, van trouw zijn aan de vaderlandse kerk. Hoe verbroken zij ook ligt. Ik ben een en al liturgie, een en al sacrament.”
Aan het plafond hangt een kroonluchter. In een hoek staat, tussen de boeken, een oud traporgel, een Mannborg. Op de lessenaar staat de lesmethode ”First lessons in Bach”. „Ik zing nog steeds. Gisteren heb ik nog een poosje zitten zingen. Psalm 43 en 73, en „Voorwaarts christenstrijders, drukt uws Konings spoor; met Zijn heil’ge kruisvaan, gaat ons Jezus voor.” Wat een indrukwekkende tekst: „…gaat ons Jezus voor.”
Zingen staat gelijk aan tweemaal bidden, wist Augustinus al.
„Zingen is net bidden, ja. Je zoekt je hart te volgen in de woorden van de tekst. Als je zingt, zijn de woorden al gegeven. Als je bidt, zoek je ernaar. En altijd is het weer hopen dat je hart wordt gebracht op de toonhoogte van het geloof in Jezus alleen. Deze diepe dingen liggen niet voor het grijpen, niet voor het oprapen. Het is in alles: wacht, ja wacht op de Heere. En soms wordt dan onder het zingen de waarheid krachtig en levendig, en denk je weer: O ja, ja, dit is het.”
Op zijn bureau ligt een stapeltje boeken, allemaal prekenboeken over Ruth, de Moabitische. Van oefenaar Willem van Leeuwen, van de oud gereformeerde ds. Joh. van der Poel, van ds. J. P. Verkade en van dr. Kohlbrugge. „Ik ben bezig met vervolgstof over Ruth. Als ik mijn preek voorbereid heb, lees ik op zaterdagavond nog graag eens wat anderen over die stof hebben gezegd.”
Karel Bogerd werd geboren in Leerdam. „Onze ouders hadden een ijzerwinkel, ”Bogerd’s IJzerhandel”. Ze hebben ons met veel wijsheid en geduld omringd. Ik heb een Godvrezende opvoeding gehad. Mijn opvoeding is getekend geweest door de liefde.”
Vader Bogerd verlangde er ook naar om dominee te worden. „Hij was uit de wereld getrokken, krachtdadig in het hart gegrepen. Hij ging theologie studeren in Utrecht, samen met mannen als C. van den Berg en J. Veenendaal. Maar rond mijn dertiende jaar is hij er opeens mee gestopt. Zijn vrienden werden dominee, hij niet.”
De woordenstroom stokt. Hij kan er niet veel over kwijt, wil niet meer zeggen dan: „Mijn vader heeft het ons zelf verteld. Anders hadden de mensen dat wel gedaan. Veel spot en smaadheid was zijn deel.”
In het dorp Schoonrewoerd maakte Karel kennis met het boerenleven. Dat trok hem: weilanden en koeien, mest, melkbussen en hooibergen. Maar het werd de groentenhandel. „Ik mocht met de groentenboer mee naar de markt in Dordrecht. Dat vond ik ook wel mooi. En de groentenboer zei tegen mij: „Karel, koop een kist met sinaasappelen en ga zelf aan het venten. Dat heb ik gedaan. Na de lagere en middelbare landbouwschool ging ik met groenten en fruit langs de deur, zes dagen in de week, in een straal van vijftien kilometer rond Leerdam. Een rijbewijs had ik nog niet. En dus trok ik er met paard en wagen op uit. De brandstofkosten waren beperkt: vier pakken hooi, 15 kilo haver en 25 kilo paardebrokken in de week. Van ’s morgens zes tot ’s avonds tien uur was ik in touw. Het leven was goed.”
Op zondagavond werd er thuis boven de ijzerwinkel veel gezongen. „We zongen uit volle borst: „Jezus, Die mijn ziel bemint, ’s levens stormen loeien, Heer’, o, beveilig mij, Uw kind, ’k leg mij aan Uw boezem neer.” Moeder speelde op een elektronisch orgeltje van Eminent, uit een boek van klavarskribo. En wij zongen met bovenstem. „Gij toch, Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht.” De geborgenheid die daar vanuit ging, de vrede van zulke zondagavonden, ik heb het ervaren als een stukje hemel op aarde. Soms heb ik er nog heimwee naar. Wat mist de jeugd vandaag de dag toch veel.”
Karel kon goed zingen, vonden de mensen. Samen met zijn broertje Maarten nam hij les bij bas-bariton Pieter Vis in Houten. En samen organiseerden ze rond Koninginnedag 1988 een eerste zangavond in Leerdam. „De kerk zat vol. Niet normaal, zó vol. Ik was nauwelijks twintig jaar. En we zongen: „Gelukkig is het land, dat God de Heer’ beschermt.” Zulke woorden worden gedragen op de vleugels van de muziek. De mensen raakten er diep ontroerd van.”
Vele concerten volgden, met de organisten Martin Mans, Bert Elbertsen en Dick Sanderman. Karel Bogerd werkte mee aan zo’n honderd cd’s, met geestelijke liederen uit de bundel van Johan de Heer, psalmen, negro spirituals, gezelschapsliederen van Johannes Groenewegen, klassieke oratoria en vooral veel kinderliederen. „Ik heb die cd’s allemaal nog. Ze zitten ergens in een bananendoos. De deksel kan niet eens meer dicht. Zo vol zit ’t.”
Bogerd was ondernemer, groentenman, handelaar, zanger, musicus en dirigeerde ondertussen ook twee koren. Maar op de bodem van het hart lag nog iets heel anders. Hij wilde dominee worden. „Daar heb ik van kinds af aan mee gelopen. Maar ik werd ouder en ouder en het kwam er maar niet van. Mijn vader zag het vanwege de lange studieweg in onze kerk helemaal niet zitten, dat ik dominee zou worden. Hij zei tegen mij: „Karel, vecht d’r tegen.” Dat heb ik gedaan, vechten en strijden en me verzetten, maar het ging maar niet weg. Dat duurde totdat de roeping van Godswege doorbrak.”
In 2003 begon Bogerd in Utrecht aan de studie theologie. „Eerst de vooropleiding, want ik had alleen maar een diploma van de landbouwschool. Dat is een lange en moeilijke weg geweest. Steeds weer zakte ik op het vak Engels. Eindeloos vaak heb ik gedacht het nog eens te moeten opgeven. Maar ik kon niet meer terug, we hadden alle schepen al achter ons verbrand. Maar wanneer het echt nodig was, trok God mij aan de haren weer uit het moeras omhoog. In 2014 was ik klaar. „De Heere was bij mij, onder degenen die mij helpen”, zingt Psalm 118.”
In mei 2016 werd proponent Bogerd door ds. L. H. Oosten bevestigd in de hervormde gemeente van Wouterswoude, in het oosten van Friesland. Wat is nu zijn boodschap aan Wouterswoude, in drie zinnen? „Nee, nee, dat gaat niet. Dat worden allemaal clichés, over één Naam onder de hemel, en twee wegen en drie stukken. Nee, nee, zo gaat dat niet. Moet het heel kort? Nou vooruit dan: Openbaring 2:10: „Zijt getrouw tot de dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.” Of moet het dan met één woord: trinitarisch. Ik preek trinitarisch, verkondig het werk van de drie-enige God. Daar is het in mijn kinderjaren allemaal mee begonnen, toen mijn vader door het geloof zag op Jezus, Zijn lieve Koning, en uitriep: „Het is de liefde des Vaders, de liefde Gods des Zoons en de liefde Gods des Heiligen Geestes.””
Ds. Bogerd gaat op het puntje van zijn keukenstoeltje zitten, zet de bril af, kijkt door het zijraam naar buiten, wijst met een van de brillenpoten in de richting van zijn kerk, en zegt onbeholpen: „Preken is wonderlijk werk. Als ik erover nadenk, zou ik het liefst vluchten. Preken is te zwaar. Voor mij wel. Maar ik weet goed dat ik ertoe geroepen ben. Dus ik ga niet weg. Ik blijf. Hoe groter de nood, hoe korter de gebeden. Heere, help. Punt.”
Dan, terwijl hij de bril weer opzet: „Oké. Wacht. Het is heerlijk werk, preken. Maar ik ga op de preekstoel vaak helemaal overboord. Net Jona. En toch ben ik met mijn God nog nooit beschaamd uitgekomen. Kijk, en dán zou ik elke dag wel de preekstoel op willen. Waar maak ik me eigenlijk druk om?”
In oktober 2018 kwam ds. Bogerd in het nieuws. Op hervormingsdag sloeg hij met een paar punaises stelling 96 op de deur van zijn kerk. Het ging om een handgeschreven tekst met het woord ”Trouw” en daaronder weer die Bijbeltekst uit Openbaring 2:10: „Zijt getrouw tot de dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.”
In zijn studeerkamer loopt ds. Bogerd naar een van de kasten, trekt er een geplastificeerd A-viertje uit en zegt: „Dit was ’m. Stelling 96. Luther sloeg 95 stellingen aan in Wittenberg. Ik heb nummer 96 aangeslagen in Wâlterswâld. Het is een oproep aan de hele christenheid om trouw te blijven aan de kerk.
Ik wilde een daad stellen. Iedereen roept maar dat het almaar minder wordt met de kerk in Nederland. Ik wilde wel eens een ander geluid laten horen en wijzen op de beloften die er in Gods Woord te vinden zijn: „Wees getrouw en God zal u geven de kroon des levens.” Ik hoop maar dat de mensen mijn handschrift konden lezen.”
Trouw als kernwoord in het geloof? Waarom juist trouw?
„Ik lig er wel eens wakker van dat mensen zo ontrouw kunnen zijn, ontrouw ja, aan de Heere, aan Zijn dienst, aan de kerk, aan Zijn Woord, aan hun opvoeding, aan elkaar. Er komt geen einde aan. We leven in een trouweloze inwisselcultuur. Trouw wordt ingeruild voor ontrouw, voor de waan van de dag. Men zegt: „Als ik er behoefte aan heb, dan kom ik naar de kerk.” Of: „Als ik er geen behoefte aan heb, dan kom ik niet.” Maar trouw zijn, dat gaat voor mij dieper dan geloof en bekering. Of nee, het volgt erop. Dat is beter, denk ik. Trouw volgt op geloof en bekering. We worden geroepen trouw te zijn aan de middelen die God heeft ingesteld, ongeacht alle omstandigheden. Trouw heeft te maken met hoop. Hoopt op den Heere, gij vromen. Zo stáát het er toch!”
Tijdens uw theologiestudie schreef u een werkstuk over ”Stilte in liturgie”. Wat boeit in de stilte?
Ds. Bogerd staat op van zijn keukenstoel en declameert: „Als de ziele luistert, spreekt het al een tale dat leeft.” „Die is van Guido Gezelle. De diepste dimensie van stilte is geworteld in de Schrift. We moeten de stilte weer gaan ontdekken. Stilte heeft een plaats in de liturgie en we ontberen al veel te veel dit heilig zwijgen. In de stilte wordt de mens binnengeleid in de samenspraak met God. Er is geen taal zonder stilte en er bestaat geen spreken zonder zwijgen.
Heilige stilte richt zich op datgene wat komen gaat, wat zich onmogelijk door woord of gebaar laat uitdrukken. Het is een toestand waarin de ziel zich tot God laat leiden, want als God werkt, moeten wij zwijgen. Vóór het openbaar gebed in de eredienst mag je als predikant best tien tellen stil zijn, om ruimte te geven aan een zucht vanbinnen, om in het gebed de stem van God te kunnen zijn. Een gebed is bij mij nooit lang. Soms is het ontzettend kort. Je bidt, totdat de Heere het overneemt.”
De stilte in de studeerkamer is opeens klemmend. „Ik kan helemaal niet bidden. Maar als het komt, dan gebeurt het. Als de ziel opklimt en afdaalt, zoals bij de ladder Jakobs, dan is het er. Dan klimt de lof uit Sions zalen, tot Hem met stil ontzag.”
De predikant bladert in zijn Bijbel. Die valt open bij het avondmaalsformulier. „Hier, hier staat het: „Zo laat ons onszelf voor God verootmoedigen, en Hem met waarachtig geloof om Zijn genade aanroepen.” Als je op deze manier door de hemel wordt overmand, kun je als dominee zelf geen woord meer uitbrengen. Wij, mensen, maken meestal te veel lawaai. Een boer in Schoonrewoerd zei eens tegen mij: „Je moet wel heel goed kunnen praten, wil je het zwijgen kunnen verbeteren.”
Ik stond eens bij de kist van een overleden zoon van 20 jaar, zegt ds. Bogerd, ver uit het raam kijkend. „Ik had geen woorden meer, wist werkelijk niet wat ik zeggen moest. En toen zei de vader van die jongen tegen mij: „Karel, jongen, ga toch nooit de wereld in.” Kun je méér zeggen in slechts acht woorden?”
Mist u de groenten nog?
„De groenten niet, maar de handel wel. Die blijft trekken. Als ik eens in een winkel ben, loop ik voortdurend te rekenen wat die winkelier die dag voor omzet zal hebben. Ik heb een neus voor wat mensen verdienen, maar ik zie ook heel gauw als ze de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen.”
In de hoge hal van het domineeshuis staat nog een harmonium, een groot negen spels-instrument. Op de lessenaar staat de bundel van Johan de Heer, opengeslagen bij lied 687.
Ds. Bogerd neemt plaats op de orgelkruk, trekt een rij registers open, duwt de beide kniezwellen naar buiten, grijpt in de toetsen en zet het lied in, in A-groot. Uit volle borst zingt bariton Bogerd de tekst. Het schalt door de hoge gang: „Gij allen, zo vermoeid, belaân, Jezus geeft u rust! Wie tot Hem komt, werpt Hij niet uit; Kom, u moet nu gaan!”
Karel Bogerd
Karel Bogerd wordt op 28 mei 1967 geboren in Leerdam. Hij gaat naar de lagere en middelbare landbouwschool, begint als puber een eigen groentenzaak en wordt vooral bekend als zanger van het geestelijk kinderlied. In 2003 begint hij in Utrecht aan de vooropleiding theologie. Bogerd wordt hervormd predikant in Wouterswoude. Ook is hij als bijstand in het pastoraat verbonden aan de hervormde Kapelgemeente in Drachten. Ds. Bogerd is getrouwd met Hilde Nannenberg. Het echtpaar heeft acht kinderen en twee kleinkinderen.
Lees ook in Digibron:
Zanger, groenteman en organisator (Terdege, 07-11-2001)
Leerdammer vent met paard en wagen (Reformatorisch Dagblad, 06-12-1985)