Luther en Calvijn zijn in Nederland bekend, maar hoe staat het met Zwingli? De naam van de Zwitserse reformator valt eigenlijk alleen bij de vrijzinnige Zwingli-bond. Is Zwingli een ondergewaardeerde reformator gebleven in de Lage Landen?
Kerkhistoricus dr. Harm Veldman, die dit jaar een boek over Zwingli op de markt brengt, spreekt van het ontbreken van harde gegevens over de invloed van Zwingli in de Lage Landen. Er is verwantschap met Bijbelse humanisten als Cornelis Hoen en Hinne Rode. Ook voorgangers als Veluanus en Merula vertonen verschillende trekken van zwinglianisme. Toch vermeldden de ketterplakkaten van keizer Karel V de naam van Zwingli als ketter naast die van alle andere reformatoren.
De soms wat negatieve waardering van gereformeerden voor Zwingli, met name wat betreft diens avondsmaalsleer, is volgens Veldman wellicht veroorzaakt door invloeden van een theologisch-liberale geschiedschrijving, die de hervormer van Zürich in een bijna complete humanist omtoverde.
In het Nederlands was er aanvankelijk weinig over Zwingli te krijgen, ontdekte de amateurhistoricus H. L. Roth tien jaar geleden. In de zestiende eeuw heeft Zwingli volgens hem wel invloed gehad in de Nederlanden. Zo sloot Joannes Veluanus uit Garderen nauw aan bij diens avondmaalsopvatting. Ook Heinrich Bullinger, Zwingli’s opvolger in Zürich, werd hier bekend, vooral door zijn ”Huysboec”. Maar Zwingli had volgens Roth de pech dat hij tijdens de Synode van Dordrecht in 1618-1619 ten onrechte werd geciteerd door de remonstranten. „De naam Zwingli was voortaan verdacht.”
Volgens de praktische theoloog dr. F. G. Immink heeft het moderne protestantisme de neiging om de werkzaamheid van de Geest te verinnerlijken en te vergeestelijken. Het persoonlijke en het subjectieve krijgen een meerwaarde boven het uitwendige en het institutionele. In de negentiende eeuw verbond zich dat met de nadruk op de menselijke subjectiviteit. Liberale protestanten werden „zwingliaans” in hun opvatting van het sacrament. In bijvoorbeeld de vrijzinnige richting van de Nederlandse Hervormde Kerk werd het avondmaal alleen op Goede Vrijdag gevierd als een gedachtenis van het kruislijden van Jezus, los van de gehate ‘bloedtheologie’.
Brede beweging
Wie in de literatuur duikt, ziet dat Zwingli in de zestiende eeuw deel uitmaakt van de brede hervormingsbeweging waarin diverse personen door elkaar heenliepen en niemand een eigen ‘school’ had. Tegenover de ‘oude’ Rooms-Katholieke Kerk stond weliswaar de Reformatie, maar die vormde volgens dr. J. J. Woltjer een veelheid van reformaties, die elkaar ook fel gingen bestrijden. Tal van groepen poogden de kerk te hervormen, van dissidenten als de waldenzen, hussieten, dopers, zwinglianen en lutheranen, tot aan humanisten die met goede Bijbelvertalingen en met de leus „terug naar de bronnen” de vernieuwing binnen de kerk ter hand namen.
Vooral in het werk van Zwingli is de christelijke vrijheid een centraal begrip. Vrijheid is volgens Zwingli allereerst de door het Woord van God geschonken vrijheid, en niet gelegen in loyaliteit aan mensenwoorden en inzettingen. Zwingli heeft een negatieve klank gehad omdat hij doop en avondmaal vooral symbolisch zag. Hij zag het teken als slechts een herinnering aan het offer van Christus. Hij stelt dat het eten van het lichaam van Christus niets anders is dan het vertrouwen in „geest en hart” op de barmhartigheid en de goedheid van God door Christus. Hij vergelijkt de doop met het veldteken dat een soldaat draagt, wat voor hem de Latijnse betekenis is van het woord ”sacramentum”.
Zwingli stelt in zijn 67 Artikelen (1523) dat de mis geen offer is, maar een herinnering aan het offer en een zegel van de verlossing die Christus heeft geopenbaard. Christus is de enige Middelaar tussen God en mens. Het is opvallend dat Zwingli dichter bij de dopers staat dan Luther in zijn relativering van alle uiterlijke middelen van genade, zoals de sacramenten. Toch bekritiseert Zwingli de anabaptisten omdat zij net als de papisten hun heil zoeken in rituelen en uiterlijke vormen.
Theologen
Er zijn enkele theologen in Nederland die zich regelmatig hebben beziggehouden met Zwingli. Opvallend is de breedheid van de belangstelling. Van de gereformeerde dr. C. A. Tukker tot aan de vrijzinnige dr. K. M. Witteveen, die Zwingli als een humanist en pacifist interpreteert. Dr. Tukker stelt dat de meesten die over Zwingli geschreven hebben, drie invloedssferen in het denken van Zwingli zien: rooms-katholicisme, patriottisme en humanisme, die met name zijn vroegste geschriften bepalen. Zwingli is volgens hem echter geen Zwitserse humanist, maar „de man van het herstel van de band tussen Schepper en schepping door de verlossing, en van het geloof als voorspel op de nieuwe aarde, en van de regering der Schriften over het hele leven en samenleven.”
Zwingli is volgens Tukker in de loop van de tijd óf overschaduwd óf miskend en vertekend. Van vrijzinnige zijde heeft men het doen voorkomen alsof bij Zwingli het humanisme naast het christelijk geloof staat en hier en daar de kleuren van dat geloof tempert. Van lutherse zijde heeft men sedert het godsdienstgesprek te Worms in 1557 in Zwingli alle Zwitsers veroordeeld, en zelfs Melanchthon heeft daaraan meegedaan, zoals Calvijn in een van zijn brieven beschuldigend zegt. De calvinisten zijn volgens Tukker ook nooit dol op Zwingli geweest, omdat hij de man zou zijn van min of meer het politieke Evangelie.
Voor Tukker berust dit alles berust op een geweldig misverstand. Wat mensen misschien allerminst verwachten, is dat de gereformeerde doop- en avondmaalsbeschouwing diepgaand door Zwingli is beïnvloed. Zwingli heeft met ”herinnering” nooit bedoeld dat het avondmaal een soort herinneringsmaal zou worden, een soort dodenherdenking. Maar hij kwam tot deze term op grond van de betekenis van verbond en Pascha in het Oude Testament. Het verbond werd vernieuwd. Die gedachtenis („Doe dit tot Mijn gedachtenis”) is voor Zwingli de term geworden om de gemeenschap tussen Christus en de gelovigen aan de avondmaalstafel tot uitdrukking te brengen.
Tukker heeft erop gewezen dat Zwingli’s visie op het verbond zijn doorwerking heeft gekregen in het doopformulier, vooral wat betreft de verbinding tussen de Geest en het sacrament. Het eerste gebed in het doopformulier is van Zwingli afkomstig. Ook andere gedeelten van de formulieren zijn onder zijn invloed ontstaan. Zwingli en Bullinger beïnvloedden in de tweede helft van de zestiende eeuw sterk de doorwerking van het calvinisme in de Nederlanden.
Volgens dr. W. Balke komt Zwingli de eer toe de eerste gereformeerde theoloog geweest te zijn, tot uitdrukking komend in zijn Godsleer en visie op de Heilige Schrift. Bovenal belangrijk is zijn invloed op de vorming van een nieuw Bijbels vroomheidstype en de zelfstandigheid van de religieuze persoonlijkheid, die alleen afhankelijk is van God en Zijn Woord. Later zou in de strijd met de doperse radicalen en in de strijd om het rechte verstaan van het avondmaal de tonen van de kerk sterker gaan doorklinken, aldus dr. Balke.
Hij stelt dat Calvijns oordeel over Zwingli te scherp en zijn beoordeling onjuist geweest is, al pleit Calvijn Zwingli vrij van ketterij. Waarschijnlijk heeft Calvijn Zwingli’s geschriften onvoldoende gekend. De kerkelijke dimensie van Zwingli’s geschriften is Calvijn volkomen ontgaan. Het is, ook volgens dr. Balke, niet billijk te stellen dat Zwingli aan het sacrament slechts „naakte en lege figuren” overlaat. Kritiek op Zwingli is gebaseerd op het feit dat men hem zelf onvoldoende tot zijn recht laat komen.
Herontdekking
De meeste reformatorische christenen weten alleen van Zwingli te vertellen dat zijn avondmaalsopvatting niet zuiver was. Betreurenswaardig, stelde ds. C. A. van Dieren, predikant van de gereformeerde gemeente te Rijssen-Noord, twee jaar geleden in familieblad Terdege. „Als het om de kern van de Reformatie gaat, kun je juist van Zwingli veel leren. Hij heeft uitnemende dingen geschreven over de soevereiniteit van God en het alleen door Christus voldoen aan Gods gerechtigheid. Deze twee kernpunten komen in zijn werken telkens terug.”
Kortom, het wordt tijd voor een herontdekking van Zwingli in Nederland.
Boegbeeld van vrijzinnigen
In 1948 richtte de hervormde predikant Harm van Lunzen (1897-1969) de Zwingli-bond op: een radicaal-vrijzinnige organisatie die opkwam voor het ‘vrije’ woord.
Klaas van der Zwaag
Binnen de Nederlandse Hervormde Kerk werd al geruime tijd gestreden voor vrijzinnigheid. De Vereniging van Vrijzinnige Hervormden (VVH) werd het vrijzinnige toevluchtsoord. Toen de VVH de richting insloeg om zich niet langer af te zetten tegen de kerk, maar constructief te bouwen aan het instituut, keerde Van Lunzen zich daar fel tegen. Hij geloofde niet in de kerk, alleen in het ‘vrije’ woord.
Druppel van de emmer was het meewerken van de VVH aan de Kerkorde van de Hervormde Kerk waarin zelfs sprake was van leertucht en herwaardering van de belijdenisgeschriften. Van Lunzen gruwde daarvan. Hij richtte op 25 juni 1945 het blad Zwingli op. Zijn angst bleek echter misplaatst. Toen hij in 1952 schreef dat de kerk van Jezus een „afgod” had gemaakt, brak een storm rondom hem los, maar alles liep met een sisser af. De leertucht bleek een papieren formule.
De reden om het blad ”Zwingli” te noemen, was dat de Zwitserse reformator volgens Van Lunzen minder opteerde voor het vastleggen van de geloofsleer. Zwingli wilde volgens Van Lunzen veel meer Jezus navolgen dan Zijn uitspraken vastleggen, zo schrijft Erik Jan Tillema in zijn vorig jaar verschenen biografie over Van Lunzen, onder de titel ”Principieel. De heilige strijd van de Zwingli-bond.”
Zwingli was voor Van Lunzen de belichaming van datgene waar hij zelf voor streed: het werken aan een „godsdienstig leven waarin plaats is voor geloofsvrijheid en geestelijke vernieuwing, in zowel de Hervormde Kerk als andere organisaties.” Natuurlijk was Zwingli niet de aanhanger van de moderne richting 350 jaar avant la lettre en was zijn hoofdlijn „oud-dogmatisch”, zo schreef hij in het eerste nummer van het blad Zwingli, „maar de richting van zijn willen, de levendige frisheid van zijn ganse wegen, zijn hartstocht voor de waarheid, zijn wereldwijde blik, zijn sociaal gevoel, waren in wezen en in edelste zin modern.”
Van Lunzen was niet de eerste vrijzinnige die dweepte met de Zwitserse reformator. Ook de gebroeders Hugenholtz van de Vrije Gemeente in Amsterdam waren enthousiast over hem. „Zo ruim was Zwingli’s hemel, dat daarin plaats was voor alle vrome kinderen Gods, ’t zij ze heidenen, Joden of Christenen waren (...) Als een geest van angstvallige bekrompenheid ons aangrijpt, verruime Zwingli onze blik!” In de Vrije Gemeente werd daarom een glas-in-loodraam met daarop een afbeelding van Zwingli onthuld. „Zijn beeltenis werd vereeuwigd als inspirerend voorbeeld voor talloze vrijzinnigen”, aldus Tillema.
De Zwingli-bond kende in 1960 haar grootste omvang, met ongeveer 950 leden. Daarna begon de krimp. In 2010 –tijdens de opheffing– waren er nog 65. Op 13 november 2011 ging de Zwingli-bond op in de Nederlandse Protestanten Bond (NPB).