Fipronilcrisis laat nog altijd sporen na
De pluimveesector gaat nog altijd gebukt onder de fipronilcrisis die anderhalf jaar geleden de kop opstak. Vooral destijds direct getroffen kippenhouders hebben het nog altijd zwaar. De drukke paasperiode ten spijt, waarin doorgaans tot een derde meer eieren dan normaal wordt verkocht, denken veel boeren nog altijd na over stoppen.
De affaire heeft er volgens de Nederlandse Vakbond voor Pluimveehouders (NVP) financieel en emotioneel zo hard ingehakt dat veel boeren weinig armslag meer hebben om te blijven ondernemen.
In de zomer van 2017 bleek dat in veel kippenstallen het voor pluimveehouders verboden luizenbestrijdingsmiddel fipronil aanwezig was. De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit zette daarop een blokkade op die stallen. „Het aantal mensen dat overweegt te stoppen, is groter dan ooit”, zegt NVP-voorzitter Hennie de Haan. „Ik weet van een aantal gevallen dat fipronil echt de reden is.” Ze wijst erop dat het ledenaantal vorig jaar met 4 procent afnam, een grotere teruggang dan voor de affaire.
De jaarlijkse piek in de weken voor Pasen komt voor de kippenboeren niet als een verrassing. De druk die volgens De Haan veel pluimveehouders te veel wordt, zit in de hogere kosten wegens strengere welzijns- en milieumaatregelen in combinatie met lage prijzen die inkopers betalen. De extra uitgaven zijn moeilijker op te brengen voor boeren die door de fipronilcrisis werden getroffen, omdat bij hen „veel reserves zijn verdampt.”
Ook de fysieke en psychische belasting wordt sommige boeren te zwaar, aldus De Haan, vooral bij de 50-plussers. „Dan gaan ze rekenen of ze schulden kunnen aflossen als ze stoppen.”
Rabobank-econoom Jeroen van den Hurk merkt ook dat kippenboeren overwegen te stoppen, maar wijt dat vooral aan toegenomen maatschappelijke druk en veranderende vraag. Nieuwe milieuregels zorgen voor hogere kosten, maar vooral onzekerheid. De sectorspecialist ziet een tweespalt in de sector. „Ik kom ondernemers tegen die vol vertrouwen de toekomst ingaan, maar ook ondernemers die onzeker zijn”, zegt Van den Hurk. „Ze ervaren de druk vanuit de maatschappij en regulerende instanties als zwaar.”