Het is twijfelachtig of de Tweede en de Eerste Kamer de reikwijdte van de euthanasiewet wel hebben voorzien.
Dat stelt hoogleraar rechtsgeleerdheid prof. mr. P. Mevis woensdag in het Reformatorisch Dagblad. Mevis doelt op het wetsartikel 2.2 dat artsen sinds 2002 de ruimte biedt om ook euthanasie toe te passen bij wilsonbekwaam geworden patiënten, die op een eerder tijdstip een euthanasieverklaring hebben opgesteld. Inmiddels gebruiken artsen dit artikel ook voor euthanasie bij patiënten met gevorderde dementie.
Vorig jaar leidde euthanasie bij dementie voor het eerst tot een tuchtzaak. Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) legde de arts, die ook strafrechtelijk wordt vervolgd, een waarschuwing op. Daarbij woog mee dat de wilsverklaring van de patiënte tegenstrijdigheden bevatte en dat zij op het laatst weerstand leek te bieden tegen haar levensbeëindiging.
„Of men deze reikwijdte destijds al heeft voorzien, is inderdaad een terechte vraag”, stelt Mevis. Ethicus prof. dr. Th. A. Boer noemt artikel 2.2 „een weeffout.” Volgens huisarts G.K. Kimsma, jarenlang lid van een van de toetsingscommissies voor euthanasie, was het achteraf „een verkeerde keus” dat de levensbeëindiging van wilsbekwamen en wilsonbekwamen in één regeling zijn beland.
Kimsma pleit ervoor om de richtlijn voor palliatieve sedatie beter toe te spitsen op diepdementerenden met onbehandelbaar probleemgedrag. In de richtlijn moet dan komen te staan dat artsen de patiënt, los van diens geschatte levensverwachting, in een staat van verlaagd bewustzijn mogen brengen en het toedienen van vocht en voeding mogen staken om zo diens overlijden te bespoedigen.
Trajecten scheiden
Verpleeghuisarts dr. A. A. Teeuw zegt desgevraagd zijn vraagtekens te plaatsen bij zo’n aanpassing. „De intentie om het leven snel te beëindigen komt dan voorop te staan, terwijl palliatieve sedatie is bedoeld om de lijdensdruk te verlichten.” Voor dat doel volstaat de huidige richtlijn al, concludeert de verpleeghuisarts op grond van eigen praktijkervaringen, ook voor diepdementerende patiënten met onhanteerbare gedragsproblematiek.
„Bij deze patiënten zet de fysieke aftakeling zich in de laatste fase vaak in versneld tempo door. Als alle behandelmogelijkheden om iemand rustig te krijgen zijn uitgeput, zoals bijvoorbeeld een-op-eenbegeleiding door verpleegkundigen, kan de arts er in overleg met de veelal radeloze familie voor kiezen de medicatiedoseringen stap voor stap te verhogen. Meestal treedt de dood al na een of twee dagen in. De patiënt gaat bijvoorbeeld moeilijker slikken, krijgt een longontsteking, of er ontstaan andere complicaties. Het lijkt mij verwarrend, zeker in de voorlichting naar de familie, als de arts met de verruimde richtlijnen in de hand het stervensproces bewust gaat versnellen. Laat euthanasie en palliatieve sedatie twee gescheiden trajecten blijven.”