Cor Pierik, boer onder de ambtenaren
Volgens zijn LinkedIn-profiel is hij projectleider milieupublicaties en woordvoerder bij statistiekbureau CBS in Den Haag. Bij journalisten en ook bij zijn collega’s is hij vooral bekend als ”de landbouwman”. Cor Pierik: een boerenzoon uit Genemuiden die zijn toekomst zocht in de stad, maar niet los kwam van zijn wortels.
In de brede uiterwaarden van het Zwarte Water wisselen drassige weilanden, sloten en met riet omzoomde poelen elkaar af. Een paar vroege vogels scheren door de lucht. In de verte glinstert het water van de rivier. Een bleek voorjaarszonnetje breekt de wolkenlucht.
Het uitzicht vanuit de woonkamer van de familie Pierik is overweldigend. De boerderij, waar inmiddels de zesde generatie Pierik opgroeit, leunt tegen de smalle rivierdijk met de naam Cellemuiden, of zoals ze in Genemuiden zeggen: de boerendiek. De buurtschap is vernoemd naar een beekje dat in een grijs verleden uitmondde in de rivier.
Het voorjaar hangt in de lucht. Binnenkort scharrelen hier weer grutto’s en andere weidevogels rond, op zoek naar voedsel voor hun jongen. Het is een idyllisch plekje, waar Cor Pierik (53) zijn hart aan heeft verpand. Hij is er geboren en getogen. Als jong ventje zwierf hij door de uiterwaarden, op zoek naar vogelnestjes. Later pakte hij hard aan op de boerderij, totdat hij ging studeren. Maar na een langdurig verblijf in de Randstad keerde hij terug, samen met zijn vrouw Karin (56) en hun eerste twee kinderen. Nu wonen ze al weer achttien jaar „op Cellemuiden.”
Het vroegere bedrijfsgedeelte van de in 1952 gebouwde boerderij is ingrijpend verbouwd. Karin runt hier onder de naam ”boerendiekhuus” een bed and breakfast. Zij zwaait ook de scepter over een nieuw gebouwde groepsaccommodatie op het erf, ”boerenveidevogelhuus”. Cor is fulltime in dienst bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in Den Haag. Daarnaast verzorgt hij de veestapel: vijftig ooien met hun lammeren en vijftien Lakenvelder-koeien. Het lijkt een hobby, maar Pierik voelt zich boer in hart en nieren.
Waarom ging u terug naar Genemuiden?
„In 2000 moest mijn broer Gerrit, die hier melkveehouder was, land inleveren voor uitbreiding van het bedrijventerrein van Genemuiden. Hij is toen verhuisd naar de Noordoostpolder. Deze boerderij met het overgebleven land, dat hoofdzakelijk in de uiterwaarden ligt, zou verkocht worden. Toen hebben wij een niet zo rationele keuze gemaakt. Onze familie woont hier al zo lang en ik heb de natuur en het landschap altijd enorm kunnen waarderen, vooral de weidevogels. Voor mij gaf dat de doorslag, maar mijn vrouw had het er moeilijk mee. Zij was de stad gewend, ze wilde mensen om zich heen. Daarom maakten we een afspraak: we verhuizen naar de boerderij maar beginnen gelijk met een bed and breakfast om mensen op het erf te krijgen. We hebben hier tot nu toe 38 nationaliteiten ontvangen. Mijn vrouw vindt het geweldig om een paar dagen met gasten op te trekken.”
Hoe was u in de Randstad terechtgekomen?
„Het was in die tijd een ongeschreven regel dat de oudste zoon boer moest worden. Dat was Gerrit. Ik kon het beste leren, vonden mijn ouders. En zo ging ik na de havo naar de Hogere Landbouwschool in Dordrecht. Mijn vader had me liever naar Dronten zien gaan –dat is dichterbij– maar ik wilde de studierichting bedrijfskunde doen en die had je in Dronten nog niet. En ik vond het ook wel een mooie uitdaging om wat verder weg op kamers te wonen. Na mijn studie heb ik anderhalf jaar bij Unicef gewerkt. Dat was in het kader van vervangende militaire dienst.”
U wilde niet in dienst?
„Ik had daar niet zo’n uitgesproken opvatting over. Wel wilde ik een gesprek over wat er vast kan zitten aan oorlog voeren. Dat hebben ze gelijk opgevat als gewetensbezwaar. Ik zei dat ik twijfelde of ik wel in staat zou zijn om, als het erop aankomt, mensen dood te schieten. Dat kan ik heel lastig in overeenstemming brengen met het geloof en met de schepping van het leven. Ze dachten dat het met mij in dienst niet goed zou komen en legden me vervangende dienstplicht op.”
Hoe reageerde uw omgeving daar op?
„Sommigen waren furieus. Ik zou nooit meer een baan krijgen, dachten ze. Het was niet gemakkelijk, en dat terwijl ik van tevoren niet zoiets had van: ik wil dienstweigeren. Nog steeds denk ik dat ik mijn best wel zal doen om volk en vaderland te verdedigen als het ooit zo ver komt, maar dan liever geweldloos, zoals Gandhi deed (Indiase onafhankelijkheidsactivist, TR). Aan de andere kant, als hier een IS-terrorist op de stoep staat, moet ik waarschijnlijk wel uit een ander vaatje tappen.”
U vond het een uitdaging om in Dordrecht wat verder weg van Genemuiden te wonen. Wat bedoelt u daarmee?
„Ik ben opgegroeid in een gereformeerdebondsgemeente, onder ds. W. Pieters. Ik had moeite om me toe te eigenen dat de Heere Jezus ook voor mijn zonden gestorven is. Die ontdekking heb ik wel gedaan in mijn studententijd. De eerste twee jaar was ik het geloof een beetje kwijt geraakt, maar het derde jaar is dat veranderd. Ik was lid van de christelijke studentenvereniging Alpha, die nu Ichthus heet. Daar heb ik een goede tijd gehad.
Op een gegeven moment ben ik gaan kerken bij de baptistengemeente in Dordrecht, hoewel ik nog steeds lid was in Genemuiden. Later woonde ik in een studentenhuis in Den Haag. Daar heb ik mijn vrouw leren kennen. Zij kwam uit Ridderkerk. Ze was van huis uit gereformeerd, maar heeft haar geloof leren herontdekken in Taizé (een christelijke oecumenische gemeenschap in het Franse Taizé, TR). Ze heeft daar twee jaar gewoond, dat is een voedingsbodem geweest voor een rijk geloofsleven. Zelf ben ik er ook een keer of vier geweest, maar nooit langer dan een week. We zijn in 1993 getrouwd, in de Haagse Bethelkapel, waar een tijdje geleden die estafettedienst voor een Armeense familie werd gehouden. Dat was een Samen-Op-Weggemeente. In Genemuiden hebben we ons bij de gereformeerde kerk aangesloten.”
Heeft het leven in de stad u veranderd?
„Dat denk ik wel. In een grote stad kom je eerder mensen uit andere culturen tegen, of mensen met een ander geloof of een andere geaardheid. Als je daarmee in gesprek raakt, is het niet meer zo snel ”wij en zij”. Dan leer je gemakkelijker mensen respecteren. Je ontdekt dat mensen die anders in het leven staan dan jij ook integere intenties hebben. Ik heb dat als een verrijking ervaren. Onze Lieve Heer heeft veel schepselen en die hebben allemaal hun eigen identiteit, hun eigen karakter, hun eigen stokpaardjes soms ook. Ik twijfel niet zo vaak aan de beste bedoelingen van mensen.
De stad heeft ook een andere kant. Er is meer criminaliteit dan in een dorp, je wandelt minder veilig over straat. Ik denk dat er wel vijf fietsen van ons gestolen zijn. Daarom dachten we er al over na om te verhuizen, naar Moerkapelle of de Alblasserwaard bijvoorbeeld, zodat onze kinderen in een wat meer beschermde omgeving zouden opgroeien. En toen werd het Genemuiden.”
Hoe bent u bij het CBS in dienst gekomen?
„Na mijn tijd bij Unicef kwam ik als uitzendkracht bij het CBS. Ik moest een soort enquête in elkaar plakken. In het sollicitatiegesprek zei ik dat het me niet het meest uitdagende werk leek. Dat zei ik echt! Ik dacht dat ik nooit zou worden aangenomen, maar ze zeiden dat ik toch maar moest komen. Dat is bijna dertig jaar geleden. Ik begon als specialist landbouwtelling. Later ging ik ook woordvoering doen, op het gebied van landbouw en tegenwoordig ook milieu en energie. Mijn taak is dat ik voortdurend cijfers die beschikbaar komen in de gaten houd. Als ik er nieuwswaarde in zie, maak ik een tweet of een nieuwsbericht. Voor nieuwsartikelen overleg ik met een redacteur en een inhoudelijk specialist. Bij bepaalde onderwerpen weet ik dat ik veel gebeld word, soms krijg ik wel twintig journalisten aan de lijn. Maar bij andere nieuwsberichten hoor ik niks, dan is het kennelijk duidelijk geweest.”
Wat vond het CBS ervan dat u boer werd?
„In de ogen van mijn collega’s ben ik altijd al een soort boer geweest. Ik had vanaf het begin een binding met de landbouw en nog steeds halen ze mij erbij zodra er iets met landbouw speelt. Problemen heb ik er nooit mee gehad, of het moet zijn dat ze op een bepaald moment vonden dat er wat te veel landbouwberichten verschenen.
Het is een soort spagaat voor de organisatie: aan de ene kant is het een kans dat er binnenshuis landbouwkennis aanwezig is, aan de andere kant moet ik niet de LTO-man uithangen (LTO: belangenorganisatie van de land- en tuinbouw, TR).
In de loop van de jaren heb ik een stuk of zeven functies gehad. Tegenwoordig ben ik projectleider milieupublicaties, maar ik ben nog steeds minimaal negen uur per week beschikbaar voor woordvoeringstaken.”
U bent ook bestuurslid van de agrarische natuurvereniging Camperland. Waarom?
„Van die vereniging zijn 220 boeren uit deze omgeving lid. Samen proberen we de natuur te versterken en het landschap te behouden. De boeren kunnen daar via de vereniging subsidie voor krijgen. We leggen bijvoorbeeld waterpoeltjes aan voor weidevogels en laten struiken groeien waarin insecten en vogels kunnen nestelen.
Ik vind dat de landbouw niet zonder natuur kan en de natuur niet zonder landbouw. Heel Nederland heeft gezien dat het project met de Oostvaardersplassen een flop is geworden. Maar een goede integratie van landbouw en natuur kan geweldige resultaten opleveren. Het mooiste voorbeeld vind ik altijd de weidevogels.”
Maar daar gaat het toch slecht mee? En de landbouw krijgt vaak de schuld, terwijl boeren vossen en roofvogels als boosdoeners aanwijzen. Hoe denkt u daarover?
„Weidevogels zitten hier gelukkig nog volop. Wat die bedreigingen betreft, ik denk dat beide elementen een rol spelen. De intensivering van de landbouw en het ontstaan van monoculturen is niet goed voor vogels. Als het gras gemaaid wordt met een machine van 9 meter breed, zijn jonge weidevogels kansloos. Maar ook predatie is een heel belangrijke factor, al kan ik het niet kwantificeren. Ik heb vaak gezien dat er jonge grutto’s rondliepen en er een paar ooievaars kwamen overvliegen. Dan had je zo je best gedaan, nestjes beschermd, in je bedrijfsvoering allemaal dingen nagelaten en dan, hup, binnen drie minuten werden die vogeltjes opgegeten. Zoiets doet pijn.
Wat vaak vergeten wordt is dat Nederland in zeventig jaar een half miljoen hectare landbouwgrond is kwijtgeraakt. Daarmee is heel veel leefgebied voor weidevogels verloren gegaan. Dat kun je moeilijk in de schoenen van de boeren schuiven.
Mag je nog dromen hebben? Mijn vergezicht is dat in de hemel een ooievaar naast een gruttokuikentje loopt zonder het op te eten. Voor mij is dat een veel sterker beeld dan het lammetje en de leeuw die naast elkaar zullen leven.”
Hoe kijken boeren aan tegen u op uw positie bij het CBS?
„Ik denk dat veel boeren blij zijn dat er in Den Haag nog een paar mensen rondlopen die de sector van binnenuit kennen. Maar ik merk ook wel eens dat ze niet het achterste van hun tong laten zien, zo van: je weet nooit wat ermee gebeurt als je wat aan Cor vertelt. Er zijn natuurlijk onderwerpen die gevoelig liggen. Ik denk aan het recente nieuws over zwarte varkens. Volgens actiegroep Varkens in Nood zouden er in Nederland 2,3 miljoen ongeregistreerde varkens zijn. Ik kijk naar onze statistieken en kan dat aantal nergens terugvinden. Tegen journalisten zeg ik dan: Uit CBS-cijfers blijkt dat er al tien jaar lang in Nederland tussen de 12 en 12,5 miljoen varkens zijn; dat aantal komt uit de Landbouwtelling en wordt ondersteund door andere gegevens. Veel verder kan ik niet gaan. Ik mag analyseren maar ik mag niet aan duiding doen. Ik verkondig geen meningen namens het CBS. Het is in mijn werk zaak om zo dicht mogelijk bij de cijfers te blijven.”
En andersom? Voelt u zich bij het CBS wel eens gedrongen om de boeren te verdedigen?
„We publiceren soms statistieken waar ik niet zo blij van word. Bijvoorbeeld cijfers over vermogens. Er zijn in Nederland 112.000 mensen met een vermogen boven de 1 miljoen euro. Volgens de criteria van het CBS zijn dat miljonairs. Er zitten veel boeren bij. In de kranten verschijnen dan koppen als: 25.000 boeren zijn miljonair. Zo’n bericht suggereert dat die boeren veel geld op de plank hebben liggen, maar in werkelijkheid gaat het om dood kapitaal, om vermogen dat in grond en gebouwen zit. Ik vraag collega’s wel eens of we zo’n bericht niet anders kunnen formuleren. Dat zijn lastige dingen. Dan vinden ze soms dat ik te veel naar de belangen van de boeren kijk.
De inkomens in de landbouw zijn in feite treurig laag. Het inkomen van de meeste boeren blijft al jarenlang achter bij de ontwikkeling van de inkomens van de Nederlandse bevolking als geheel. Die plaatjes schuif ik op congressen met enige regelmatig naar voren. De kosten die boeren maken worden steeds hoger, maar de prijs voor hun producten stijgt niet in dezelfde mate mee. Eigenlijk zouden de prijzen voor melk, vlees, groente en fruit 10 tot 20 procent hoger moeten zijn.”
Toen u gevraagd werd voor dit interview zei u: Ik heb geen grensverleggende levensvisie, maar mijn toekomstdroom is een grote gemeente van Jezus Christus. Leg dat eens uit?
„Het geloof in Jezus Christus is een verrijking in mijn leven. Geloven kun je moeilijk alleen. Als je samen verbinding zoekt en geloofservaringen deelt, kun je ook samen toewerken naar een mooie toekomst. Dan denk ik weer aan die ooievaar en dat gruttokuiken, maar we moeten hier op aarde al stappen zetten. Ik heb genuanceerd leren denken over mensen die anders denken dan ik. Het is zelden zwart-wit. Het kruis is in dit verband een mooi symbool. Dat heeft een horizontale en een verticale balk, en die zijn met elkaar verbonden. Het gaat om de eer van God, maar het betekent ook dat je Gods stem hoort en deelt met je medemens, dat je geloofservaringen deelt en de verbinding met elkaar zoekt.”
Cor Pierik
Cornelis Roeland Pierik wordt op 13 maart 1965 geboren in Genemuiden. Hij studeert bedrijfskunde aan de Hogere Landbouwschool in Dordrecht. Zijn vervangende dienstplicht vervult hij bij Unicef. In 1989 treedt hij in dienst bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Pierik trouwt in 1993 met Adriana Rijsdijk (1962). In 2000 verhuist het gezin naar de ouderlijke boerderij in Genemuiden. Het echtpaar heeft vier kinderen, van wie de oudste dochter inmiddels is getrouwd. Ze zijn lid van de gereformeerde kerk van Genemuiden.