De Participatiewet is bedoeld als vangnet. Maar de regels zijn zo ingewikkeld dat je zomaar in de schulden kunt komen. Mensen in de bijstand gaan van loket naar loket, vaak met de handen in het haar. Wat gaat er mis als je hbo moet hebben gedaan om een formulier in te kunnen vullen? En is er een oplossing?
Het zal je gebeuren: na jaren in de bijstand te hebben gezeten, krijg je eindelijk weer werk. Weliswaar niet fulltime, maar toch. Na enkele maanden kom je er achter dat de gemeente honderden euro’s terugvordert omdat je te veel hebt verdiend en onterecht toeslagen hebt gekregen. Dacht je uit de problemen te zijn en dan nu dit.
De overheid voerde op 1 januari 2015 de Participatiewet in. Bedoeld als één regeling in plaats van het voorgaande stelsel van Wet werk en bijstand (WWB), Wet sociale werkvoorziening (WSW) en Wajong. Het eerste doel van de nieuwe wet is bezuinigen. Het tweede doel is om zoveel mogelijk mensen die ook maar enigszins kunnen werken, aan een baan te helpen. Bij voorkeur betaald werk. Daarnaast regelt de wet een uitkering voor mensen die niet (meer) in staat zijn om zelf in hun levensonderhoud te voorzien.
Tot zover de theorie. De praktijk is heel anders. Veel gemeenten redden het niet om mensen die onder de Participatiewet vallen, op een goede manier te helpen. Dat blijkt onder meer uit de ”Landkaart van de Participatiewet”, een eind vorig jaar gepubliceerd onderzoek van onafhankelijk adviesbureau Berenschot. Met de komst van de Participatiewet zijn gemeenten verantwoordelijk geworden voor vijf subgroepen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. En dat blijkt soms complexe situaties tot gevolg te hebben.
Zo complex, dat mensen er niet meer uitkomen en onschuldig in de schulden komen, stelt Peter Kamp, juridisch adviseur van Frankhuis en Twistvliet in Zwolle. Hij heeft meerdere rechtszaken gevoerd voor klanten waarvoor dat geldt. En nog steeds heeft hij lopende zaken onder zijn beheer. „Het gaat om mensen die graag willen werken, maar het systeem werkt hen tegen. Sommige gemeenten weten absoluut niet hoe de wet in elkaar zit.”
Klungelwerk
Hij pakt er een dikke map bij. Het is een zaak van een cliënt die door een verschil tussen bruto en netto uitkeringen iets boven de wettelijk toegestane inkomensnorm uitkwam en pas maanden later in de gaten had dat hij gekort werd op een van de vele toeslagen. Gevolg: een vordering van honderden euro’s. Geld dat er niet is. „En zo kwam deze persoon onschuldig in de schulden.”
Een van de meest in het oog springende problemen is dat inkomsten en uitgaven niet op elkaar zijn afgestemd. De ene instantie stort geld op de tiende van de maand, de volgende op de twintigste. Vaste lasten, zoals huur, worden vaak de eerste van de maand afgeschreven. Mensen in de bijstand –niet zelden kwetsbaren in de samenleving die moeite hebben met het beheer van financiën– kunnen zomaar tekortkomen aan het einde van de maand. „Waarom stemmen gemeenten dat niet af?”, vraagt Kamp zich af. „We komen zoveel klungelwerk tegen.”
CDA-Tweede Kamerlid René Peters herkent het probleem. „Persoonlijk vind ik het heel frustrerend dat we dit niet goed kunnen regelen. In een debat heb ik onlangs gezegd dat we met de Participatiewet een mooie middenklasser hebben opgetuigd. Maar in de uitvoering rijden we in een oude Lada op lpg in z’n eerste versnelling.
Een voorbeeld: technisch is het mogelijk alles op de twintigste van de maand binnen te laten komen en diezelfde dag ’s avonds alle vaste lasten te laten afschrijven. Daar moeten mensen wel mee geholpen worden; zelf kunnen ze het niet.”
Hopeloos vast
Het stelsel aan sociale voorzieningen is zo complex geworden, dat je volgens Peters minimaal hbo gedaan moet hebben om nog in de bijstand te mógen komen, omdat je anders geen snars begrijpt van de regels. „Op papier klopt het allemaal, maar in de praktijk lopen mensen er hopeloos in vast. Alles heeft met alles te maken en overal is weer een ander loket voor.”
De voormalig wethouder uit Oss is voorzitter van de werkgroep armoede van het landelijk CDA en van de Tweede Kamer. Mede daarom komt hij regelmatig met mensen uit de bijstand in gesprek. Zo ook enige tijd geleden. „Raad eens met hoevel mensen we aan tafel zaten, naast het echtpaar waar het om ging? Met dertig mensen. Der-tig! De één voor de bijstand, de ander voor werk en inkomen, weer een ander voor schuldsanering. Enzovoort.”
De uitvoering van deze „ambitieuze” wet komt onvoldoende op gang, signaleert ook Martin Heekelaar van adviesbureau Berenschot. „Gemeenten moeten hun dienstverlening richting burgers nu zelf invullen. Daarnaast zorgt de Participatiewet voor een grotere doelgroep.”
Tot nu toe zijn de meeste gemeenten fors achtergebleven, aldus Heekelaar. „Er is versnelling nodig. Tegelijk zeg ik: de opgave die gemeenten hebben, is enorm. Het heeft tijd nodig. Hoeveel? Dat is een terechte, maar tegelijk moeilijke vraag. Misschien moet de druk opgevoerd worden.”
Het probleem
Een van de oorzaken voor de problemen rond de uitvoering van de Participatiewet, is dat sinds de invoering ervan gemeenten verantwoordelijk zijn geworden voor vijf in plaats van drie subgroepen. Dat is voor veel ambtenaren ‘even’ wennen.
Om welke groepen het gaat? Mensen in de bijstand vormen de eerste categorie. Dat was zo en dat blijft zo. In de tweede groep zit een steeds kleiner wordend aantal mensen met een nog steeds geldende WSW-indicatie. Zij hebben recht op een plek in bijvoorbeeld een sociale werkplaats. De WSW wordt deels vervangen door de nieuwe doelgroep ”beschut”: groep drie. Het gaat om mensen met een arbeidsbeperking die wel kunnen werken, maar niet aan de slag kunnen bij een reguliere werkgever.
Daarnaast wordt de bestaande groep WSW vervangen door de zogeheten groep ”begeleiding regulier”: de vierde groep. Deze mensen kunnen met ondersteuning –loonkostensubsidie of jobcoaching– aan de slag bij reguliere werkgevers. Al met al zullen de aantallen van groep drie en vier gelijk zijn aan de oude groep twee. Op termijn zal de oude WSW-groep verdwijnen, maar er komen er dus twee voor in de plaats. Nu hebben ambtenaren dus met drie verschillende groeppen te maken, met alle gevolgen van dien.
Alsof dat nog niet genoeg is, kwam er in 2015 een vijfde groep bij. Het zijn de mensen die volledig en voor het leven arbeidsongeschikt zijn en voor 2015 een uitkering kregen op basis van de Wajong. Het aantal in deze groep neemt snel toe.
In totaal gaat het om zo’n 460.000 mensen. Dat worden er richting 2050 zo’n 600.000 bij gelijkblijvende omstandigheden, verwacht adviesbureau Berenschot.
Volgens juridisch adviseur Peter Kamp is er nog een belangrijke oorzaak aan te wijzen. „Veel gemeenten overzien het niet meer en hebben generalisten op plekken waar specialisten zouden moeten zitten. Mensen met een arbeidsbeperking moet je anders behandelen dan mensen die wel kunnen werken maar andere sociale problemen hebben.”
Daarnaast stelt Kamp dat de Participatiewet „een wet is voor gehandicapten waar ook gezonde mensen onder vallen.” „Veel van mijn cliënten die in de bijstand zitten, zijn hoger opgeleid, hebben levenservaring en kennis. Ze zijn zeker niet gehandicapt. Sommigen zijn laatbloeiers. Waarom mogen deze mensen niet naar school om een diploma te halen? Gemeenten bieden dat niet aan als je een uitkering hebt.”
CDA-Tweede Kamerlid Peters ziet het iets genuanceerder. „De geest van de wet is: mensen aan het werk helpen. Zo bezien is er niet zo veel mis met de Participatiewet. Helaas gaat het in de uitvoering vaak om de vraag hoe je iemand zo snel mogelijk uit een uitkering duwt. Tja, dan gebeuren er ongelukken. Bijvoorbeeld als het UWV iemand zzp’er maakt, terwijl die persoon geen idee heeft hoe hij een factuur moet maken.”
Gemeenten hebben op termijn ook te weinig geld om de wet goed uit te voeren, stelt Martin Heekelaar van Berenschot. „Per WSW’er was er circa 26.000 euro beschikbaar. Voor de nieuwe doelgroepen met een arbeidsbeperking is dat gemiddeld 16.000 euro. Dáár zit een groot deel van de uitdaging waar gemeenten voor staan.”
Deskundigen hebben nog een advies: stop het geld uit Den Haag niet in één grote pot, maar label de financiën naar doelgroep.
Oorzaken
Als je de Participatiewet goed interpreteert, kun je er wel mee vooruit, aldus CDA-Tweede Kamerlid René Peters. Maar dan is er volgens hem wel een belangrijke voorwaarde. „Kijk naar de mens. Waarom gedraagt die zich op een bepaalde manier? Probeer daar achter te komen. Wat mij betreft moet ieder mens op eigen benen kunnen.”
De CDA’er vindt het onacceptabel dat mensen als kostenposten worden gezien. Hij pakt een stuk papier en potlood en tekent een kwadrant. Daarin schrijft hij vier categorieën mensen in de bijstand in relatie tot werk. Peters somt op. „Zij die kunnen en willen, zij die wel kunnen maar niet willen, zij die niet willen maar wel kunnen en zij die niet willen en ook niet kunnen. Zes op de tien vallen in de laatste groep.”
Als mensen niet willen werken, houdt het wel een beetje op voor gemeente, toch? Peters schudt zijn hoofd. „Kijk eerst eens waarom iemand niet wil, in plaats van steeds maar dreigen met het korten van uitkeringen en dat soort geklier. Daar help je mensen niet mee. De financiën op orde brengen, dáár help je mee. Stuur ze niet van het kastje naar de muur.”
Oplossingen
Concrete oplossingen vanuit het kabinet zijn in de maak, verzekert het Tweede Kamerlid. Zo is het binnenkort afgelopen met het stapelen van boetes: mensen een nog hogere boete geven als ze een boete niet kunnen betalen. Ook de zogeheten beslagvrije voet –in welke mate er beslag mag worden gelegd op het inkomen– wordt verscherpt.
Juridisch adviseur Peter Kamp zou er een lief ding voor overhebben als wordt geregeld dat het moment van inkomsten en uitgaven op elkaar worden afgestemd. Voor sommige gemeenten heeft hij geen goed woord over. „Ik zal geen plaatsen noemen, maar het zou goed zijn als er meer transparantie komt in de geldstromen. Er zit een financiële prikkel voor gemeenten in dit stelsel die volgens mij niet gezond is.”
Als voorbeeld noemt hij een zogeheten werktraject om iemand uit de bijstand aan een baan te helpen. „Ze melden iemand aan bij Work Fast, maar na enkele dagen blijkt dat de persoon in kwestie dit helemaal niet ziet zitten. Ze melden hem weer af en kunnen 5000 euro als kosten opschrijven. Zulke dingen kunnen voorkomen worden door goed te luisteren. Maar ja, als je op deze manier geld uit Den Haag kunt loskrijgen, is dat natuurlijk heel verleidelijk.”
Dit is volgens Martin Heekelaar, onderzoeker bij adviesbureau Berenschot, te kort door de bocht. „Het ministerie is van goede wil en zijn er echt niet op uit om meer bureaucratie te scheppen. Het vervelende is echter dat de gemeentelijke politiek meestal pas begint te bewegen als er druk op de ketel komt en als er problemen ontstaan.”
Daarom pleit hij voor meer stimulans vanuit de landelijke overheid richting gemeenten. „Zelf ben ik voor prestatielijstjes. Zet maar op een rij welke gemeenten veel mensen met een beperking aan de slag helpen en welke gemeenten weinig.”
Peters is niet direct voor lijstjes. „Het is niet zo moeilijk om zoveel mogelijk mensen uit de bijstand te werken. Als dat het criterium wordt, voorzie ik nog grotere problemen.”