De zes cellosuites van Bach reizen al decennialang met Lucia Swarts (60) mee. Toch duurde het lang voordat de bekende musicus haar visie op deze voor cellisten zo belangrijke muziek op cd liet vastleggen. Eind vorig jaar was het zover. „Ik heb ervan genoten.”
Ze kon het stuk spelen, maar begreep nog weinig van het verhaal achter de noten. Lucia Swarts was 15 toen ze haar tanden in de prelude van diens eerste cellosuite zette. Dat ze als cellist haar brood zou gaan verdienen, lag destijds niet voor de hand. „Ik had les op de muziekschool in Hoogeveen. Door de vele wisselingen van docenten had ik geen zin meer in de cellolessen. Wel bleef ik pianoles houden. Toen iemand mij op de Tsjechische cellist Jiri Prchal attendeerde, durfde ik het weer aan. Hij bleek een uitstekend pedagoog te zijn.”
Aanvankelijk wilde Swarts naar de sportacademie, maar ze kwam niet door de medische keuring. „Prchal zei toen dat het conservatorium een goed alternatief kon zijn. Dan moest ik wel harder gaan studeren. Naast de wekelijkse les op de muziekschool ging ik daarom elke vrijdag naar hem toe in Leeuwarden en werkten we de hele middag. Ik heb toelatingsexamen in Groningen gedaan en ben enkele jaren later naar het Koninklijk Conservatorium in Den Haag gegaan.”
Swarts is sinds 1983 eerste celliste in het barokorkest van de Nederlandse Bachvereniging. Daarnaast speelt ze onder andere in de Residentie Bach Ensembles en het Apollo Ensemble. Van 1983 tot 2017 was ze lid van het Asko|Schönberg Ensemble.
Swarts geeft ook soloconcerten en maakte diverse solo-cd’s. In maart kwam een dubbel-cd met de zes cellosuites van Johann Sebastian Bach uit. Grote cellisten als Mstislav Rostropovitsj, Anner Bijlsma, Heinrich Schiff en Pieter Wispelwey gingen haar voor.
Swarts is hoofdvakdocente moderne cello en barokcello aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Ook heeft ze de jong talentklas van dit conservatorium onder haar hoede.
Hoe spreekt u aan in de cello?
„Na de lessen algemene muzikale vorming op de muziekschool mocht ik een instrument kiezen. Er hingen in het leslokaal platen van allerlei muziekinstrumenten. Ik vond de cello er indrukwekkend uitzien en koos voor dat strijkinstrument, zonder gehoord te hebben hoe het klonk. Spijt van die keus heb ik nooit gehad. Ik ben zelf groot en meet graag mijn krachten met zo’n fors instrument. Je kunt de klank van een cello eindeloos boetseren en ik geniet ook enorm van de zangerigheid.”
Hoe raakte u betrokken bij de Nederlandse Bachvereniging?
„Jos van Veldhoven, die in 1983 aantrad als leider van de Nederlandse Bachvereniging, moest een nieuw koor en orkest vormen en kende mij. Ik ben er nooit meer weggegaan. Mooier werk dan spelen bij de Nederlandse Bachvereniging bestaat er niet. Ik heb daar zoveel geluksmomenten gehad tijdens het spelen van vooral Bach.
Naarmate ik ouder word, ga ik zijn composities steeds meer waarderen. Ik zal er nooit op uitgekeken raken. Het is onbegrijpelijk dat een mens muziek van zo’n grote schoonheid heeft geschreven.”
De uitvoeringen van de Matthäus Passion komen er weer aan.
„Ik denk dat ik die compositie al zo’n 400 keer heb uitgevoerd, maar de Matthäus Passion verveelt nooit. Zodra de eerste noten hebben geklonken, neemt de muziek mij mee. De koralen spreken mij bijzonder aan. Mede dankzij mijn christelijke opvoeding, denk ik. Ik ervaar ze ook als rustmomenten. Het verhaal staat even stil en als cellist kan ik even opgaan in het spel van het orkest.”
Waarom hebt u zo lang gewacht met het opnemen van Bachs suites?
„De wens om ze op te nemen was er wel, maar ik heb mij eerst gebogen over muziek van onder anderen Vivaldi, Saint-Saëns, Busoni en Boccherini. Toen onze twee dochters uit huis gingen, was er weer meer tijd voor verdieping en kwam het opnemen van Bachs suites serieus in beeld.”
Hoe hebt u zich voorbereid?
„De afgelopen maanden ging al mijn vrije tijd op aan het studeren van de suites. Nee, dat was absoluut geen straf. Mijn man heeft geesteswetenschappen en fagot gestudeerd. Ik heb vaak voor hem gespeeld. Zijn commentaar snijdt altijd hout. Af en toe bezoek ik mijn vroegere conservatoriumdocent Anner Bijlsma (85). Toen hij hoorde van mijn Bachproject vroeg hij of ik mijn cello meenam. Twee middagen hebben we ons over de suites gebogen. Ik vond dat enorm inspirerend. Het was ook heerlijk om in oude handschriften van deze muziek te duiken. Daarnaast heb ik mij grondig in de 18e-eeuwse dansen verdiept.”
Die kennis is onmisbaar?
„Bijna alle barokmuziek is dansmuziek, ook de delen van Bachsuites. Zo is een allemande een statige dans, heeft een courante iets van rennen in zich en vormt een sarabande een rustpunt. Zonder goede kennis daarvan sla je de plank mis. Luisteraars moeten kunnen horen dat je geen lied, maar een dans speelt. Ook moeten de maat- en toonsoort van een stuk duidelijk worden.
De toonsoort zegt veel over de sfeer. Suite 1, in G is vertellend. Suite 2 in d een beetje droevig, maar ook groots. Suite 3 in C opgewekt en feestelijk. In nummer 4 in Es klinken heftige emoties door. Suite 5 in c is triest en lieflijk. Nummer 6 in D staat als feestelijk en strijdvaardig te boek.”
Welke suite ligt u na aan het hart?
„Ik vind ze allemaal prachtig. Als ik moet kiezen, kom ik bij de lieflijke en droevige vijfde uit. Ik ben volgens mij de eerste cellist die dit werk op een zogeheten ”basse de violon” heb opgenomen. Zo’n grote cello werd tot de tweede helft van de 17e eeuw gebouwd en de donkere kleuren ervan passen prachtig bij de vijfde suite. Na die tijd werden cello’s kleiner en makkelijker bespeelbaar.”
Welk stuk kostte u extra zweetdruppels?
„De prelude uit de vierde suite. Het is enorm lastig om de grote grepen in de linkerhand zuiver te krijgen. Daar zag ik best tegenop, maar gelukkig ging dit heel goed tijdens de opname.”
Speelt u Bach anders dan dertig jaar geleden?
„De muziek heeft meer verdieping, meer lading gekregen. En ik ben veel rustiger geworden. Ik speelde vroeger onstuimiger en weet nog dat mijn pianoleraar van de muziekschool in mijn lesboekje schreef: „Heb geen haast, Lucia. Het leven is hopelijk nog lang.””
Wat gebeurt er met u als u speelt?
„Ik reageer op de klank en op eerdere delen van de suites. Daardoor ontstaat iets wat je van tevoren niet helemaal kunt plannen. Een cd-opname is daarom niet meer en minder dan een momentopname. Als het goed is, vertelt elke cellist zijn eigen verhaal en legt hij iets van zijn eigen gevoel in de muziek. Toch moet het ritme als hartslag van een stuk hoorbaar blijven en mag het gevoel bij Bach nooit de overhand krijgen.”
Bach – Six Suites for Violoncello Solo, BWV 1007-1012 – Lucia Swarts; Challenge Classics (CC72784); 2-cd; € 24,99.