Kinderen zitten vast op scholen. Politieauto’s jagen door de stad. Moskeegangers blijven achter in ontreddering. De aanslag, waarbij drie doden vielen, hield maandag Utrecht in een wurggreep.
Verwoed zuigen mannen bij de Turkse moskee woensdagavond aan hun sigaretten. Het donker is gedaald over de Utrechtse wijk Kanaleneiland. Aan de rand van die wijk schoot de 37-jarige Turk Gökmen T. nabij een tram drie mensen dood.
„Die afgedwaalde man was ziek in zijn hoofd”, zegt een Turkse dertiger voor de moskee. „Schandalig dat die junk onschuldige mensen doodschiet”, zegt de klusjesman. Hij vermoedt dat T. werd gedreven door eerwraak. „In Turkse kring komt eerwraak zeker voor. Misschien bij één op de duizend of de tienduizend mannen.” Als je grote problemen hebt met je vrouw of vriendin, dan ga je toch geen dood en verderf zaaien, gebaart de Turkse klusjesman. „Ik lig ook in een echtscheiding, maar ga echt mijn vrouw niet doodschieten.”
Al even verontwaardigd reageert een oudere moskeeganger een paar honderd meter verderop in Kanalaneiland, een goeddeels allochtone buurt die meer dan eens negatief in het nieuws is. In een lang gewaad is hij op weg naar de Marokkaanse moskee. „Je gaat toch geen onschuldige mensen vermoorden?” Een jongere man naast hem knikt instemmend. „In de moskee zullen smeekbedes voor de slachtoffers worden opgezonden.”
Spanning
Utrecht staat maandag rond de middag bol van de spanning. De hoofdverdachte van de aanslag op het 24 Oktoberplein is dan nog voortvluchtig. Tal van gebouwen, zoals moskeeën, kerken en scholen, gaan op slot. Straten worden afgezet, politieauto’s scheuren rond, helikopters cirkelen boven de stad. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) kondigt het hoogste dreigingsniveau af, niveau 5.
Buiten adem komt Linda rond drie uur een hotel binnen. Ze moest vanaf Centraal Station lopend richting Kanaleneiland, omdat vanwege terreurdreiging geen openbaar vervoer rijdt. ,,Al had ik tien kilometer moeten lopen, dat is niet erg. Ik heb vooral te doen met de slachtoffers. Dat is wat telt.”
Doden
Bij de Ulu Moskee, het grootste islamitische bedehuis in Utrecht, treft Ali een dichte deur. Hij had willen bidden. De jonge Syriër uit Aleppo, sinds tweeënhalf jaar in Nederland, is door het ROC naar huis gestuurd. De aanslag bij de tram doet hem denken aan gruweldaden in de Syrische stad Aleppo. „Ik heb daar heel wat doden door terreur gezien.”
Bij de moskee ontstaat een opstootje. Het zint een in donker geklede man met zwarte baard niet dat een zegsman van de moskee in gesprek gaat met een Telegraaf-verslaggever. „Het is een schande dat je met de Telegraaf spreekt. Die gasten van die krant veroorzaken oorlogen. Het zijn de meest zionistische mensen die maar bestaan in Nederland.”
Klazien de Groot, die op steenworp afstand van de plek van de aanslag woont, zag traumahelikopters landen. Kleinkinderen uit het buitenland hingen aan de lijn. Hoe gaat het met oma? „Ik doe voorzichtig. Ik heb de bombardementen op Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Dan word je misschien wat nuchter.”
Het lijkt erop dat Gökmen T. –ook– handelde uit eerwraak. „In- en intriest dat zo’n gevaarlijke gek zo veel onschuldigen vermoordt”, vertolkt een 58-jarige vrouw bij een politieafzetting het gevoel van de Utrechters. „Zo veel trampassagiers zullen hun onbevangenheid hebben verloren.”
In het lantaarnlicht richt de wereldpers maandagavond de camera’s op de gele tram. De Domstad kijkt terug op een gitzwarte dag.
Getuige Molenaar: Het leek op afrekening
„Ik heb veel geluk gehad,” zegt Daan Molenaar. Hij was getuige van de schietpartij maandag op het 24 Oktoberplein in Utrecht.
Molenaar zat in hetzelfde voertuig als verdachte Gökmen T., weliswaar niet in dezelfde coupé.
Toen de tram vol in de remmen ging, hoorde Molenaar schoten. Hij sprong het voertuig uit en kreeg de schrik van zijn leven. „Ik zag dat een vrouw werd weggesleept en dat de dader doelgericht schoot. Alsof het een gerichte afrekening was. Het leek erop dat de de man boos was.”
Molenaar sloeg hij met een groepje anderen op de vlucht. „Ik heb honderden meters gerend, de weg over, de bosjes in, langs flats.”
De jongeman, werkzaam bij de Evangelische Omroep, kijkt terug op een veelbewogen maandag. Zijn vrouw, zwanger van een tweede kindje, „zat te trillen” toen ze het nieuws hoorde. „Zoiets verwacht je niet op een doordeweekse dag.”